6. Eisers hebben in beroep allereerst betoogd dat, ofschoon het waterschap een zo natuurlijk mogelijk functionerende Aa nastreeft, van daadwerkelijk natuurherstel geen sprake is. Volgens eisers blijft het waterafvoersysteem in hoge mate kunstmatig, en vindt er een kunstmatige verbreding van de beekloop plaats en worden er taluds aangebracht.
Eisers hebben er voorts op gewezen dat het waterschap het Koepelplan nooit aan formele inspraak en goedkeuring onderhevig heeft willen maken. Het Koepelplan berust niet op afgewogen besluiten en draagt voornamelijk een beschrijvend karakter. Het plan betreft dus een ambtelijke nota, zonder enige directe doorwerking naar het ruimtelijk beleid.
Eisers hebben naar voren gebracht dat het onderhavige inrichtingsplan het eerste onderdeel is van het integrale plan, zodat er geen integraal en uitgediscussieerd plan bestaat waarbinnen het deelplan beoordeeld kan worden. Zo is nog volstrekt onbekend of, en hoe de N279 omgebouwd gaat worden. Bij handhaving van de huidige weg, een optie die nog steeds tot de mogelijkheden behoort, is dalaantasting niet nodig.
Tevens zijn eisers van mening dat eerst de discussie omtrent ombouw van de N279 afgewacht kan worden alvorens het thans aan de orde zijnde inrichtingsplan dat maar 5% van het gehele plan bedraagt, tot uitvoering te brengen.
Eisers zijn van mening dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat de schade aan de aanwezige natuurwaarden minimaal is. Immers wordt een zeer substantieel deel van het beekdal al vernietigd door ophoging. Verder wordt een substantieel deel van de bestaande natuurlijke meander gedempt aan de N279-zijde als ook ter plaatse van de noordelijke aantakking van de Aa. Bestaande abiotische waarden worden gebiedsdekkend aangetast door het graven van een nieuwe kunstmeander en het uitgraven van de dalbodem, waardoor hoge biotische waarden in het zuidelijk deel geheel verdwijnen. Verder treedt verontreiniging op als gevolg van de inlaat van water dat niet aan de zuiverheidsnormen voldoet en zet zich verontreinigend slib af. Verder blijkt uit het Koepelplan dat het onzeker is of de beoogde ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden wel zal plaats vinden. Daartegenover staat een onzekere toekomstige vervanging door andere nieuwe waarden die bovendien alleen betrekking hebben op biotische waarden, terwijl de te vernietigen abiotische waarden niet vervangbaar zijn. Een compensatie door de ontwikkeling van 11 hectare nieuwe natuur doet niet ter zake, nu ook zonder de beoogde vernielende ingreep, van nieuwe natuur sprake kan zijn. Voorts is aantasting van de eerste laag in strijd met het provinciale beleid, dat specifiek voor de Aa juist het versterken van de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke karakteristieken voorziet (pagina 302 reconstructieplan Maas en Meierij).
Eisers betwisten, gelet op het voorgaande, verweerders standpunt dat het waterschap een juiste afweging heeft gemaakt. Volgens eisers is van een daadwerkelijke afweging geen sprake. Verweerders verwijzing naar het Koepelplan achten eisers niet terecht, nu het Koepelplan niet meer dan een visie bevat waarin geen afgewogen beslissingen zijn gemaakt.
Ten aanzien van verweerders stelling dat het Koepelplan is voorgelegd aan de klankbordgroep hebben eisers voorts gesteld dat eiseres als enige regionale milieugroepering niet bij het vooroverleg betrokken is geweest.
Eisers hebben verder nog opgemerkt dat de reeds eerder verleende vergunningen wegens strijd met de voorschriften van het bestemmingsplan ten onrechte zijn verleend.
Eisers hebben in hun aanvullende beroep van 20 maart 2008 erop gewezen dat het bestemmingsplan geen regeling bevat voor afwijking van de instandhoudingsdoeleinden van onder meer de abiotische waarden. Zij achten dan ook het aanlegvergunningenstelsel niet van toepassing. Het inrichtingsplan levert zodoende strijdigheid op met de wet, aldus eisers.
In hun aanvullend beroepschrift van 31 juli 2008 hebben eisers een afschrift van een inspraakreactie op de tweede fase van de uitvoering van het Koepelplan Dynamisch Beekdal van het waterschap doen toekomen. Eisers hebben erop gewezen dat het daar spelende conflict op veel punten overeenkomt met de onderhavige zaak.
Eisers hebben in dat kader nog expliciet gewezen op de aantasting van abiotische waarden (de eerste laag), die volgens eisers in de onderhavige procedure steeds ‘een blinde vlek’ is gebleken. Onder verwijzing naar het Streekplan 2002 en de Handleiding Ecologische bouwstenen hebben eisers gesteld dat de abiotische waarden - zoals bodemtypologie, geomorfologie en het watersysteem - een lange reproductietijd kennen en als onvervangbaar gelden. De abiotische waarden zijn volgens eisers bovendien hoofdzakelijk bepalend geweest voor de begrenzing van EHS, AHS, Natuurparel en natuurontwikkelingsgebieden. Waar primair het behoud hiervan beleidsmatig voorop staat, betekent dit dat de dragende abiotische waarden daarbinnen in beginsel niet mogen worden aangetast, aldus eisers. Ter zitting hebben eisers in dit verband nog betoogd dat 11 ha. nieuwe natuur niet als een afdoende compensatie aangemerkt kan worden, nu deze geen betrekking heeft op herstel of vervanging van de abiotische waarden, maar uitsluitend op die van biotische aard.