vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/825413-08
Datum uitspraak: 31 oktober 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
1 Het onderzoek van de zaak
1.1 Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 oktober 2008.
1.2 Het onderzoek heeft plaatsgevonden op basis van de onderstaande tenlastelegging, aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 september 2008.
1.
Primair:
hij op of omstreeks 07 juli 2008 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermaals, althans eenmaal, een mes in het lichaam van [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287/45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 juli 2008 te Helmond aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (steekwonden), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermaals, althans eenmaal, met een mes in het lichaam te steken;
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
Meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 juli 2008 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermaals, althans eenmaal, met een mes in het lichaam van [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302/45 Wetboek van Strafrecht)
Meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 juli 2008 te Helmond opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermaals, althans eenmaal, met een mes in diens lichaam heeft gestoken, althans met een mes diens lichaam heeft geraakt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 07 juli 2008 te Helmond [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend [slachtoffer 2] een mes getoond en/of voorgehouden en/of is verdachte met dat mes in de hand naar [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] toegelopen/gerend;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
1.3 Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
2 De overwegingen omtrent de formele voorvragen.
2.1 Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
3 De overwegingen omtrent het bewijs
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
3.1 De officier van justitie heeft feit 1, primair, wettig en overtuigend bewezen geacht. Zij heeft zich daarbij met name gebaseerd op de eensluidende verklaringen van [slachtoffer 1] en [vriend], welke laatste meteen na het gebeuren is gehoord.
Zij heeft feit 2 eveneens wettig en overtuigend bewezen geacht. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op de verklaringen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [getuige].
3.2 De raadsvrouwe heeft primair vrijspraak van feit 1 bepleit, omdat niet vaststaat dat de verwondingen van [slachtoffer 1] door verdachte zijn toegebracht. Geen van de [getuigen] heeft dat gezien.
Zij heeft subsidiair vrijspraak van feit 1, primair, subsidiair en meer subsidiair bepleit, omdat verdachte nimmer de (voorwaardelijke) opzet heeft gehad om [slachtoffer 1] te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Hij heeft slechts ter verdediging met een mes gezwaaid. Bovendien leveren de verwondingen van [slachtoffer 1] geen zwaar lichamelijk letsel op.
3.3 Deze zijn:
* Een proces-verbaal nr. PL 2233/08-006390, met bijlagen, opgemaakt door de regiopolitie Brabant Zuid Oost, Gezamenlijke Recherche Helmond plusellmond Plus, afgesloten op 26 augustus 2008, in totaal 119 pagina’s (voortaan: PV).
* De verklaring bij de rechter-commissaris van verdachte op 10 juli 2008
* Een medische verklaring betreffende [slachtoffer 1] van [chirurg] van het Elkerliek ziekenhuis.
3.4 Op 7 juli 2008 in de namiddag heeft er een confrontatie plaatsgevonden in de Wolfstraat te Helmond tussen verdachte, die aanvankelijk in zijn auto (een donkerblauwe Suzuki Alto) zat, en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Op een gegeven moment is verdachte uit zijn auto gekomen en heeft hij de meisjes met een mes achtervolgd. Toen de meisjes ver genoeg waren is hij teruggegaan naar zijn auto1.
3.5 Nadat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door verdachte waren bedreigd heeft [slachtoffer 2] telefonisch contact opgenomen met haar broer [slachtoffer 1]2. Deze is samen met zijn [vriend] aan de hand van de beschrijving van [slachtoffer 2] de man op gaan zoeken die haar had bedreigd3. Zij zijn onder andere gaan zoeken in het café Shabab te Helmond. Aldaar heeft verdachte een tweede confrontatie gehad, nu met [slachtoffer 1] en [vriend].
De overwegingen met betrekking tot het bewijs van feit 1
3.6 Toen [slachtoffer 1] en [vriend] café Shabab net binnen waren, kwam verdachte binnen, die door [slachtoffer 1] direct werd vastgepakt4.
[slachtoffer 1] heeft weliswaar verklaard dat hij de man slechts groette en dat die man toen direct begon te steken5 en [vriend] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] slechts met de man wilde praten en zijn hand op diens schouder legde6, maar de rechtbank acht die gang van zaken niet aannemelijk, omdat [slachtoffer 1] en [vriend] juist op zoek waren naar verdachte om verhaal te halen voor de bedreiging van [slachtoffer 2] en zij verdachte herkenden van de beschrijving van [slachtoffer 2]7. Aannemelijk is dat [slachtoffer 1] verdachte direct agressief benaderde, zoals verdachte en [getuige 2] hebben verklaard.
Verdachte had nog een mes bij zich, omdat hij dacht dat de meisjes, waarmee hij een eerdere confrontatie had gehad, zouden terugkomen8. Hij is toen direct met het mes gaan steken naar [slachtoffer 1] en daarna met het mes gaan zwaaien9. [slachtoffer 1] heeft tweemaal een steekwond opgelopen, één in de buik en één in borstholte ter plaatse van de oksel10. De rechtbank is van oordeel dat iemand die een ander met een mes steekt in de buik en de borst willens en wetens de aanmerkelijk kans aanvaardt dat die ander daardoor komt te overlijden. De rechtbank acht bijgevolg bewezen dat verdachte de voorwaardelijke opzet heeft gehad om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Feit 1 primair is dus wettig en overtuigend bewezen.
3.7 Nadat verdachte [slachtoffer 1] in het café met een mes had gestoken heeft de vechtpartij zich op straat voortgezet. De door de raadsvrouwe genoemde getuigen ([getuige 3] en [getuige 4]) verklaren daarover en zijn dus niet relevant voor de beoordeling van dit feit.
De overwegingen met betrekking tot het bewijs van feit 2
3.8 Uit de onder 3.4 vermelde vaststaande feiten volgt dat verdachte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met een mes heeft achtervolgd. Daarmee is bewezen dat verdachte de beide meisjes heeft bedreigd. Feit 2 is dus wettig en overtuigend bewezen.
3.9 Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
(primair)
op 07 juli 2008 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermaals een mes in het lichaam van [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
2.
op 07 juli 2008 te Helmond [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend [slachtoffer 2] een mes
getoond en voorgehouden en is verdachte met dat mes in de hand naar [sl[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gerend.
3.10 Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
4.1 Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
5 De strafbaarheid van de verdachte
Het beroep op noodweer(exces) met betrekking tot feit 1
5.1 De raadsvrouwe heeft gesteld dat er met betrekking tot feit 1 sprake is geweest van noodweer (exces). [slachtoffer 1] en [vriend] waren kwaad op verdachte en zochten hem op. Toen ze hem in café Shabab aantroffen was er sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte. Hij kon zich niet anders verdedigen dan hij heeft gedaan. Verdachte dient bijgevolg ontslagen te worden van rechtsvervolging.
5.2 De officier van justitie heeft betoogd dat er geen sprake is van noodweer(exces), omdat uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [vriend] blijkt dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door hen van verdachte.
5.3 De rechtbank deelt het standpunt van de raadsvrouwe dat er sprake was van ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte, zoals blijkt uit overweging 3.6. Niettemin dient dit verweer te worden verworpen, omdat uit de omstandigheden van het geval niet blijkt dat verdachte zodanig naar het leven werd gestaan dat hij direct met een mes moest steken. Hij heeft zelf verklaard dat hij door [slachtoffer 1] bij de keel werd gepakt en dat de ander ([vriend]) een fles pakte11. Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard: ”ik wilde mij verdedigen tegen die twee die op mij af kwamen. Zij hadden flessen in hun hand.”12. [getuige 2] heeft verklaard dat een van hen [verdachte] vastpakte en de ander een flesje13. Verdachte heeft daarop direct met een mes gestoken14. Hij heeft dus al met het mes had gestoken, voordat hij met flesjes werd geslagen. In die omstandigheden is het direct met een mes steken niet proportioneel en kan het beroep op noodweer niet slagen. Dat geldt ook voor het beroep op noodweerexces, nu ook niet gebleken is van een hevige door de aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging bij verdachte.
Het beroep op psychische overmacht en putatief noodweer(exces) met betrekking tot feit 2
5.4 De raadsvrouwe heeft betoogd dat de omstandigheden van feit 2 geen bedreigende situatie voor een gezonde man in het leven hebben geroepen, maar dat verdachte geen gezonde man is. Hij verkeerde in een extreme acute stresssituatie, die hem in een situatie van psychische overmacht bracht. Er is tevens sprake van putatief noodweer(exces) omdat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat hij zich moest verdedigen. Verdachte dient bijgevolg ontslagen te worden van rechtsvervolging.
5.5 De officier van justitie heeft betwist dat verdachte in een situatie verkeerde waarin hij redelijkerwijs geen weerstand kon bieden aan de op hem uitgeoefende druk, immers verdachte is zelf achter de meisjes aan gegaan. Dan kan hij zich ook niet bedreigd hebben gevoeld. Van psychische overmacht en putatief noodweer(exces) is geen sprake.
5.6 De rechtbank ziet niet in waarin de door de raadsvrouwe gestelde extreme stresssituatie heeft bestaan. De aanleiding van de confrontatie is niet bedreigend. Verdachte verklaart dat een van de meisjes haar middelvinger naar hem op stak en riep: “Kom op, flikker op.”. Hij voelde zich bedreigd, omdat zij niet weggingen15. Van een extreme stresssituatie is dan geen sprake. Verdachte zat op dat moment nog in zijn auto en had eenvoudigweg weg kunnen rijden. Het feit dat verdachte uitstapt en met een mes achter de meisjes aan gaat rennen, wijst er in het geheel niet op dat hij zich toen nog bedreigd voelde, laat staan dat hij in een extreme stresssituatie zat. Het beroep op psychische overmacht dient dus verworpen te worden. Tevens blijkt uit de omstandigheden van het geval in het geheel niet dat er sprake was van een situatie, waarin verdachte gerechtvaardigd kon menen, dat hij zichzelf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding moest verdedigen. Van putatief noodweer(exces) is eveneens geen sprake. Beide verweren dienen verworpen te worden.
5.7 Er zijn dus geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
6 De oplegging van een straf en/of maatregel
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
6.1 De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar gevorderd. Een bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijke straf is dat verdachte zich zal laten begeleiden door de reclassering, ook als dat betekent dat hij een behandeling bij de GGzE “De Omslag” zal moeten volgen. Zij heeft daarbij rekening gehouden met het gegeven dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest, dat hij sterk verminderd toerekeningsvatbaar is en dat hij zelf ook verwondingen heeft opgelopen door toedoen van [slachtoffer 1] en [vriend]. Zij heeft ook rekening gehouden met de adviezen van de psychiater E.F.M. Lemmen en de reclassering en het feit dat verdachte naar Marokko wil terugkeren.
6.2 De raadsvrouwe heeft erop gewezen dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is en, mits hij een remigratiepensioen van € 644.- per maand krijgt, van plan is zich weer bij zijn familie in Marokko te vestigen. Om die reden acht zij de door de reclassering voorgestelde voorwaardelijke straf minder geïndiceerd. Zij bepleit een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
De overwegingen omtrent de op te leggen straf of maatregel
6.3 De rechtbank zal de eis van de officier van justitie volgen in die zin dat een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf wordt opgelegd. Zij komt echter tot een lagere straf dan de straf die de officier van justitie heeft geëist om de volgende redenen, die in de persoon van de verdachte zijn gelegen en waarmee zij meer rekening wil houden dan de officier van justitie.
a In het over verdachte uitgebrachte psychiatrische rapport16 blijkt dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een waanstoornis in remissie, waarbij diagnostisch ook uitgegaan kan worden van een paranoïde schizofrenie. De psychotische symptomen zijn door antipsychotische medicatie goeddeels afwezig, maar de neiging tot paranoïde kan opvlammen. Dat heeft bij de strafbare feiten een rol gespeeld en op grond daarvan is verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar.
b Uit het dossier blijkt dat de confrontatie tussen verdachte en [slachtoffer 1] en [vriend] zich op straat heeft voortgezet. Daarbij hebben [slachtoffer 1] en [vriend] autoruiten van de auto van verdachte vernield en verdachte ernstige verwondingen toegebracht, waardoor hij het bewustzijn verloor.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen, dat dit deel niet zal worden ten uitvoer gelegd, mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt, dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de door de officier van justitie eveneens geëiste bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank acht het immers van belang dat verdachte - zolang hij in Nederland woont - zich zal laten begeleiden door de reclassering, ook als het nodig blijkt dat hij een ambulante behandeling bij bijvoorbeeld de GGzE “De Omslag” volgt.
6.4 De rechtbank deelt het standpunt van de raadsvrouwe niet dat een voorwaardelijke straf eraan in de weg staat dat verdachte naar Marokko remigreert. Zij zal wel bepalen dat als verdachte zich inderdaad blijvend in Marokko heeft gevestigd, de bijzondere voorwaarde van begeleiding door de reclassering komt te vervallen.
6.5. De rechtbank acht, gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de hierboven weergegeven persoonlijke omstandigheden van verdachte, een gevangenisstraf van 10 maanden met aftrek conform artikel 27 Sr, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met de bovengenoemde voorwaarden, passend.
7.1 De officier van justitie heeft verbeurdverklaring van het mes en het foedraal gevorderd.
7.2 De raadsvrouwe heeft zich hierover niet uitgelaten.
7.3 De rechtbank is van oordeel dat het mes en het foedraal voorwerpen zijn, die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden. Zij zal deze voorwerpen verbeurd verklaren.
8 Toepasselijke wetsartikelen
8.1 De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33, 33a, 45, 57, 285, 287.
De rechtbank verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1 primair:
poging tot doodslag
t.a.v. feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en zij legt de volgende straffen op:
t.a.v. feit 1 primair en feit 2:
een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
en de bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij GGzE (De Omslag) of een soortgelijke instelling.
Zij verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht en bepaalt dat de bijzondere voorwaarde niet meer zal worden uitgevoerd, zodra verdachte definitief naar Marokko is geëmigreerd.
De rechtbank verklaart verbeurd de in beslag genomen goederen, te weten:
- mes, Emperor vleesmes, mutatienummer 08126538,
- foedraal, mutatienummer 08126538.
De rechtbank heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.H. Bruggink, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. E.M.J. Raeijmaekers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Pol-Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 31 oktober 2008.
1 Verklaring [slachtoffer 2], PV, p. 40-41; verklaring [slachtoffer 3], PV, p. 90; verklaring [getuige 5], PV, p. 66; verklaring verdachte, PV, p. 73-74.
2 Verklaring [slachtoffer 2], PV, p. 41.
3 Verklaring [slachtoffer 2], PV, p. 42; verklaring [slachtoffer 1], PV, p. 100-101; verklaring [vriend], PV, p. 78 en 79.
4 Verklaring van [getuige 2], de eigenaar van café Shabab, in een proces-verbaal van bevindingen, PV, p. 52; verklaring van verdachte PV, p. 74.
5 Verklaring [slachtoffer 1], PV, p. 85 en 101.
6 Verklaring [vriend], PV, p. 79.
7 Verklaring [slachtoffer 1], PV, p. 101; verklaring [vriend], PV, p. 79.
8 Verklaring verdachte, PV, p. 75.
9 Verklaring [slachtoffer 1], PV, p. 85 en 101; verklaring [vriend], PV, p. 79.
10 Medische verklaring van [chirurg].
11 Verklaring verdachte, PV, p. 74.
12 Verklaring bij de rechter-commissaris van verdachte.
13 Verklaring van [getuige 2], de eigenaar van café Shabab, in een proces-verbaal van bevindingen, PV, p. 52.
14 Verklaring [slachtoffer 1], PV, p. 85 en 101; verklaring [vriend], PV, p. 79.
15 Verklaring verdachte, PV, p. 73.
16 Rapport van psychiater E.F.M. Lemmen van september 2008, p. 9.
8
Parketnummer: 01/825413-08
[verdachte]