ECLI:NL:RBSHE:2008:BF5850

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825061-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van vermeende toediening van Diazepam aan minderjarig kind

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, stond de verdachte terecht op verdenking van het opzettelijk toedienen van een te hoge dosis Diazepam aan haar minderjarig kind, [slachtoffer 1]. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten die zich zouden hebben afgespeeld tussen 19 en 22 januari 2008 in Geldrop. De rechtbank heeft vastgesteld dat na ziekenhuisopname van het kind een hoge concentratie Diazepam in het bloed werd aangetroffen, wat leidde tot de verdenking dat de verdachte haar kind een schadelijke hoeveelheid van dit medicijn had toegediend. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 12 maanden, maar de verdediging betwistte de betrokkenheid van de verdachte bij de toediening van de medicijnen, wijzend op het gebrek aan direct bewijs.

Tijdens de zittingen werd duidelijk dat er geen wettig bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk de medicijnen had toegediend. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte opzettelijk een geneesmiddel in een niet voorgeschreven hoeveelheid aan haar dochter had gegeven. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van betrokkenen tegenstrijdig waren en dat het tijdsverloop de bewijsvoering bemoeilijkte. Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat zij schuldig was aan de beschuldigingen.

De uitspraak werd gedaan op 7 oktober 2008, na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven op 24 september 2008, voorafgaand aan de uitspraak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825061-08
Datum uitspraak: 07 oktober 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
wonende te [woonplaats], [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 april 2008, 7 juli 2008 en 23 september 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 maart 2008.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 23 september 2008 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat:
zij in de periode van 19 tot en met 22 januari 2008 te Geldrop ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade
[slachtoffer 1] (geboren (geboortedatum)2006) van het leven te beroven, met dat opzet en
na kalm beraad en rustig overleg, op een (of meerdere) moment(en) gedurende
die periode [slachtoffer 1] (telkens) een (totale) hoeveelheid/hoeveelheden
geneesmiddelen (diazepam en/of desmethyldiazepam en/of temazepam en/of
oxazepam) heeft/hebben toegediend, terwijl het toedienen van (een) dergelijke
hoeveelheid/hoeveelheden geneesmiddelen niet aan [slachtoffer 1] was
voorgeschreven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid
(artikel 289/287, 45 Wetboek van Strafrecht);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij in de periode van 19 tot en met 22 januari 2008 te Geldrop ter uitvoering
van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een
persoon genaamd [slachtoffer 1] (geboren (geboortedatum)2006), opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet aan [slachtoffer 1] (telkens) een
hoeveelheid geneesmiddelen (diazepam en/of desmethyldiazepam en/of temazepam
en/of oxazepam) heeft/hebben toegediend, althans heeft/hebben laten
toedienen,terwijl het toedienen van (een) dergelijke hoeveelheid/hoeveelheden
geneesmiddelen niet aan [slachtoffer 1] was voorgeschreven, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(artikel 302 jo 45 Wetboek van Strafrecht);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
zij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 19 tot en met 22 januari
2008 te Geldrop tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
(telkens) opzettelijk de gezondheid van haar minderjarig kind, te weten
[slachtoffer 1], geboren (geboortedatum) 2006, heeft/hebben benadeeld, hebbende zij,
verdachte en/of haar mededader opzettelijk:
- [slachtoffer 1] (meermalen) een (zeer) hoge dosering, althans een voor die
[slachtoffer 1] te hoge dosering van het/de medicijn(en) diazepam en/of
desmethyldiazepam en/of temazepam en/of oxazepam, althans een of meer voor de
gezondheid schadelijke, althans de gezondheid benadelende stoffen toegediend
(artikel 300/304 Wetboek van Strafrecht);
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
zij in de periode van 19 tot en met 22 januari 2008 te Geldrop, [slachtoffer 1], geboren (geboortedatum) 2006, tot wiens onderhoud en/of verzorging zij krachtens
wet verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht, door [slachtoffer 1]
(meermalen) een (zeer) hoge dosering van het/de medicijn(en) diazepam en/of
desmethyldiazepam en/of temazepam en/of oxazepam, althans een of meer voor de
gezondheid schadelijke stoffen toe te dienen
(artikel 255 Wetboek van Strafrecht).
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsbeslissing.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert, kort samengevat, tot vrijspraak van het onder primair en subsidiair tenlastegelegde. Zij concludeert voorts dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte een hoeveelheid van een medicijn dat Diazepam bevatte, aan haar minderjarig kind [slachtoffer 1] heeft toegediend waardoor verdachte opzettelijk de gezondheid van [slachtoffer 1] heeft benadeeld.
Zij vordert verdachte terzake schuldig te verklaren en haar een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest en toepassing van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte ontkent dat zij medicijnen als in de tenlastelegging genoemd, aan [slachtoffer 1] heeft toegediend. De raadsman is van mening dat in het strafdossier geen wettig bewijsmiddel voorhanden is dat de betrokkenheid van verdachte bij toediening van enig geneesmiddel, anders dan door artsen aan [slachtoffer 1] voorgeschreven, aantoont. Derhalve dient naar de mening van de raadsman verdachte integraal van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Op grond van de inhoud van het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank -voor zover hierna van belang- de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 25 januari 2008 werd namens het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), afdeling Helmond, aangifte gedaan van kindermishandeling. Aanleiding voor deze aangifte waren onder meer de volgende feiten en omstandigheden:
- Op 21 januari 2008 kwam er een melding bij het AMK binnen van de vertrouwensarts bij het Sint-Annaziekenhuis te Geldrop dat [slachtoffer 1] op 19 januari 2008 was binnengebracht bij de eerste hulp, waarbij de ouders het vermoeden uitspraken dat [slachtoffer 1] een epileptische aanval had gehad. Na onderzoek werd het kind met de ouders naar huis gezonden.
- Op 20 januari 2008 meldden de ouders zich opnieuw met [slachtoffer 1] bij de eerste hulp en werd van [slachtoffer 1] een bloed- en urinemonster afgenomen. In het urinemonster werd Benzodiazepine aangetroffen. Voorts werd op 21 januari 2008 opnieuw een bloedmonster afgenomen omdat [slachtoffer 1] meer versuft leek dan op 20 januari 2008. Uitslag van het bloedonderzoek leerde dat er sprake was van een therapeutische spiegel van Diazepam (valium). [slachtoffer 1] bleef opgenomen in het ziekenhuis.
- Op 24 januari 2008 bleek uit bloedonderzoek dat de bloedwaarden van [slachtoffer 1] op 20 januari 2008 dusdanig hoog waren dat zij volgens berekening van de ziekenhuisapotheek 15 tot 20 milligram valium toegediend moet hebben gekregen.
- Op 25 januari 2008 vond een onderzoek in de woning van de ouders van [slachtoffer 1] plaats. Hierbij werden diverse medicijnen aangetroffen. Onder andere werd in de babykamer Domperidon en Diazepam aangetroffen en in de badkamer een medicijndoosje met een drietal lege capsules Diazepam, 10 mg.
- Om te onderzoeken of de in de woning aangetroffen klysma’s Diazepam mogelijk werden toegediend aan [slachtoffer 1] werden de verpakkingen onderzocht. In het medicijndoosje aangetroffen in de prullenbak in de badkamer zaten drie kennelijk gebruikte klysma’s, waarop de merknaam “Stesolid”was gedrukt. Deze klysma’s bevatten elk 10 mg Diazepam. Op een medicijnverpakking, aangetroffen in de commode op de slaapkamer van [slachtoffer 1], zat een etiket van de apotheek met opschrift “[slachtoffer 1]” en dat medicijn betrof een wit ongebruikt klysma Diazepam 5 mg.
- Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft deze klysma’s onderzocht. Uit dat onderzoek (rapport d.d. 4 juni 2008) blijkt dat op het inbrengbare deel van één van de klysma’s DNA-materiaal van [slachtoffer 1] is aangetroffen.
- Het NFI heeft voorts toxicologisch onderzoek verricht. Het bloedserummonster dat op 20 januari 2008 van [slachtoffer 1] is afgenomen is onderzocht ter bepaling van het gehalte Diazepam (rapport d.d. 6 mei 2008). In het bloedmonster van [slachtoffer 1] was een concentratie van 1,5 mg Diazepam per liter bloed aangetroffen. Bij deze concentratie kunnen volgens de toxicol0og van het NFI toxische effecten optreden. Concentraties van Diazepam in serum/plasma groter dan 1 tot 1,5 mg/l worden gezien als concentraties waarbij toxische effecten kunnen optreden. Het is niet mogelijk te herleiden welke dosering past bij deze gemeten concentratie Diazepam.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat:
- in de periode van 19 tot en met 22 januari 2008 sprake is geweest van een toxische hoeveelheid van een geneesmiddel, bevattende Diazepam in het bloed van [slachtoffer 1];
- niet bekend is welke dosis van een geneesmiddel, bevattende Diazepam, aan
[slachtoffer 1] is toegediend.
Elk van de vier in de tenlastelegging beschreven feiten bevat het verwijt dat verdachte in de genoemde periode opzettelijk haar dochter [slachtoffer 1] een hoeveelheid of hoeveelheden van een geneesmiddel (diazepam en/of desmethyldiazepam en/of temazepam en/of oxazepam) heeft toegediend dan wel laten toedienen.
De rechtbank dient derhalve de vraag te beantwoorden of verdachte degene is geweest die
schuldig is aan het toedienen van een te hoge dosis medicijnen (Diazepam) aan haar dochter [slachtoffer 1].
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van haar requisitoir feiten en omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan de officier van justitie –met steunbewijs- tot het oordeel komt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte haar dochter [slachtoffer 1] een dusdanige hoeveelheid Diazepam heeft toegediend dat in het ziekenhuis een intoxicatie is vastgesteld. Kort samengevat houden deze feiten en omstandigheden in dat:
- verdachte zelf heeft verklaard dat zij als enige de klysma’s toedient;
- de echtgenoot van verdachte dit bevestigt;
- het DNA-onderzoek uitwijst dat slechts vrouwelijk materiaal op de inbrengdelen van de
in verdachtes woning aangetroffen lege klysma’s is aangetoond;
- er in de periode van 19 tot en met 22 januari 2008 niemand anders dan verdachte, haar
echtgenoot en hun beide andere kinderen toegang tot [slachtoffer 1] hadden.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er echter onvoldoende wettige bewijsmiddelen aanwezig op grond waarvan bewezen kan worden verklaard dat verdachte in de periode van 19 tot en met 22 januari 2008 opzettelijk een geneesmiddel (diazepam en/of esmethyldiazepam en/of temazepam en/of oxazepam) in een hoeveelheid, anders dan door artsen voorgeschreven aan haar dochter [slachtoffer 1], dan wel een te hoge dosering van een dergelijk geneesmiddel of een voor de gezondheid van [slachtoffer 1] schadelijke of nadelige hoeveelheid, heeft toegediend dan wel daarbij door enige handelwijze betrokken was.
De door de officier van justitie aangegeven feiten en omstandigheden kunnen aan dat oordeel niet afdoen. Direct bewijs, inhoudende dat verdachte één van de aangetroffen (nu lege) klysma’s in de betrokken periode heeft ingebracht bij [slachtoffer 1], is er niet. Voorts kan ook overigens niet met zekerheid worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die medicijnen aan [slachtoffer 1] heeft toegediend. De omstandigheid dat in deze zaak door verschillende personen innerlijk dan wel onderling tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd, alsmede het tijdsverloop, maken mede dat de betrokkenheid van verdachte niet is komen vast te staan.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij.
De rechtbank heeft reeds bij afzonderlijke beslissing van 23 september 2008 de voorlopige hechtenis van verdachte opgeheven met ingang van 24 september 2008.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.M. Spelt, voorzitter,
mr. Ch. Dunnewijk en mr. H.M.H. de Koning, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 7 oktober 2008.