ECLI:NL:RBSHE:2008:BG4963
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.W. Govers
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van WAO-uitkering en voorlopige voorziening door rechtbank
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 11 november 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende in Thailand, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had sinds 1993 recht op een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). In 2004 werd de arbeidsongeschiktheid van de eiser formeel vastgesteld op 25-35%, maar door verworven inkomsten uit arbeid besloot de verweerder in 2006 dat de WAO-uitkering over 2004 moest worden aangepast naar een fictieve mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%. Dit leidde tot een terugvordering van € 7.283,13 over de periode van 1 januari 2004 tot 1 december 2005, wat door de eiser werd bestreden.
De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit vernietigd moest worden, omdat er geen acceptabel herzieningsbesluit was voor de periode van 1 januari 2005 tot 1 december 2005. De rechtbank herzag het primaire terugvorderingsbesluit van 27 januari 2006 en bepaalde dat er over 2004 een bedrag van € 2.653,18 aan te veel ontvangen WAO-uitkering moest worden teruggevorderd. Tevens werd er bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat de verweerder al hetgeen boven een bedrag van € 5.000,00 met eiser was verrekend binnen zes weken na verzending van de uitspraak moest restitueren, inclusief wettelijke rente.
De rechtbank veroordeelde de verweerder ook in de proceskosten van de eiser, die op € 644,00 werden vastgesteld, en gelastte het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen om het door de eiser gestorte griffierecht van € 39,00 te vergoeden. De uitspraak benadrukte de inadequate uitvoering door de verweerder van eerdere uitspraken van de rechtbank, wat leidde tot de noodzaak van deze voorlopige voorziening.