ECLI:NL:RBSHE:2008:BG4627

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845381-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door steken met een mes en slaan met een voorwerp

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 19 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 juli 2008 in Velp, gemeente Grave, betrokken was bij een gewelddadig voorval. De verdachte heeft tijdens een ruzie met het slachtoffer, die zich in een asielzoekerscentrum bevond, meerdere keren met een mes gestoken en het slachtoffer met een vloerwisser geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet handelde, met de intentie om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen of zelfs van het leven te beroven. De officier van justitie heeft de verdachte vervolgd voor poging tot doodslag, en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij het slachtoffer heeft gestoken en geslagen, maar ontkende dat hij een kopstoot had gegeven. De rechtbank heeft echter op basis van getuigenverklaringen en de ernst van de verwondingen geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de ziekte van zijn moeder en het verlies van zijn broer. De rechtbank heeft benadrukt dat de gewelddadige handelingen van de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig hebben geschonden en dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845381-08
Datum uitspraak: 19 november 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats]),
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: P.I. Breda - HvB De Boschpoort.
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 november 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht
.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 oktober 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 juli 2008 te Velp, gemeente Grave, ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het
leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp heeft gestoken en/of [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaal, met een trekker/wisser en/of de steel van die trekker/wisser,
althans een hard voorwerp tegen diens hoofd, althans diens lichaam, heeft
geslagen en/of aan [slachtoffer] (met kracht) een kopstoot tegen diens hoofd
heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 23 juli 2008 kreeg verdachte ruzie met het slachtoffer [slachtoffer] in het asielzoekcentrum te Velp. Tijdens deze ruzie heeft verdachte het slachtoffer meerdere malen met een mes gestoken, waardoor het slachtoffer in zijn schouder steekwonden opliep. Eveneens heeft verdachte met een vloerwisser tegen het hoofd van het slachtoffer geslagen.1
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde geweldshandelingen bewezen: het steken met een mes, het slaan met een vloerwisser en het geven van een kopstoot. Dit feitencomplex levert een poging tot doodslag op.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij het slachtoffer heeft gestoken met een mes en dat hij hem met een vloerwisser heeft geslagen. Verdachte ontkent echter dat hij een kopstoot heeft uitgedeeld.
De raadsman heeft betoogd dat het feitencomplex geen poging tot doodslag oplevert. De intentie om het slachtoffer te doden is nooit aanwezig geweest bij verdachte. Dit blijkt ook uit de omstandigheid dat verdachte meteen na het voorval de hulpdiensten heeft laten inschakelen.
Het oordeel van de rechtbank.
Feiten
[slachtoffer] verklaart in zijn aangifte dat verdachte hem wel vijftien keer probeerde te steken, waarbij hij twee keer daadwerkelijk geraakt werd in zijn schouder. Hierna kreeg hij een kopstoot van verdachte tegen zijn hoofd, gevolgd door een slag met een vloertrekker/wisser, eveneens tegen zijn hoofd.2 De door [slachtoffer] opgelopen steekwonden waren zo diep dat deze niet gehecht konden worden.3 Verder bleek dat de neus van het slachtoffer was gebroken.4 Verdachte heeft toegegeven dat hij het slachtoffer meerdere malen heeft gestoken met een mes. Ook heeft hij verklaard dat hij het slachtoffer heeft geslagen met een vloerwisser.5 De rechtbank acht voorts de verklaring van [getuige] van belang. Deze getuige heeft gezien dat verdachte een kopstoot aan [slachtoffer] uitdeelde.6
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer meermalen heeft gestoken, heeft geslagen met een trekker/wisser en het slachtoffer een kopstoot heeft gegeven.
Poging doodslag?
Hoe valt het handelen van verdachte juridisch gezien te duiden? Bij de beoordeling van het onderhavige feitencomplex acht de rechtbank het met name van belang dat verdachte meerdere malen heeft gestoken in de richting van het bovenlichaam van het slachtoffer. Uit de diepte van de wonden leidt de rechtbank af dat dit krachtige steekbewegingen zijn geweest. De kans dat het slachtoffer tijdens (één van) deze steekbewegingen geraakt zou worden in bijvoorbeeld een slagader of een vitaal orgaan in de borstholte, is naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk te noemen. Algemene ervaringsregels leren voorts dat dergelijke verwondingen regelmatig tot de dood van de neergestokene leiden.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt voorts uit de aard van diens gedragingen dat verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Verdachte heeft doelbewust met een mes ingestoken op het bovenlichaam van het slachtoffer. Dit handelen is er zozeer op gericht om het slachtoffer om het leven te brengen, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer ook heeft aanvaard.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde poging tot doodslag.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 23 juli 2008 te Velp, gemeente Grave, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat
opzet [slachtoffer] meermalen met een mes heeft gestoken en [slachtoffer] met een trekker/wisser tegen diens hoofd heeft geslagen en aan [slachtoffer] een kopstoot tegen diens hoofd heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 45, 287.
De strafoplegging.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft benadrukt dat verdachte in een opwelling en tijdens een ruzie het onderhavige feit heeft gepleegd. Verdachte heeft hier enorm veel spijt van en beseft dat zijn handelen verkeerd is geweest. Hij weet dat hij had moeten weglopen en dat hij niet de confrontatie met het slachtoffer had moeten aangaan. Inmiddels hebben verdachte en het slachtoffer hun conflict weer bijgelegd. Het slachtoffer heeft zelfs nog geprobeerd om zijn aangifte in te trekken.
De raadsman heeft voorts gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zo is de moeder van verdachte ernstig ziek en is zijn broer recentelijk omgekomen in Irak.
Al met al verzoekt de verdediging om een redelijke straf op te leggen, lager dan door de officier van justitie geëist.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Voort heeft de rechtbank gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Strafverzwarend
Verdachte heeft zich aan een zeer ernstig feit schuldig gemaakt. Op gewelddadige wijze heeft hij de lichamelijke integriteit van het slachtoffer [slachtoffer] geschonden. De gebeurtenissen van 23 juli 2008 moeten bijzonder ingrijpend zijn geweest voor het slachtoffer.
De op te leggen straf
Vanwege de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende strafmodaliteit is. De rechtbank kan zich met betrekking tot de hoogte hiervan verenigen met de eis van de officier van justitie. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest.
DE UITSPRAAK
De rechtbank verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Voorts verklaart de rechtbank niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
poging tot doodslag.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt de volgende straf op:
Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M. Nusselder, voorzitter,
mr. J.A. van Biesbergen en mr. W.J. Kolkert, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.K.J. Kooij, griffier,
en is uitgesproken op 19 november 2008.
1 PL2151/08-016291, sluitingsdatum dossier 24 juli 2008, 63 doorgenummerde pagina’s, proces-verbaal van aangifte, p. 24 en 25.
Voorts verklaring van verdachte ter terechtzitting.
2 Proces-verbaal van aangifte, p. 24
3 Proces-verbaal van aangifte, p. 25
4 Idem
5 Zie vaststaande feiten
6 Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 28.
??
??
6
Parketnummer: 01/845381-08
[verdachte]