ECLI:NL:RBSHE:2008:BG4136

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/2101
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.H.C.M. Schoemaker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake weigering bijstand door de Belastingdienst

Op 22 september 2008 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij eiser beroep heeft ingesteld tegen een besluit van verweerder, de Belastingdienst Oost-Brabant. Het beroep was gericht tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar dat eiser had ingediend tegen een eerder besluit van 25 september 2006, waarin zijn verzoek om bijstand of vertegenwoordiging voor de duur van één jaar was geweigerd. Eiser had op 8 april 2008 een comparitie aangevraagd en is op de zitting van 22 september 2008 in persoon verschenen, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door gemachtigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift van eiser niet voldoende was gemotiveerd, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had in zijn bezwaarschrift aangegeven dat het een pro-forma bezwaarschrift betrof en dat hij van plan was om tijdig een gemotiveerd bezwaar in te dienen. Echter, de rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet tijdig de gronden van zijn bezwaar heeft aangevuld, ondanks dat hij in eerdere correspondentie had aangegeven dat hij dit nog niet kon motiveren en om uitstel had verzocht.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiser niet aan de wettelijke vereisten had voldaan. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of voor vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. P.H.C.M. Schoemaker, in aanwezigheid van griffier N.M.W.J. van Bergen. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 07/2101
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
22 september 2008
inzake
[eiser]
te [adres]
eiser,
tegen
het managementteam van de Belastingdienst Oost-Brabant, Kantoor Oss,
verweerder,
[gemachtigde]
Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 21 mei 2007. Bij dat besluit is het bezwaar, gericht tegen verweerders primaire besluit van 25 september 2006, waarbij bijstand of vertegenwoordiging door eiser voor de duur van één jaar wordt geweigerd, niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van gronden.
Op 8 april 2008 is een comparitie gehouden, waarbij eiser in persoon is verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigden.
De zaak is verder behandeld op de zitting van 22 september 2008, waar eiser is verschenen in persoon. Verweerder is verschenen bij gemachtigden.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. Eiser heeft bij schrijven van 25 september 2006 bezwaar ingesteld.
2. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient een bezwaarschrift aan de in dit artikel opgesomde vereisten te voldoen.
3. In artikel 6:6 van de Awb is bepaald dat, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar, dit niet-ontvankelijk kan worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
4. Eiser voert in beroep aan dat zijn bezwaarschrift van 25 september 2006 (voldoende) gemotiveerd is en dat hij dit bezwaarschrift nader heeft gemotiveerd in maart 2007.
5. De rechtbank is van oordeel dat het bezwaarschrift van 25 september 2006 niet (voldoende) is gemotiveerd. De rechtbank verwijst hierbij ook naar de opmerking van eiser zelf in zijn bezwaarschrift om dit als pro-forma bezwaarschrift te beschouwen en zijn mededeling dat hij tijdig bezwaar zal indienen.
6. Verweerder heeft eiser bij brieven van 17 oktober 2006, 7 december 2006, 19 februari
2007 en 27 maart 2007 in de gelegenheid gesteld de gronden voor het bezwaar aan te voeren. In de brieven van 19 februari 2007, 27 maart 2007 en 3 mei 2007 is eiser erop gewezen dat als hij dit niet doet het bezwaar niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Verweerder heeft hierop geen reactie van eiser ontvangen.
7. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiser tijdig de gronden van zijn pro- forma bezwaarschrift heeft aangevuld. Eiser stelt weliswaar stelt dat het bezwaarschrift nader is gemotiveerd, maar heeft dit geenszins aannemelijk heeft gemaakt. Integendeel, in zijn reacties naar verweerder heeft hij aangegeven zijn bezwaar nog niet te kunnen motiveren respectievelijk verzocht om uitstel voor een nadere motivering. Desondanks is die nadere motivering niet gegeven binnen de door verweerder gestelde termijnen.
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder eiser terecht en op goede gronden
niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of voor vergoeding van het griffierecht.
Aldus gedaan door mr. P.H.C.M. Schoemaker als rechter in tegenwoordigheid van
N.M.W.J. van Bergen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2008.
Waarvan is opgemaakt proces-verbaal
griffier rechter
?Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending
van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Afschriften verzonden: