vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/845336-08
Datum uitspraak: 22 oktober 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 oktober 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 september 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2008 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade (zijn levensgezel) [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg [slachtoffer] (meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in haar borst(streek) en/of buik(streek), in elk geval in haar (boven)lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
[Sr art. 289/287/303/302/45]
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Verdachte heeft op 28 juni 2008 te ’s-Hertogenbosch zijn levensgezel [slachtoffer] tweemaal met een mes gestoken in haar lichaam. Tengevolge van dit steken heeft [slachtoffer] een steekwond in de rechterflank en een steekwond in de rechterborst opgelopen.1
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het tenlastegelegde bewezen met dien verstande dat sprake is van poging tot moord. De officier van justitie is van mening dat verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft gehandeld door het broodmes terug te leggen en het veel scherpere vleesmes te pakken, naar boven te lopen en het slachtoffer twee keer te steken. De officier van justitie acht deze daad derhalve het gevolg van een tevoren genomen besluit en verdachte had in het tijdsverloop tussen het besluit en de uitvoering tijd om zich over dat besluit te beraden, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van verdachte heeft aangevoerd dat voldaan is aan de vereisten voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag, nu voorwaardelijk opzet aanwezig geacht kan worden. De raadsvrouwe is van mening dat sprake is geweest van een opwelling. Zij acht poging tot moord niet bewezen, nu aan het vereiste van voorbedachte raad niet wordt voldaan.
De bewijsmiddelen.
- een dossier van de regiopolitie Brabant-Noord, District Den Bosch, Districtsrecherche, met kenmerk PL2116/08-015551, afgesloten d.d. 4 september 2008 (hierna pv);
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 8 oktober 2008.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht poging tot moord niet bewezen. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte aanvankelijk een broodmes heeft gepakt en dit vervolgens heeft verwisseld voor een vleesmes. De rechtbank heeft hierbij met name gelet op de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting en bij de politie d.d. 2 juli 2008 (pv paragraaf 1.35, pagina 12). De rechtbank oordeelt voorts dat niet vast is komen te staan dat verdachte, op het moment dat hij het vleesmes pakte en/of het moment dat hij naar boven liep, de intentie had om het slachtoffer van het leven te beroven. De rechtbank acht aannemelijk geworden dat verdachte in een opwelling besloot het slachtoffer met het vleesmes te steken op het moment dat zij hem, toen hij boven was aangekomen, negeerde. Niet is komen vast te staan dat verdachte de gelegenheid heeft gehad om zich op dat besluit te beraden. Gelet op vorenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op poging tot moord.
De rechtbank acht poging tot doodslag wel bewezen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van voorwaardelijk opzet. Het is een feit van algemene bekendheid dat het met een mes steken in vitale lichaamsdelen als de buik en borst een aanmerkelijk risico op de dood met zich brengt. De gedraging van verdachte is naar haar uiterlijke verschijningsvorm geschikt tot het toebrengen van ernstig letsel in de buik- en borststreek van het slachtoffer. Het kan dan ook niet anders zijn dan dat verdachte zich hiervan bewust is geweest en daarmee heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn handelen de dood tot gevolg zou hebben.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 28 juni 2008 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk zijn levensgezel [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet [slachtoffer] met een mes in haar borststreek en buikstreek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht verdachte te ontslaan van rechtsvervolging, nu verdachte niet strafbaar is op grond van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht. Het misdrijf doodslag is niet voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van verdachte afhankelijk. Verdachte heeft door kort na het steken 112 te bellen en de voordeur open te zetten actief verhinderd dat de dood van het slachtoffer zou intreden. De raadsvrouwe verwijst naar een uitspraak van de Rechtbank Alkmaar van 26 juni 2001, LJN AB2375.
Het standpunt van de officier van justitie.
Naar de mening van de officier van justitie is geen sprake van vrijwillige terugtred. Verdachte heeft alles gedaan om de dood van het slachtoffer te veroorzaken. Ondanks het bellen naar 112 had het slachtoffer kunnen komen te overlijden. In deze situatie, waarin een groot gevaar heeft bestaan dat het delict onafhankelijk van het ingrijpen van verdachte werd voltooid, kan wel voor de toekomst worden teruggetreden, maar niet voor het verleden. De officier van justitie verwijst naar een uitspraak van de Hoge Raad van 13 maart 2007, NJ 2007, 171.
Het oordeel van de rechtbank.
Van vrijwillige terugtred is sprake als de niet-voltooiing van het delict het gevolg is van omstandigheden die van de wil van de dader afhankelijk zijn en derhalve niet van externe factoren. Voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging is veelal een zodanig optreden van verdachte vereist, dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad waaraan de officier van justitie heeft gerefereerd alsmede naar een uitspraak van de Hoge Raad van 19 december 2006, NJ 2007, 29.
In de onderhavige zaak is sprake van een voltooide poging tot doodslag. Verdachte heeft zijn levensgezel [slachtoffer] tweemaal met een mes in haar lichaam gestoken. Tengevolge van dit steken heeft [slachtoffer] een steekwond in de rechterflank en een steekwond in de rechterborst opgelopen.2 Een spoedoperatie heeft het leven van het slachtoffer gered.3 Het slachtoffer is na dit steken van de trap gevallen en onderaan de trap blijven liggen. Verdachte zag dat de kleding van het slachtoffer op buikhoogte doorweekt was van het bloed, hij hoorde haar rochelend ademhalen en hij besefte dat zij levensgevaarlijk gewond was. Vervolgens heeft verdachte 112 gebeld en de deur opengezet.4 Het feit dat verdachte de hulpdiensten heeft verwittigd op het moment dat het slachtoffer onder deze omstandigheden onderaan de trap lag, kan naar het oordeel van de rechtbank niet gelden als een optreden dat naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van de dood te beletten. Dat het slachtoffer niet is overleden, is naar het oordeel van de rechtbank gelegen in de van de wil van de verdachte onafhankelijke omstandigheden, externe factoren, dat het slachtoffer gelukkiger- en toevalligerwijs op eigen kracht de doodstrijd heeft doorstaan tot de hulpdiensten kwamen en dat vervolgens adequaat medisch is opgetreden. In al deze opzichten wijkt het onderhavige geval af van de casus uit het vonnis van de Rechtbank Alkmaar, waaraan de raadsvrouwe heeft gerefereerd. De rechtbank verwerpt aldus het verweer.
Er zijn ook voorts geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 287.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van poging tot moord vordert de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheid dat het slachtoffer had kunnen komen te overlijden, de lichamelijke en psychische gevolgen voor het slachtoffer, de omstandigheid dat het delict is gepleegd in haar eigen huis waar zij zich juist veilig zou moeten voelen en de omstandigheid dat het slachtoffer zich niet kon verdedigen en derhalve kansloos was.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij verzoekt de officier van justitie het gevorderde toe te wijzen met uitzondering van de posten “schoonmaakkosten huis” en “reiskosten”. De officier van justitie acht deze posten onvoldoende onderbouwd. De officier van justitie verzoekt tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen voor hetgeen wordt toegewezen en de vordering voor wat betreft het overige gevorderde niet-ontvankelijk te verklaren. Het bedrag voor de post “voorschot smartengeld” verzoekt de officier van justitie als een voorschot toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht bij de bepaling van de straf rekening te houden met de omstandigheid dat bij verdachte sprake was van toenemende spanningen/stress en depressieve gevoelens direct voorafgaande aan het tenlastegelegde.
De raadsvrouwe verzoekt de benadeelde partij in de vordering voor wat betreft de posten “schoonmaakkosten huis”, “nieuw slot voordeur” en “eigen risico ziektekosten 2008” niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien deze posten onvoldoende zijn onderbouwd. Zij verzoekt de benadeelde partij in de vordering tevens niet-ontvankelijk te verklaren voor wat betreft de posten “opname ziekenhuis 38 dagen”, “reiskosten”, “tijdelijk verblijf elders” en “kosten medische informatie”, aangezien geen sprake is van een rechtstreeks verband met het delict. Ten slotte verzoekt de raadsvrouwe het gevorderde bedrag ten aanzien van “voorschot smartengeld” substantieel te matigen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychiatrisch rapport opgemaakt door dr. E.D.M. Masthoff, psychiater, d.d. 15 september 2008. In dit rapport wordt geconcludeerd dat verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde als volledig toerekeningsvatbaar is te beschouwen.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte. Verdachte heeft zijn levensgezel in de veiligheid van haar eigen huis tweemaal met een mes in haar lichaam gestoken. Dit betreft een zeer ernstig feit waardoor het slachtoffer bijna is overleden. Het slachtoffer heeft tengevolge van dit steken vijf weken in het ziekenhuis gelegen en zij is heden, zowel lichamelijk als psychisch, nog niet geheel hersteld.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid. Verdachte heeft adequaat gehandeld door 112 te bellen en voorts acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte kampte met problematiek waaronder zijn alcoholverslaving en depressieve gevoelens.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf die vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Gelet op het bewezenverklaarde zal de rechtbank een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is van oordeel dat de op te leggen straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt te meer nu de rechtbank verdachte van het impliciet primair tenlastegelegde vrijspreekt.
Gelet op het reclasseringsrapport d.d. 30 september 2008 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting inhoudende dat hij op eigen initiatief aan zijn problematiek zal gaan werken, acht de rechtbank een deels voorwaardelijke straf met een bijzondere voorwaarde niet aan de orde.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, de post “kosten medische informatie”, te weten een bedrag van € 37,70 en de post “voorschot smartengeld” tot een bedrag van € 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum vonnis tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum vonnis tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, voor wat betreft de posten “schoonmaakkosten huis”, “eigen risico ziektekosten 2008”, “opname ziekenhuis 38 dagen”, “reiskosten”, “tijdelijk verblijf elders” en het overige deel van de post “voorschot smartengeld”, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank acht deze posten onvoldoende onderbouwd (door middel van stukken).
De rechtbank zal de benadeelde partij tevens niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft de post “nieuw slot voordeur”, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel:
Gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Maatregel van schadevergoeding van € 5.037,70 subsidiair 55 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van
€ 5.037,70 (zegge: vijfduizendzevenendertig euro en zeventig eurocent), bij
gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 55 dagen hechtenis,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum vonnis tot de dag der
algehele voldoening. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een
bedrag van € 5.037,70 (zegge: vijfduizendzevenendertig euro en zeventig
eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum vonnis tot de dag
der algehele voldoening. De rechtbank wijst de post “voorschot smartengeld” toe tot een bedrag van € 5.000,00 als een voorschot.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering terzake het overige gevorderde
niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd
voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter,
mr. Ch. Dunnewijk en mr. F. van Laanen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Pol-Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 22 oktober 2008.
1 Relaas van verbalisanten, pv paragraaf 1.1.2, pagina 1 en 2, verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting en medisch formulier, pv paragraaf 3.7
2 Relaas van verbalisanten, pv paragraaf 1.1.2, pagina 1 en 2, verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting en medisch formulier, pv paragraaf 3.7
3 Verklaring aangeefster, pv paragraaf 1.43, pagina 1
4 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting