ECLI:NL:RBSHE:2008:BG5408

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845117-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloosheid bij verkeersongeluk met dodelijke afloop

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 1 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeluk op 17 februari 2007 te Liempde, gemeente Boxtel. De verdachte, die als passagier in de auto zat, heeft opzettelijk aan het stuur getrokken terwijl de auto met hoge snelheid over de Rijksweg A2 reed. Dit leidde tot een ongeval waarbij de bestuurder, [slachtoffer], om het leven kwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank oordeelde dat er niet wettig en overtuigend bewijs was voor opzet van de verdachte op het overlijden van het slachtoffer, en sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde moord. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gehandeld door zonder verkeersnoodzaak aan het stuur te trekken, wat leidde tot het fatale ongeval. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte voor 3 jaar de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het verlies van zijn levenspartner door het ongeval, en de conclusies van een psychologisch rapport dat de impulsiviteit van de verdachte beschreef. De uitspraak benadrukt de ernst van roekeloos rijgedrag en de gevolgen daarvan voor zowel de dader als de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845117-07
Datum uitspraak: 01 december 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonplaats], [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 november 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 oktober 2008.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 17 november 2008 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat (een kopie van de vordering tot wijziging is aangehecht):
hij op of omstreeks 17 februari 2007 te Liempde, gemeente Boxtel, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet terwijl verdachte (als passagier) naast die [slachtoffer] (als bestuurder) in een personenauto zat een (fikse) ruk aan het stuur heeft gegeven terwijl hij/zij met hoge, althans aanmerkelijke snelheid op de Rijksweg A2 reed/reden, waardoor de auto is gaan slingeren en vervolgens tegen een boom is gebotst, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
[artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 februari 2007 te Liempde, gemeente Boxtel als verkeersdeelnemer, namelijk als passagier/bijrijder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Rijksweg A2, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te handelen als volgt:
verdachte heeft als passagier/bijrijder van een door [slachtoffer] bestuurd motorrijtuig - rijdende op de Rijksweg A2 met hoge snelheid, althans met een aanmerkelijke snelheid - aan het stuur gedraaid/getrokken, waardoor het motorrijtuig in een slip is geraakt en/of is gaan tollen en/of draaien en/of (vervolgens) via een afrit (naar een tankstation), de berm is ingereden/ingedraaid en/of (vervolgens) tegen een in de berm staande boom is gebotst, waardoor een ander (de bestuurder genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
[artikel 6 Wegenverkeerswet 1994]
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet had, ook niet in voorwaardelijke vorm, op het overlijden van het slachtoffer zoals aan verdachte primair is tenlastegelegd. De verdachte behoort te worden vrijgesproken van het onder primair tenlastegelegde.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 17 februari 2007 heeft op de Rijksweg A2 te Liempde, gemeente Boxtel, een eenzijdig ongeval plaatsgevonden, waarbij een personenauto tegen een boom is gebotst.1 De bestuurder van deze auto, [slachtoffer], is ten gevolge van dit ongeval overleden2. Verdachte zat ten tijde van het ongeval als passagier op de stoel naast de bestuurder3.
Het standpunt van de officier van justitie.
Er dient vrijspraak te volgen voor het primair tenlastegelegde. Het subsidiair tenlastegelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen, met dien verstande dat verdachte roekeloos heeft gehandeld door aan het stuur te trekken van de auto waarin hij op dat moment als passagier zat. De auto reed op een snelweg met een snelheid van waarschijnlijk 130 km/uur. Door deze handeling van verdachte is de auto in een slip geraakt en tegen een boom gebotst. Als gevolg hiervan is [slachtoffer] overleden. Uit het verrichte onderzoek is geen andere oorzaak van het ongeluk naar voren gekomen. Het voertuig kende geen gebreken en ook de omstandigheden op de weg waren normaal.
Het sporenbeeld laat een scherpe beweging naar rechts zien, hetgeen overeenstemt met de verklaring van verdachte ter zitting dat hij een stuurbeweging naar rechts maakte en dacht dat hij op die manier de auto op de afrit kon manoeuvreren.
Een eventuele stuurcorrectie door het slachtoffer, nadat verdachte aan het stuur had getrokken, doet niets af aan het verwijt dat aan verdachte kan worden gemaakt. Verdachte heeft door onverhoeds aan het stuur te trekken een keten van gebeurtenissen in werking gesteld die hebben geleid tot het overlijden van het slachtoffer.
Het standpunt van de verdediging.
Er dient vrijspraak te volgen voor het primair tenlastegelegde. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde bevat het dossier een aantal onduidelijkheden die aan een veroordeling in de weg staan. Het proces-verbaal verkeersongevalanalyse gaat in het geheel niet in op de verklaringen die de getuigen en verdachte hebben afgelegd. Het valt niet uit te sluiten dat het ongeval is veroorzaakt door een stuurcorrectie die het slachtoffer heeft gemaakt. De verbalisant die het proces-verbaal verkeersongevalanalyse heeft opgemaakt, moet om een aanvullende verklaring hierover worden gevraagd, zodat kan worden vastgesteld in hoeverre het slachtoffer zelf schuld heeft aan het ontstaan van het ongeval. Hiervoor is van belang om vast te stellen hoe de auto is gedraaid. Als de auto rechtsom is gedraaid dan komt dit door de stuurbeweging van verdachte. Als de auto linksom is gedraaid dan komt dit door de stuurbeweging van het slachtoffer. Verdachte moet op basis van het huidige dossier worden vrijgesproken omdat er mogelijk sprake is van een grote mate van eigen schuld bij het slachtoffer.
Subsidiair is het ook maar de vraag of de stuurbeweging die verdachte maakte roekeloos was. Voordat verdachte het stuur vastpakte, hadden verdachte en het slachtoffer ruzie. Verdachte moest dringend naar het toilet. Het slachtoffer nam wraak op verdachte door niet naar het tankstation te rijden. Er was geen sprake van rukken of trekken aan het stuur. Verdachte wilde slechts aan zijn vriend duidelijk maken dat hij de afrit moest nemen. Verdachte heeft niet stilgestaan bij de kans dat er een ongeluk zou gebeuren. Als het slachtoffer geen corrigerende stuurbeweging had gemaakt, was er wellicht ook niets gebeurd. Het slachtoffer maakte deze stuurcorrectie bovendien omdat hij verdachte niet zijn zin wilde geven. Er was geen sprake van een schrikreactie op de stuurbeweging van verdachte. Hooguit kan er sprake zijn van onoplettendheid bij verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Oorzaak van het ongeval.
De rechtbank leidt uit het sporenbeeld, de verklaring van verdachte en de verklaringen van de getuigen die verdachte kort na het ongeval hebben waargenomen het navolgende af.
Verdachte heeft vanaf de bijrijdersplaats uit irritatie4 over de weigering van [slachtoffer] om te stoppen en dus zonder enige verkeerstechnische noodzaak getrokken aan het stuur van de auto, terwijl deze reed met een snelheid van meer dan 100 km per uur. Verdachte heeft vooraf niet tegen de bestuurder gezegd dat hij aan het stuur zou trekken, zodat deze handeling voor de bestuurder als een volledige verrassing moet zijn gekomen.
Uit de sporen op het wegdek5 komt naar voren dat de auto eerst tamelijk scherp naar rechts is gereden en daarbij aanvankelijk in een rechte lijn slipte/gleed. De bestuurder heeft tegengestuurd, zo verklaart verdachte6. Een dergelijke handeling is ook logisch, gelet op de richting waarin de auto op dat moment reed. Zonder tegensturen zou de auto eerder dan nu het geval was in de met bomen beplante berm terecht zijn gekomen. Uit het verdere sporenbeeld volgt dat de auto, die aanvankelijk in een rechte lijn slipte korte tijd na het tegensturen aan het tollen/draaien is gegaan en aansluitend met een hoge snelheid tegen een boom is gebotst7.
Getuigen verklaren allen dat verdachte toen en daar verklaarde dat het ongeval was veroorzaakt doordat hij, verdachte, aan het stuur had getrokken8. In het aangetroffen sporenbeeld ziet de rechtbank geen aanwijzingen dat sprake is geweest van een overmatige tegenstuur manoeuvre die op zichzelf heeft geleid tot het ongeval.
Gelet op het bovenstaande oordeel omtrent de oorzaak van het ongeval acht de rechtbank het (verkeers)technisch proces-verbaal helder en logisch, zodat er geen reden aanwezig is om de verbalisant nader te horen of ander (nader) onderzoek uit te (laten) voeren.
Mate van schuld.
Het verwijt dat verdachte wordt gemaakt bestaat eruit dat hij als passagier zonder verkeersnoodzaak en zonder voorafgaande waarschuwing aan of overleg met de bestuurder aan het stuur heeft getrokken van de auto, terwijl die reed met een snelheid van meer dan 100 km per uur. Dat handelen van verdachte leidde ertoe dat de auto sterk naar rechts, in de richting van de berm reed, waarbij het inzetten van een tegensturende beweging door de bestuurder op zichzelf geboden was. De rechtbank ziet om deze reden dan ook geen enkele aanwijzing voor medeschuld van het slachtoffer.
Gelet op de snelheid waarmee de auto reed, was het voorzienbaar dat een onverwachte ruk aan het stuur zou leiden tot een zeer gevaarlijke verkeerssituatie. De rechtbank is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat verdachte roekeloos heeft gehandeld.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 17 februari 2007 te Liempde, gemeente Boxtel als verkeersdeelnemer, namelijk als passagier/bijrijder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Rijksweg A2, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos te handelen als volgt:
verdachte heeft als passagier/bijrijder van een door [slachtoffer] bestuurd motorrijtuig - rijdende op de Rijksweg A2 met hoge snelheid- aan het stuur getrokken, waardoor het motorrijtuig in een slip is geraakt en is gaan tollen en/of draaien en vervolgens via een afrit naar een tankstation de berm is ingereden/ingedraaid en vervolgens tegen een in de
berm staande boom is gebotst, waardoor een ander (de bestuurder genaamd [slachtoffer]) werd gedood.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175, 179.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie rekwireert tot vrijspraak voor het primair tenlastegelegde en
eist voor het subsidiair tenlastegelegde:
- een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een poliklinische behandeling;
- ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder
begrepen) voor de duur van 3 jaar.
Bij het formuleren van de eis is enerzijds rekening gehouden met de mate van schuld en anderzijds met het feit dat ook verdachte de gevolgen van zijn handeling heeft ondervonden en de conclusies van psycholoog J. Goederee.
Het standpunt van de verdediging.
Primair dient verdachte te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Subsidiair kan verdachte slechts veroordeeld worden voor onoplettendheid als bedoeld in het subsidiair tenlastegelegde. De gevolgen van het ongeval voor verdachte zijn bijzonder ernstig geweest, hij is zijn levenspartner kwijtgeraakt. Verdachte heeft zich totaal niet gerealiseerd dat zijn handelen dit tot gevolg zou kunnen hebben. Verdachte heeft een blanco strafblad. Deze omstandigheden en de bevindingen van psycholoog J. Goederee dienen te leiden tot matiging van de straf. Gevangenisstraf voegt niets toe, verdachte is door de gevolgen van het ongeval al levenslang gestraft. Een rijontzegging is niet zinvol. Er is geen enkele reden om te veronderstellen dat het verkeer in gevaar zal komen als verdachte zijn rijbewijs behoudt. Het rijbewijs kan wel een rol spelen bij de vraag of verdachte zijn werk kan behouden. Er kan worden volstaan met een voorwaardelijke straf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft in een moment van volstrekte onbezonnenheid een situatie in het leven geroepen waarbij hij de bestuurder van de auto waarin hij als passagier zat, zijn medeweggebruikers en zichzelf in levensgevaar heeft gebracht. Een enkele impulsieve ruk aan het stuur heeft uiteindelijk geleid tot het overlijden op jonge leeftijd van [slachtoffer]. Verdachte heeft ook de nabestaanden en vrienden van het slachtoffer ernstig leed berokkend. Gebleken is dat ook verdachte zelf lijdt onder de gevolgen van zijn handelen. Hij heeft bij het ongeval zijn levenspartner verloren en de wetenschap dat zijn handelen dit heeft veroorzaakt is een last die verdachte gedurende de rest van zijn leven zal moeten dragen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologisch rapport d.d. 13 juni 2007 van drs. J. Goederee. Uit dit rapport komt zakelijk weergegeven onder meer het navolgende naar voren. Verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten een stagnatie in de emotionele ontwikkeling met een scheefgroei in de identiteitsvorming tot gevolg. Er is sprake van een overwaardig zelfbeeld, dat ten gevolge van pedagogische tekorten niet voldoende is gecorrigeerd. Hij verdraagt weinig frustratie en heeft onvoldoende controle over zijn impulsen. Hij reageert vanuit egocentrische motieven en heeft weinig zicht op de behoeften en motieven van anderen en geeft zich hier derhalve weinig rekenschap van. Het beoordelingsvermogen is hierdoor matig. Verdachte werd ten tijde van het tenlastegelegde door zijn egocentrisme en impulsiviteit in lichte mate beperkt in zijn keuzemogelijkheden. Hij kan als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden gezien. Het gebrekkige beoordelingsvermogen en het onvermogen om zijn boosheid en agressie op adequate en maatschappelijk aanvaardbare manieren te reguleren kan, bij het voortbestaan hiervan, leiden tot soortgelijk of andersoortig risicovol gedrag. Dit risico zou verminderd kunnen worden door behandeling gericht op de ontwikkeling van de gewetensfunctie en de aanpak van de agressieregulatie problematiek.
De rechtbank onderschrijft de conclusies uit het hiervoor aangehaalde rapport en de gronden waarop zij berusten en maakt deze tot de hare. Zij zal hiermee rekening houden bij het opleggen van de straf.
Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
DE UITSPRAAK
T.a.v. primair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
T.a.v. subsidiair:
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen:
Werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt een behandeling in een poliklinische forensische setting.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 3 jaar.
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 19 februari 2007 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. K. Visser en mr. M. Lammers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.W.A. Kap-Knippels, griffier,
en is uitgesproken op 1 december 2008.
1 Proces-verbaal aanrijding, registratienummer 2007005039-1, door [verbalisant 1] blad 1.
2 Proces-verbaal aanrijding, registratienummer 2007005039-1, door [verbalisant 1] blad 4 en verklaring d.d. 18 februari 2007 door R.H. Kramer, lijkschouwer.
3 verklaring verdachte blijkens proces-verbaal van de terechtzitting en blijkens proces-verbaal van verhoor d.d. 18 februari 2007 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
4 Proces-verbaal van verhoor d.d. 18 februari 2007 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], blad 2 en Proces-verbaal van terechtzitting d.d. 17 november 2008.
5 Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 27 februari 2007 door [verbalisant 3] foto’s pag. 8 + 9 en toelichting pag. 18.
6 Proces-verbaal van verhoor d.d. 18 februari 2007 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], blad 2 en proces-verbaal van terechtzitting d.d. 17 november 2008.
7 Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 27 februari 2007 door [verbalisant 3] foto’s pag. 10 + 11.
8 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige1] d.d. 18 februari 2007 door [verbalisant 1] Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 18 februari 2008 door [verbalisant 1] en Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d. 18 februari 2008 door [verbalisant 1].