ECLI:NL:RBSHE:2008:BG4015

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825454-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. W.A.F. Damen
  • mr. K. Visser
  • mr. H.F. van Kregten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en openlijke geweldpleging met levensbedreigend gevaar voor slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 17 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De verdachte heeft op 29 juli 2008 in Duizel, gemeente Eersel, een reeds gewond en weerloos slachtoffer op het hoofd gesprongen en tegen het hoofd geschopt. Dit handelen heeft een levensbedreigend gevaar voor het slachtoffer opgeleverd, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van voorwaardelijk opzet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft tijdens de zitting erkend een aandeel te hebben gehad in het geweld, dat openlijk en in vereniging werd gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft de eis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 10 maanden had gevorderd, niet gevolgd. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft benadrukt dat het gewelddadige karakter van de feiten zwaar heeft meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825454-08
Datum uitspraak: 17 november 2008
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [adres]
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 november 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 september 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 juli 2008 te Duizel, gemeente Eersel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met geschoeide voet(en) meermalen, althans eenmaal (telkens) bovenop het hoofd van voornoemde [slachtoffer] is gesprongen en/of (met kracht) tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juli 2008 te Duizel, gemeente Eersel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleenaan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (scheur in oogkas en/of een onzette kaak), heeft toegebracht, door deze opzettelijk tegen het hoofd te schoppen en/of te trappen en/of met geschoeide voet(en) bovenop het hoofd van voornoemde [slachtoffer] te springen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juli 2008 te Duizel, gemeente Eersel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet bovenop het hoofd van voornoemde [slachtoffer] te springen en/of (met kracht) tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] te schoppen/te trappen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 29 juli 2008 te Duizel, gemeente Eersel, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Ganzestaartsedijk, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal slaan en/of schoppen tegen het hoofd en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5].
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs.
De raadsman van verdachte heeft het verweer gevoerd dat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken nu verdachte niet het opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven, ook niet in voorwaardelijke zin. Volgens de raadsman kan niet worden gesteld dat de enkele trap die verdachte tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft uitgedeeld met zodanige kracht is geschied dat verdachte hiermee de kans heeft aanvaard dat de dood van de getroffene hierop zou kunnen volgen.
Uit de verklaringen van de [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat verdachte tenminste eenmaal met beide voeten op het hoofd van [slachtoffer] is gesprongen. Tevens blijkt uit genoemde verklaringen dat [slachtoffer] op dat moment reeds behoorlijk gehavend op de grond lag door het in eerste instantie op hem uitgeoefende geweld. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden het door verdachte tegenover [slachtoffer] uitgeoefende geweld zodanig is geweest dat hierdoor het toebrengen van dodelijk letsel een reëel risico was. Verdachte had, als normaal mens, moeten kunnen voorzien dat een dergelijke geweldsuitoefening ook de dood van [slachtoffer] tot gevolg had kunnen hebben. De rechtbank acht daarom het opzet ten aanzien van het primair ten laste gelegde misdrijf in voorwaardelijke zin aanwezig.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste openlijke geweldpleging heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van bewuste nauwe en volledige samenwerking. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld wie met wie in een gevecht betrokken was, en evenmin dat duidelijk is wie de initiator is geweest.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer en overweegt als volgt.
Uit de verklaringen van de aangevers blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte, met aan zijn zijde een of meer ander(en), tegen aangevers op de openbare weg geweld heeft gepleegd. Verdachte heeft daarbij met die anderen doelbewust de (verdere) confrontatie gezocht met aangevers. De rechtbank stelt op basis van -onder meer- die verklaringen verder vast dat verdachte daarbij zeker geen ondergeschikte rol heeft gehad. Verdachte heeft ter zitting toegegeven dat hij een aandeel heeft gehad in dit geweld, dat als geheel bestond uit het over en weer slaan en schoppen tussen de groep waartoe verdachte kan worden gerekend en leden van de groep waar de aangevers deel van uitmaakten.
Dit geweld is voor verdachte en zijn groep, die in elkaars onmiddellijke nabijheid waren, voor elkaar zichtbaar en daarmee volledig kenbaar geweest. Door onder die omstandigheden zo te handelen is het geweld openlijk en in vereniging gepleegd.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. [ primair]
op 29 juli 2008 te Duizel, gemeente Eersel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met geschoeide voet(en) bovenop het hoofd van voornoemde [slachtoffer] is gesprongen en (met kracht) tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 29 juli 2008 te Duizel, gemeente Eersel, met anderen, op de openbare weg, Ganzestaartsedijk, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], welk geweld bestond uit het slaan en/of
schoppen tegen het hoofd en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5].
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen onder 1 primair en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 27, 45, 57, 141, 287.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 een gevangenisstraf van 10 maanden met aftrek van voorarrest.
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan als ook op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Strafverzwarend acht de rechtbank het zeer gewelddadige karakter van het door verdachte onder 1 primair gepleegde strafbare feit, waarbij hij er niet voor is teruggeschrokken om bij het reeds gewonde en weerloos op de grond liggende slachtoffer op het hoofd te springen. Door zo te handelen heeft verdachte een zeer groot en levensbedreigend gevaar voor het slachtoffer in het leven geroepen. Dat dit uiteindelijk niet tot fatale gevolgen heeft geleid, is niet aan verdachte te danken geweest. Een dergelijk uiterst gewelddadige handelwijze betekent een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, hetgeen –naast het herstel en ongemak van het opgelopen lichamelijke letsel- niet zelden psychische klachten tot gevolg heeft. Verdachte heeft zich om dit alles kennelijk volstrekt niet bekommerd.
Ook zal de rechtbank ten nadele van verdachte in aanmerking nemen dat hij bij de verdere geweldpleging een actieve rol heeft gespeeld.
Anderzijds zal de rechtbank bij de strafoplegging ten gunste van verdachte rekening houden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder tot straf werd veroordeeld. Ook zal de rechtbank in positieve zin laten meewegen dat de reclassering zich in het omtrent verdachte opgemaakte voorlichtingsrapport positief heeft uitgelaten over de (geringe) kans op recidive, de persoon van verdachte en zijn toekomstperspectief
Mede gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank beoogt hiermee tevens een preventieve werking uit te laten gaan richting verdachte.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil op deze wijze invloed uitoefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte en wil op die manier voorkomen dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is, zo dat deze vordering zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De rechtbank zal, omdat de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Poging tot doodslag.
Ten aanzien van feit 2:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf:
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren
Ten aanzien van feit 2:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij van [slachtoffer 5] in haar vordering .
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. K. Visser en mr. H.F. van Kregten, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dragt-van Berchum, griffier,
en is uitgesproken op 17 november 2008.
Mr. Van Kregten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.