ECLI:NL:RBSHE:2008:BF9945

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
559542
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een koopovereenkomst voor fitnesstoestellen en de bevoegdheid van de vakgroepvoorzitter

In deze zaak heeft de kantonrechter te Eindhoven uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en de stichting Stichting Stedelijk College Eindhoven (SCE) over een vordering tot betaling van € 1.411,78. [Eiseres], als vakgroepvoorzitter van de vakgroep Lichamelijke Opvoeding, had met zichzelf een koopovereenkomst gesloten voor de aanschaf van fitnesstoestellen, waaronder een stepmachine. SCE weigerde echter de rekening van € 1.200,= te betalen, omdat [eiseres] volgens hen buiten haar mandaat had gehandeld. [Eiseres] betwistte dit en stelde dat de vakgroep instemde met de aankoop en dat deze binnen het budget viel.

SCE voerde verweer en betoogde dat er geen wilsovereenstemming was bereikt, omdat [eiseres] niet bevoegd was om de koopovereenkomst te sluiten. Daarnaast werd er vraagtekens geplaatst bij de rol van [eiseres] in deze transactie. De kantonrechter heeft [eiseres] tijdens de comparitie in de gelegenheid gesteld om te reageren op het beroep van SCE op artikel 3:68 BW, dat verbiedt dat een gevolmachtigde als wederpartij van de volmachtgever optreedt als er strijd tussen de belangen van beide partijen is.

De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] niet bekend was met de werking van artikel 3:68 BW, maar dat dit niet relevant was voor de geldigheid van de rechtshandeling. De rechter concludeerde dat er geen rechtshandeling tot stand was gekomen, omdat er strijd was tussen de belangen van [eiseres] en SCE. De gevorderde hoofdsom werd afgewezen en [eiseres] werd veroordeeld in de proceskosten van SCE, die op € 300,-- werden begroot.

De uitspraak werd gedaan door mr. R.R.M. de Moor op 2 oktober 2008, en de kantonrechter heeft de zaak in het openbaar behandeld, waarbij de griffier aanwezig was. De processtukken omvatten onder andere de dagvaarding en de conclusie van antwoord, en er vond een comparitie van partijen plaats.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie Eindhoven
In de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mw. mr. J.L. Verwer,
t e g e n :
de stichting Stichting Stedelijk College Eindhoven,
statutair gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.A.M. van Vught,
heeft de kantonrechter te Eindhoven het navolgende vonnis gewezen.
1. De procedure
1.1. De kantonrechter heeft acht geslagen op de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 23 april 2008, met zeven producties;
- de conclusie van antwoord van 12 juni 2008, met zeventien producties;
- de aantekeningen die door de griffier zijn gemaakt tijdens de comparitie van partijen op 2 september 2008, waar namens eiseres zijn verschenen [eiseres] zelve, vergezeld door haar echtgenoot, alsmede haar gemachtigde voornoemd. Namens gedaagde is verschenen haar gemachtigde voornoemd.
1.2. De uitspraak is bepaald op heden.
1.3. Partijen zullen hierna “[eiseres]” en “SCE” worden genoemd.
2. Het geschil
2.1. [eiseres] vordert van SCE betaling van een bedrag van € 1.411,78, ter zake hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten. Voorts vordert [eiseres] betaling van kosten, zoals bij dagvaarding gesteld.
Aan haar vordering legt [eiseres] het volgende ten grondslag. [eiseres] heeft als vakgroepvoorzitter van de vakgroep Lichamelijke Opvoeding, na overleg binnen genoemde vakgroep en met instemming ervan, met zichzelf een koopovereenkomst gesloten ter zake fitnesstoestellen, waaronder een stepmachine. SCE weigert echter de rekening van € 1.200,= te betalen, omdat [eiseres] buiten haar mandaat om zou hebben gehandeld. [eiseres] acht dit onjuist. De betreffende fitnesstoestellen betroffen gebruiksgoederen, dus deze vielen wel binnen het mandaat van [eiseres]. Verder heeft de volledige vakgroep ingestemd met de aanschaf en de aanschaf viel binnen het budget.
2.3. SCE heeft gemotiveerd verweer gevoerd, onder meer door te betogen dat geen wilsovereenstemming is bereikt, nu [eiseres] niet bevoegd was om de koopovereenkomst te sluiten. Voorts heeft SCE betoogd dat [eiseres] in deze kwestie een dubbelrol heeft vervuld en plaatst SCE daar vraagtekens bij. Voor zover van belang zal het verweer van SCE hierna uitgebreider worden besproken. Voorts wenst SCE vergoeding van € 2.808,40 wegens proceskosten.
2.4. Vervolgens heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast teneinde nadere inlichtingen van partijen te verkrijgen. Ter comparitie hebben partijen bij hun respectieve standpunten, als hierna te bespreken voor zover voor de beoordeling van belang, volhard.
Een schikking is niet beproefd, nu SCE heeft aangegeven daarvoor niet te voelen.
3. De beoordeling
3.1. Naar aanleiding van het beroep door SCE op de dubbelrol die [eiseres] heeft gespeeld in het kader van de gestelde transactie ter zake de fitnesstoestellen, heeft de kantonrechter [eiseres] tijdens de comparitie in de gelegenheid gesteld te reageren op (de werking van) artikel 3:68 BW.
3.2. Dit artikel, dat door de kantonrechter tijdens de comparitie is voorgelezen, bepaalt:
Tenzij anders is bepaald, kan een gevolmachtigde slechts dan als wederpartij van de volmachtgever optreden, als de inhoud van de te verrichten rechtshandeling zo nauwkeurig vaststaat, dat strijd tussen beider belangen uitgesloten is.
3.3. De gemachtigde van [eiseres] heeft gesteld dat [eiseres] niet bekend was met de werking van deze wetsbepaling. Voorts heeft [eiseres] gesteld dat zij wel vaker met zichzelf handelde, bijvoorbeeld door tegen inkoopprijs prijzen voor wedstrijden aan SCE door te verkopen, naar de kantonrechter begrijpt zonder enige opslag of winstmarge voor [eiseres] zelve.
3.4. Voor de werking van artikel 3:68 BW is niet vereist dat [eiseres] van het bestaan ervan op de hoogte was. Dit verbod geldt derhalve onverkort. Dat in dit geval strijd van de belangen van [eiseres] en SCE uitgesloten was, is gesteld noch gebleken. Evident is dat SCE gebaat was bij een zo laag mogelijke prijs en [eiseres] bij een zo hoog mogelijke prijs ten aanzien van de verkoop van haar privé-zaken. Dat uiteindelijk – naar de kantonrechter heeft begrepen – een collega van [eiseres] op basis van de door haar op marktplaats.nl gevraagde prijs, € 1.200,= een redelijke prijs vond, maakt het voorgaande niet anders.
3.5. Hetzelfde geldt voor de door [eiseres] gestelde eerdere inkoop bij zichzelf tegen inkoopprijzen. Hierbij laat zich overigens wel voorstellen dat strijd tussen de onderlinge belangen – juist vanwege het door [eiseres] ‘doorgeven’ van een aan een derde te betalen inkoopprijs – niet aan de orde is geweest.
3.6. Wanneer in strijd met het verbod van artikel 3:68 BW wordt gehandeld, dan komt er in het geheel geen rechtshandeling tot stand. Een onderzoek naar eventuele (stilzwijgende) bekrachtiging, bijvoorbeeld vanwege het neerzetten op de school van SCE en/of gebruik van de toestellen gedurende een bepaalde periode, ligt derhalve niet in de rede. Dit klemt temeer nu een dergelijke bekrachtiging natuurlijk door een bevoegd persoon zou hebben dienen plaats te vinden. Zulks is gesteld noch gebleken. Uit de overgelegde stukken blijkt veeleer dat de heer [achternaam], de bevoegde locatiebeheerder, juist vraagtekens had bij de gestelde transactie en niet de informatie heeft ontvangen die hij per email heeft verzocht.
3.7. De gevorderde hoofdsom zal derhalve worden afgewezen. De nevenvorderingen delen dit lot.
3.8. [eiseres] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding als aan de zijde van SCE gevallen, en wel begroot aan de hand van het gebruikelijk liquidatietarief. Voor hetgeen SCE meer heeft gevorderd ziet de kantonrechter geen enkele aanleiding, dit nog los van de vraag of het ter zake door SCE gevorderde bedrag in enige verhouding staat tot het in deze zaak aan de orde zijnde belang.
4. De beslissing
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, aan de zijde van SCE tot op heden begroot op een bedrag van € 300,-- wegens gemachtigdensalaris (niet met BTW belast).
Gewezen door mr. R.R.M. de Moor, kantonrechter, en op donderdag 2 oktober 2008 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.