ECLI:NL:RBSHE:2008:BG3702

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
576068
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van ontbindingsbeschikking en bedrog in arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 5 november 2008 uitspraak gedaan in een verzoek tot herroeping van een ontbindingsbeschikking. De verzoekster, de besloten vennootschap Golden Gift BV, had verzocht om de beschikking van 28 november 2006 te herroepen, waarbij de arbeidsovereenkomst met de verweerder was ontbonden en een vergoeding van € 50.544,00 was toegekend. Golden Gift stelde dat de verweerder, die in dienst was bij het bedrijf, bedrog had gepleegd door niet te melden dat hij ander passend werk had of daarop redelijke vooruitzichten had tijdens de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden rondom de betrokkenheid van de verweerder bij een mogelijke overname van MP International BV onderzocht. De kantonrechter concludeerde dat er geen bewijs was dat de verweerder op het moment van de ontbinding daadwerkelijk ander werk had of dat hij dit had moeten melden. De kantonrechter oordeelde dat de verweerder niet in strijd had gehandeld met artikel 382 Rv, dat bedrog in het proces verbiedt. De verzoeken van Golden Gift om de ontbindingsprocedure te herroepen en de vergoeding te annuleren werden afgewezen. De rechtbank veroordeelde Golden Gift in de proceskosten van de verweerder, die op € 1.200,00 werden vastgesteld. Deze uitspraak benadrukt het belang van transparantie en eerlijkheid in arbeidsrelaties en de noodzaak voor werkgevers om hun claims goed te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 576068
EJ VERZ : 08-3443
Uitspraak : 5 november 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap Golden Gift BV
gevestigd te ‘s-Hertogenbosch
verzoekster
gemachtigde mr. E.C.N. Amory
tegen
[verweerder]
wonende te Helvoirt
verweerder
gemachtigde mr. A.A.B. Gaalman
Partijen zullen “Golden Gift” en “[verweerder]” worden genoemd.
Procedure
Het op 7 augustus 2008 ter griffie van de sector kanton binnengekomen verzoekschrift strekt tot herroeping van de beschikking van 28 november 2006 (zaaknummer 472729, EJ verz. 06-4917) waarbij de kantonrechter te ‘s-Hertogenbosch de arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft ontbonden.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2008, bij gelegenheid waarvan de gemachtigden van partijen hun standpunten hebben toegelicht, de gemachtigde van Golden Gift aan de hand van pleitnotities, die hij heeft overgelegd.
De uitspraak is bepaald op vandaag.
Inleiding
[verweerder] is op 1 januari 1987 bij Golden Gift in dienst getreden.
Vanaf medio 2005 is de tot dan toe goede verstandhouding tussen partijen verslechterd.
Partijen hebben onder meer een discussie gevoerd over het in de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding.
Bij dagvaarding van 2 maart 2006 heeft [verweerder] gevorderd:
primair: voor recht te verklaren dat het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding niet meer geldt,
subsidiair: het concurrentiebeding geheel te vernietigen,
meer subsidiair: het concurrentiebeding gedeeltelijk te vernietigen.
Golden Gift heeft op 5 oktober 2006 bij de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. De mondelinge behandeling daarvan vond plaats op 7 november 2006.
Bij beschikking van 28 november 2006 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 15 december 2006 waarbij hij aan [verweerder] een vergoeding heeft toegekend van € 50.544,00 bruto. Golden Gift heeft van de haar geboden gelegenheid het verzoek in te trekken geen gebruik gemaakt. De vergoeding is omstreeks 24 januari 2007 betaald.
Op 23 oktober 2007 en 20 mei 2008 heeft de kantonrechter getuigen gehoord in een voorlopig getuigenverhoor, waarom door Golden Gift is verzocht. De processen verbaal van de verhoren zijn aan het verzoekschrift gehecht.
Verzoek en verweer
Uit, onder meer, de discussie en de procedure over het concurrentiebeding leidt Golden Gift af, dat [verweerder] al vanaf 2005 het plan had om met een hoge vergoeding bij haar weg te komen en om daarna concurrerende activiteiten te gaan ontplooien
Golden Gift stelt, dat [verweerder] lang voor de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst en in elk geval ten tijde van de behandeling van het verzoek tot ontbinding ander passend werk had of daarop gerede vooruitzichten had. Hij had daarvan melding moeten maken bij de mondelinge behandeling op 7 november 2006. Door dit na te laten heeft [verweerder], aldus Golden Gift, gezwegen waar spreken plicht was. Op deze wijze heeft [verweerder] bedrog gepleegd als bedoeld in artikel 382 sub a en c Rv.
Op deze grond verzoekt Golden Gift
1. de ontbindingsprocedure tussen partijen, die door Golden Gift door middel van het verzoekschrift van 5 oktober 2006 is aangevangen, te herroepen;
2. de beschikking van 28 november 2006 te herroepen, uitsluitend voor zover het de toekenning van de vergoeding betreft;
3. opnieuw recht doende, te bepalen dat aan [verweerder] geen vergoeding toekomt.
[verweerder] bestrijdt het verzoek en de aan het verzoek ten grondslag gelegde stellingen.
Op hetgeen partijen ter onderbouwing van hun standpunten over en weer hebben aangevoerd zal de kantonrechter onder de beoordeling ingaan.
Beoordeling
Golden Gift stelt, dat [verweerder] bedrog heeft gepleegd door tijdens de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek van 7 november 2006 te verzwijgen dat hij ander passend werk had, althans daarop redelijke vooruitzichten had.
[verweerder] bestrijdt het hem verweten bedrog.
“Bedrog” in de zin van artikel 382 aanhef en onder a Rv. moet ruim worden uitgelegd. Hieronder kan ook worden verstaan het verzwijgen van feiten die tot een voor de wederpartij meer gunstige afloop van de procedure zouden hebben kunnen leiden.
De vraag is dus of [verweerder] ten aanzien van zijn perspectieven op de arbeidsmarkt feiten en omstandigheden heeft verzwegen, die, indien ze aan de kantonrechter bekend zouden zijn geweest, tot een andere - voor Golden Gift meer gunstige - beslissing omtrent de aan [verweerder] toegekende vergoeding zouden hebben geleid.
Gezien de stellingen van partijen en de overgelegde stukken, in het bijzonder de processen verbaal van het voorlopig getuigenverhoor, concludeert de kantonrechter dat de volgende feiten vaststaan:
De als getuige gehoorde heer [A] is in het najaar van 2005 begonnen overleg te plegen met de heer [B] over de overname van diens onderneming MP International BV. In de maand september 2006 is een intentieverklaring ondertekend. Op 16 oktober 2006 is een due diligence onderzoek gestart naar MP International. Dit onderzoek is mede uitgevoerd door de als getuige gehoorde heer [c]. [verweerder] was daarbij gedurende één dag aanwezig. [verweerder] was ook aanwezig op 27 oktober 2006, toen de bij de mogelijke koop betrokken partijen de uitkomsten van het due diligence onderzoek hebben besproken. De resultaten van de onderneming bleken tegen te vallen. Volgens de als getuige gehoorde heer [D], de adviseur van de verkopende partij, aarzelden de potentiële kopers daardoor over de overname.
[D] heeft de verdere prijsonderhandelingen gevoerd met [c]. Overeenstemming over de prijs werd bereikt in de periode tussen 15 en 20 december 2006. De kopers maakten een financieringsvoorbehoud.
[verweerder], althans de besloten vennootschap [x] Beheer BV, heeft op 7 december 2006 een verklaring van geen bezwaar gevraagd voor de oprichting van de besloten vennootschap Corium Beheer BV, welke verklaring namens de Minister van Justitie op 14 december 2006 is afgegeven.
Op 11 januari 2007 hebben [A], [c] en [verweerder] de besloten vennootschap Corium Beheer BV opgericht. De overdracht van de aandelen aan Corium Beheer vond op 1 maart 2007 plaats, nadat de financiering was rondgekomen.
Partijen zijn het fundamenteel oneens over de betrokkenheid van [verweerder] bij de overname-onderhandelingen van MP International BV.
[verweerder], [A] en [c] zeggen in hun getuigenverklaring dat zij eind september 2006 voor het eerst met elkaar gesproken hebben over een (gezamenlijke) overname van
MP International BV. [verweerder] en [A] kennen elkaar al langer uit de privésfeer. [c] verklaart op 22 september 2006 met [verweerder] kennis te hebben gemaakt tijdens een gesprek tussen hen beiden en [A].
Zij verklaren ook alle drie, dat zij op 13 december 2006 onderling overeenstemming hebben bereikt.
De getuige [D] heeft verklaard dat hem ten tijde van het due diligence onderzoek in oktober 2006 werd meegedeeld dat [verweerder] daarbij zou zijn omdat hij wellicht in de overname zou kunnen participeren. Deze getuige verklaarde dat [verweerder] zich wilde oriënteren. Deze getuige verklaarde ook, dat [verweerder] aanwezig was bij het gesprek over de resultaten van het onderzoek en dat [verweerder] zich daarbij heeft opgesteld als toehoorder en niet actief in het gesprek betrokken was.
Ook de getuige [B] verklaart, dat [verweerder] pas in beeld is gekomen begin oktober 2006, kort voor aanvang van het due diligence onderzoek. Deze getuige verklaart toen te hebben begrepen dat [verweerder] wellicht als commerciële man voor MP International aan de slag zou gaan. Hij heeft [verweerder] voor het eerst eind oktober ontmoet. Op dat moment begreep hij dat het nog niet zeker was of [verweerder] als commerciële man daadwerkelijk aan de slag zou gaan. Hij begreep pas begin 2007 dat [verweerder] in de overname zou participeren.
Golden Gift betwist, dat [verweerder] pas in oktober 2006 bij de overname-onderhandelingen was betrokken. Zij wijst erop, dat [verweerder] [A] en [c] tijdens het voorlopig getuigenverhoor niet hebben verklaard, dat [verweerder] bij de bespreking van 27 oktober 2006 over de uitkomsten het onderzoek aanwezig was. Zij verbindt daaraan de consequentie dat deze informatie evident is verzwegen, omdat de aanwezigheid van [verweerder] bij deze bespreking voor hem aanleiding had moeten zijn om op 7 november 2006 bij de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek kennis te geven van het feit dat hij ander passend werk had, althans daarop redelijke vooruitzichten had.
Golden Gift wijst er ook op, dat de verklaring van [verweerder] [A] en [c], dat zij het op 13 december 2006 met elkaar eens geworden zijn niet juist kan zijn omdat de verklaring van geen bezwaar voor de oprichting van Corium BV al daarvóór was aangevraagd.
Golden Gift stelt ook, dat [verweerder] en [A] elkaar al langer kenden en contact met elkaar hadden.
Dat [verweerder] en [A] elkaar al langer kenden moge zo zijn, naar het oordeel van de kantonrechter is dit niet relevant, zolang niet komt vast te staan, dat zij al in een veel eerder stadium dan september/oktober 2006 over een mogelijke betrokkenheid van [verweerder] bij de overname van MP International BV hebben gesproken.
Dit is uit niets gebleken.
Dat [verweerder] [A] en [c] het onderling op 13 december 2006 met elkaar eens zijn geworden is door hen onder ede verklaard en bij het verweerschrift heeft [verweerder] een e-mail van [A] overgelegd van 13 december 2006 waarin hij bevestigt “hetgeen wij heden in Geldermalsen bespraken”.
Een en ander past ook in het verloop van de gebeurtenissen zoals dit blijkt uit de verklaringen van [D] en [B].
De kantonrechter acht voldoende aangetoond, dat [verweerder], [A] en [c] het inderdaad op 13 december 2006 met elkaar eens geworden zijn. Dat de verklaring van geen bezwaar voor de oprichting van Corium BV kort daarvoor is aangevraagd doet hier niet aan af.
Daarnaast blijkt uit met name de verklaring van [D], evenals uit de verklaringen van [A] en [c], dat eind oktober 2006 geenszins zekerheid bestond over de overname van MP International BV. De resultaten van de onderneming liepen terug en de potentiële kopers gaven te kennen dat ze aarzelden over de overname, aldus de verklaring van de getuige [D].
Uit de verklaring van [B] blijkt, dat hij pas begin oktober 2006 voor het eerst vernam van de mogelijke betrokkenheid van [verweerder] bij de overname. Hij heeft inzake de overname vrijwel uitsluitend contact gehad met [c] en [A]. Hij begreep pas begin 2007 dat [verweerder] in de overname zou participeren.
Hieruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter, dat [verweerder] eind september, begin oktober 2006 in oriënterende zin betrokken is geraakt bij het overleg over de overname van MP International BV. Zelfs indien het zo zou zijn, dat zijn betrokkenheid verder zou zijn gegaan, dan nog dient te worden geconcludeerd, dat ten tijde van de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek de overname, door wie dan ook, geenszins zeker was. In dat stadium aarzelde de kopende partij in verband met resultaten van de onderneming. Pas in de tweede helft van december is overeenstemming bereikt over de koopprijs nadat [D] en [c] verder hadden onderhandeld. Deze overeenstemming behelsde mede een financieringsvoorbehoud. Pas nadat de medewerking van de bank zeker was heeft de overdracht van de aandelen op 1 maart 2007 plaatsgevonden.
Golden Gift heeft bij haar verzoekschrift gesteld dat [verweerder] bij brief van 24 april 2007 had laten weten dat hij eerst na medio september 2006 naar ander werk is gaan omzien en dat hij zich tijdens de behandeling van het ontbindingsrekest op verschillende mogelijkheden oriënteerde, doch dat hij ter zake nog geen keuze had gemaakt en zich nog niet had gebonden.
In het licht van de feiten, zoals deze naar het oordeel van de kantonrechter zijn gebleken, is deze verklaring niet onjuist.
De kantonrechter acht het vanzelfsprekend, dat een werknemer, van wiens arbeidsovereenkomst de ontbinding is gevraagd, zich op de arbeidsmarkt en de mogelijkheden van voortzetting van zijn carrière elders oriënteert.
In dit geval is niet gebleken, dat [verweerder] omstreeks 7 november 2006 ander passend werk had of daarop redelijke vooruitzichten had. Waar de overname van MP International op dat moment niet eens vaststond en evenmin tussen [verweerder], [A] en [c] overeenstemming bestond over de voorwaarden waaronder zij in het kader van deze eventuele overname zouden samenwerken, kan niet worden gezegd dat [verweerder] zodanig zekere vooruitzichten op ander werk had, dat hij daarvan bij de behandeling van het ontbindingsverzoek melding had moeten maken. In het licht van de feiten zoals ze thans vaststaan kan niet worden gezegd, dat de kantonrechter ten aanzien van de hoogte van de vergoeding tot een andere beslissing zou zijn gekomen als [verweerder] tot in detail melding had gemaakt van zijn betrokkenheid bij de overname van MP International.
Golden Gift heeft bij haar verzoekschrift melding gemaakt van een “geheim telefoonnummer”, dat [verweerder] zou gebruiken om Golden Gift oneerlijke concurrentie aan te doen.
Wat er zij van dit nummer, de herkomst en het gebruik ervan - dit alles is onduidelijk gebleven - de kantonrechter kan niet zien dat het eventuele gebruik door [verweerder] van dit nummer iets zou toe of afdoen aan de hiervoor verwoorde conclusie.
Hetzelfde geldt voor de stellingen van Golden Gift over de discussie en de procedure over het concurrentiebeding en over de contacten van [verweerder] met klanten en andere relaties van Golden Gift.
Omdat van bedrog in de zin van artikel 382 aanhef en onder a RV. niet is gebleken, evenmin als van stukken die van beslissende aard geweest zouden zijn en die door toedoen van [verweerder] waren achtergehouden (artikel 382 aanhef en onder c Rv.) dient het verzoek te worden afgewezen.
Omdat Golden Gift ongelijk krijgt zal zij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt Golden Gift in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de kant van [verweerder] begroot op € 1.200,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door Mr. J.P.M. van der Ham en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 november 2008 in aanwezigheid van de griffier.
Zaaknummer: 576068 blad 6
beschikking