RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 07/3129
AWB 07/2897
AWB 07/2896
AWB 07/2900
AWB 07/2905
AWB 07/2906
AWB 07/3131
AWB 07/3162
Uitspraak van de meervoudige kamer van 4 november 2008
[naam A], wonende te [woonplaats],
[naam B], wonende te [woonplaats],
[naam C], wonende te [woonplaats],
[naam D], wonende te [woonplaats],
[naam E], wonende te [woonplaats],
[naam F], wonende te [woonplaats],
[naam G], wonende te [woonplaats].
gemachtigde mr. J.F.H.P. Canton,
[naam H], wonende te [woonplaats],
gemachtigde mr. C.M.H.T. Fleurkens,
hierna te noemen: eisers,
de raad van bestuur van de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI),
te Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde R.K. Nai Chung Tong.
Bij afzonderlijke besluiten heeft verweerder eisers medegedeeld dat zij tot de doelgroep behoren van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en zijn ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie matig.
De door eisers tegen deze besluiten gemaakte bezwaren heeft verweerder niet-ontvankelijk verklaard bij besluiten van respectievelijk 7 augustus 2007, 8 augustus 2007,
9 augustus 2007, 2 augustus 2007, 15 augustus 2007, 9 augustus 2007, 7 augustus 2007 en 15 augustus 2007.
Eisers hebben hiertegen afzonderlijk beroep ingesteld.
De zaken zijn door de rechtbank met toepassing van artikel 8:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gevoegd, met de zaak onder nummer 07/2899, behandeld ter zitting van 12 augustus 2008, waar eisers niet zijn verschenen. Alleen de gemachtigde van eiseres [naam H] is verschenen. Tevens is de gemachtigde van verweerder verschenen.
Na de zitting heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:14, eerste lid, van de Awb, de zaak met nummer 07/2899 gesplitst van de andere zaken.
De rechtbank heeft, na sluiting van de onderzoeken ter zitting, de onderzoeken onder toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op 18 september 2008 heropend en mr. Fleurkens en mr. Canton verzocht aan te geven of sprake is van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a van het Besluit proceskosten bestuursrecht en zo ja, of aantoonbaar en daadwerkelijk kosten in rekening zijn gebracht bij eisers. De rechtbank heeft partijen tevens verzocht om toestemming, als bedoeld in artikel 8:57 van de Awb, om een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten.
De gemachtigden van partijen hebben de vraag van de rechtbank beantwoord. Tevens hebben partijen in alle zaken toestemming als bedoeld in artikel 8:57 van de Awb verleend.
De rechtbank heeft vervolgens de onderzoeken gesloten.
1. In geschil is de vraag of eisers aangemerkt kunnen worden als belanghebbenden bij verweerders besluiten hen in te delen in de arbeidshandicapcategorie matig.
2. Verweerder heeft aan zijn besluiten op bezwaar het standpunt ten grondslag gelegd dat de indeling in een arbeidshandicapcategorie voor eisers geen rechtsgevolgen heeft. Deze indeling is slechts van belang voor de hoogte van de door het Rijk aan de gemeente te verstrekken subsidiegelden. De indeling in een arbeidshandicapcategorie vindt dan ook slechts plaats om de hoogte van de subsidie te bepalen. Deze subsidie komt derhalve niet ten goede aan eisers. Nu eisers niet rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, zijn ze geen belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Awb. Ter onderbouwing van zijn standpunt wijst verweerder op de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 4 juli 2007 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, LJN: BA9096). Ter zitting heeft verweerder zich beroepen op een (nog) niet gepubliceerde uitspraak van de rechtbank Breda van 7 mei 2008, nummer 07/3897.
3. Door gemachtigde mr. Canton is tegen de niet-ontvankelijkverklaring aangevoerd dat eisers bij de indeling in een arbeidshandicapcategorie wel een rechtstreeks belang hebben. Daarbij is aangegeven dat de CWI bepaalt of iemand wordt ingedeeld in de categorie matig of ernstig. De gedachte hierachter is dat sommigen zodanig gehandicapt zijn, dat zij minder prestaties kunnen leveren en/of meer of duurdere werk(plek)aanpassingen nodig hebben dan anderen. Voor iemand met de arbeidshandicapcategorie matig is € 24.120,00 subsidie beschikbaar en voor iemand met de arbeidshandicapcategorie ernstig is € 30.150,00 subsidie beschikbaar. Gelet hierop is volgens eisers sprake van een direct en rechtstreeks belang, zodat het maken van bezwaar en het instellen van beroep mogelijk moeten zijn.
Aanvullend heeft mr. Canton nog aangevoerd dat vanaf 1 januari 2008 in de Wsw is geregeld dat Wsw-geïndiceerden gebruik kunnen maken van een persoonsgebonden budget. Indien eisers zijn ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie ernstig, is voor hen ook hier meer financiële speelruimte beschikbaar.
4. Door gemachtigde mr. Fleurkens is aangevoerd dat eiseres [naam H] is ingedeeld in de categorie matig omdat zij in staat wordt geacht meer dan 50% van de arbeidsprestatie in het vrije bedrijf te leveren. Nu de hoogte van de subsidie is afgestemd op deze prestatienorm, kan de werkgever van haar eisen dat zij deze arbeidsprestatie ook neerzet, met alle mogelijke negatieve gevolgen van dien. Voorts voert mr. Fleurkens aan dat andere soortgelijke bezwaren door verweerder wel ontvankelijk zijn verklaard en inhoudelijk zijn behandeld. Eiseres [naam H] kon de gerechtvaardigde verwachting hebben dat ook haar bezwaar inhoudelijk zou worden behandeld. Dit klemt te meer, nu bij schrijven van 11 juni 2007 door verweerder is aangegeven dat het bezwaar voldeed aan de wettelijke eisen en in behandeling zou worden genomen. Nu verweerder zich eveneens op het standpunt stelde dat een gemeente of een werkvoorzieningschapsbestuur geen belanghebbende is bij een besluit omtrent de handicapindeling, waren er geen mogelijkheden om de juistheid van zo’n beslissing aan te vechten. Ter zitting heeft mr. Fleurkens aanvullend medegedeeld dat verweerder tot 27 september 2007 bezwaren van een werkvoorzieningschap tegen de handicapindeling niet-ontvankelijk heeft verklaard. Bezwaren namens werknemers ingediend werden tot 15 augustus 2007 door verweerder wel ontvankelijk verklaard. Op grond van het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel mocht eiseres erop vertrouwen dat ook haar bezwaar inhoudelijk zou worden behandeld.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank. Alvorens beroep in te stellen dient de belanghebbende, ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, bezwaar te maken tegen dat besluit.
7. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
8. Artikel 11 van de Wsw, ten tijde hier van belang, luidde als volgt:
1. De Centrale organisatie werk en inkomen stelt van personen, die voor indicatie zijn aangemeld dan wel die zich daartoe hebben aangemeld, bij beschikking vast:
a. of deze behoren tot de doelgroep;
b. nadat is vastgesteld dat een persoon tot de doelgroep behoort:
1. de geldigheidsduur van de indicatie;
2. de indeling van de persoon in één van de arbeidshandicapcategorieën, die bepaald worden door de zwaarte van de aanpassing van de omstandigheden en de productiviteit.
(…)
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de bij of krachtens dit artikel aan de Centrale organisatie werk en inkomen of het college van burgemeester en wethouders opgedragen taak en de wijze van uitoefening daarvan.
9. Ter uitvoering van artikel 11, vijfde lid, van de Wsw is het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken (Besluit van 24 september 2004, Stb. 2004, 491, hierna: het Besluit) vastgesteld.
10. Ingevolge artikel 4 van het Besluit deelt de CWI de geïndiceerde in de arbeidshandicapcategorie matig of ernstig in, op grond van de noodzakelijke aanpassingen en van het prestatieniveau volgens de bijlage behorend bij dit besluit.
11. Ingevolge het in de bijlage behorend bij het Besluit opgenomen beslisschema wordt een aanvrager ingedeeld in de handicapcategorie matig indien het totaal van noodzakelijke aanpassingen te beschouwen is als verstrekkend en de aanvrager in staat wordt geacht onder aangepaste omstandigheden tot het leveren van een prestatie van 50 procent of meer van een normale prestatie.
12. De rechtbank is, anders dan verweerder, en anders dan de rechtbanken te Maastricht en Breda, van oordeel dat eisers wèl belanghebbenden zijn bij de bestreden besluiten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
13. Uit de memorie van toelichting (Kamerstukken II, 1995-1996, 24787, nr. 3, pag. 43) volgt dat met ingang van 1 januari 1998 niet langer wordt uitgegaan van één vaste subsidie per arbeidsplaats, maar dat in de plaats daarvan de hoogte van de subsidie per arbeidsplaats wordt gerelateerd aan de mate van arbeidshandicap van de werknemers die de arbeidsplaatsen bezetten. De indeling in een arbeidshandicapcategorie, zoals genoemd in artikel 11 van de Wsw, is om die reden geïntroduceerd. Voor elk van deze categorieën is een afzonderlijk subsidiebedrag per arbeidsplaats vastgesteld.
Anders dan verweerder leidt de rechtbank uit de tekst van de memorie van toelichting niet af dat het enige rechtsgevolg van de beslissing tot indeling in een arbeidshandicapcategorie is gelegen in de vaststelling van de hoogte van de door het Rijk aan de gemeente te verstrekken subsidiegelden. Op pagina 23 van de hiervoor genoemde memorie van toelichting staat vermeld dat de indeling in de arbeidshandicapcategorie medebepalend is voor de hoogte van het aan de gemeente toe te kennen subsidiebedrag. Op pagina 59 staat vermeld dat de categorie-indeling wordt bepaald door de zwaarte van de aanpassingen van de omstandigheden, waarin arbeid wordt verricht en de productiviteit, die arbeid oplevert. Deze indeling is met name ook relevant in verband met de bekostigingssystematiek.
De rechtbank stelt vast dat uit de tekst van de van de Wsw of de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet kan worden afgeleid dat de reguliere mogelijkheden voor Wsw-geïndiceerden om bezwaar en beroep in te stellen tegen indeling in een handicapcategorie bij één van deze wetten is beperkt.
14. Nu de beslissingen tot indeling in een arbeidshandicapcategorie zijn gericht aan eisers en deze beslissingen inhoudelijke oordelen geven over de vraag of het totaal van de noodzakelijke aanpassingen te beschouwen is als verstrekkend en tot welke arbeidsprestaties eisers in staat worden geacht, valt, volgens oordeel van de rechtbank, niet in te zien waarom eisers geen belanghebbenden zouden zijn bij deze besluiten.
15. Gelet op de doelstelling van de Wsw, die er al sinds de invoering op is gericht de werknemer via arbeid in staat te stellen zijn arbeidsbekwaamheid te behouden en te bevorderen, ziet de rechtbank niet in op welke grond geoordeeld zou moeten worden dat een Wsw-geïndiceerde geen belanghebbende is bij zijn of haar indeling in een handicapcategorie. Immers, op het college van burgemeester en wethouders rust de plicht arbeid aan te bieden onder aangepaste omstandigheden, passend binnen de doelstelling van de Wsw. De aan de Wsw-geïndiceerde aangeboden arbeidsplaats dient optimaal aan te sluiten bij diens mogelijkheden. Daarbij is het volstrekt helder dat een arbeidsplaats voor een Wsw-geïndiceerde, die is ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie matig een andere zal zijn dan een arbeidsplaats voor iemand, die is ingedeeld in de categorie ernstig. Tevens zal, afhankelijk van indeling in de ene of de andere arbeidshandicapcategorie, sprake zijn van andere aanpassingen op de werkplek. Ook voor de mogelijkheden van een betrokkene om aan de slag te gaan bij een reguliere werkgever, zal van invloed zijn tot welke arbeidsprestaties de betrokkene in staat wordt geacht. Bovendien heeft mr. Fleurkens onbetwist gesteld dat een werkgever een Wsw-geïndiceerde kan aanspreken op diens te leveren arbeidsprestatie.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft een Wsw-geïndiceerde een voldoende rechtstreeks belang bij de beslissing tot indeling in een arbeidshandicapcategorie, nu die beslissing evident gevolgen kan hebben voor de arbeid, die aan hem of haar wordt aangeboden en de in die arbeid geboden aanpassingen (verstrekkend of minder verstrekkend).
17. In dit verband merkt de rechtbank ook nog op dat uit artikel 6, eerste lid juncto het tweede lid, aanhef en onder c, van de Wsw volgt dat als een Wsw-geïndiceerde een door het college van burgemeester en wethouders aangeboden, passende Wsw-functie weigert, hij zijn indicatie in de toekomst kan verliezen.
18. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat van de kant van eisers een voldoende en voldoende rechtstreeks belang aanwezig is om hen te kunnen aanmerken als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Awb bij de besluiten tot indeling in een arbeidshandicapcategorie ingevolge de Wsw. De rechtbank vindt steun voor haar oordeel in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 mei 2004 (LJN: AO9426), in welke uitspraak de Raad het hoger beroep van een Wsw-geïndiceerde tegen (onder andere) de indeling in een arbeidshandicapcategorie inhoudelijk heeft beoordeeld. Hieruit volgt dat de Raad de Wsw-geïndiceerde kennelijk wel als belanghebbende aanmerkte bij het besluit tot indeling in een arbeidshandicapcategorie.
19. De beroepen dienen gegrond te worden verklaard en de bestreden besluiten worden vernietigd wegens strijd met de wet. Aan verweerder wordt opgedragen nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
20. De rechtbank acht geen termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Gelet op de brieven van mr. Canton van 29 september 2008 en van mr. Fleurkens van 22 september 2008 is er geen sprake van kosten als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
21. Wel zal de rechtbank bepalen dat de Centrale organisatie werk en inkomen het door eisers gestorte griffierecht ad € 39,00 aan ieder van hen dient te vergoeden.
22. Beslist wordt als volgt.
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- bepaalt dat verweerder nieuwe besluiten op bezwaar dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- gelast de Centrale organisatie werk en inkomen aan eisers te vergoeden het door ieder van hen gestorte griffierecht ad € 39,00, in totaal € 312,00.
Aldus gedaan door mr. G.H. de Heer-Schotman als voorzitter en mr. B.A.J. Zijlstra en mr. A. Horst als leden en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P.A.M. Laro als griffier op 4 november 2008.
Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.