vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/841061-08
Datum uitspraak: 06 oktober 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1987,
wonende te [woonplaats] [adres]
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 september 2007, 5 december 2007, 25 februari 2008, 8 mei 2008 en 22 september 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 augustus 2007 als feit 2 onder parketnummer 01/849285-07. Ter zitting van 8 mei 2008 is het onderhavige feit afgesplitst van genoemde dagvaarding en is de behandeling daarvan aangehouden tot een nader te bepalen datum. De zaak staat thans geregistreerd onder parketnummer 01/841061-08.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 2 februari 2007 te 's-Hertogenbosch tezamen en invereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zichen/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en/of buskaarten, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of broodjeszaak/tabakscorner (naam), in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
hij op of omstreeks 2 februari 2007 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag en/of buskaarten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of broodjeszaak/tabakscorner (naam), in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond
- dat vuurwapen, in elk geval dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben gehouden op [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
- (daarbij) tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben geroepen en/of geschreeuwd en/of gezegd: "geld, geld, overval" en/of "op de grond, op de grond" en/of "vlug, vlug, geld, geld anders schiet ik je kapot" en/of "ik schiet jou kapot" en/of "buskaarten, buskaarten", in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking
- dat vuurwapen, in elk geval dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, meermalen (met kracht) tegen het lichaam van [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of gedrukt;
[Sr art. 317/312/47]
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 2 februari 2007 omstreeks 17.35 uur bevond [slachtoffer 1] zich samen met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in broodjeszaak en tabakscorner (naam) (hierna te noemen de broodjeszaak) aan de (adres) te ’s-Hertogenbosch. Op dat moment kwamen twee personen de broodjeszaak binnen [slachtoffer 1] onder bedreiging van het aan hen tonen, op hen richten en gericht houden van een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (hierna te noemen vuurwapen) hebben gedwongen tot afgifte van enig in de broodjeszaak aanwezig geld en van buskaarten. Daarbij zijn tegen hen woorden van dreigende aard geuit. Het gaat daarbij om de volgende woorden:"geld, geld, overval" en "op de grond, op de grond" en "vlug, vlug, geld, geld anders schiet ik je kapot" en "ik schiet jou kapot" en "buskaarten, buskaarten" 1, 2, 3. Bij het uiten van deze woorden is het vuurwapen tegen meerdere plekken op het lichaam van [slachtoffer 1] geduwd/gedrukt4. De overvallers zijn buiten met een derde persoon die op hen stond te wachten op een scooter weggereden5.
Het standpunt van de officier van justitie.
Volgens de officier van justitie kan het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting alle betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit ontkend. Hij heeft verklaard dat hij op 2 februari 2007 met zijn [broer verdachte] en nog wat anderen toevallig bij een Turkse bakker aan de Christiaan Huygensweg in
’s-Hertogenbosch stond en de overval heeft zien gebeuren. Hij zag namelijk een scooter voorbij rijden met daarop drie jongens. Twee van deze jongens hadden bivakmutsen op en één van hen een helm. Verdachte zegt in de richting te zijn gelopen van waaruit de scooter kwam gereden en vervolgens te hebben gezien dat twee blonde meisjes huilend buiten de broodjeszaak elkaar troostten.
De raadsman heeft gesteld dat er weliswaar voldoende wettig bewijs voorhanden is, maar dat de overtuiging ontbreekt. De verdediging is derhalve van mening dat verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Zoals hierboven reeds is weergegeven, ontkent verdachte elke betrokkenheid bij de overval.
Er zijn een aantal getuigen die onafhankelijk van elkaar hebben verklaard dat zij van verdachte hebben gehoord dat hij, verdachte, samen met zijn [broer verdachte] heeft deelgenomen aan de overval op de broodjeszaak.
Onder andere [vriend verdachte] heeft bij de politie onder meer verklaard dat verdachte hem heeft verteld dat hij de overval op de broodjeszaak aan de (straat) samen met zijn [broer verdachte] heeft gepleegd 6. Verder heeft [vriend verdachte] verklaard dat hij kort na de overval op de Leeghwaterlaan van verdachte heeft gehoord dat hij de buskaarten, die zouden zijn buitgemaakt bij de overval, aan [persoon 1] heeft gegeven7. Dit laatste wordt bevestigd door [persoon 1]8.
[persoon 2] heeft bij de politie verklaard dat verdachte hem heeft verteld dat hij de overval op de broodjeszaak had gepleegd, samen met zijn [broer verdachte] die op de scooter zou hebben gewacht. Ook verklaart hij dat hij bij verdachte nog heel veel buskaarten heeft gezien, waarvan verdachte hem vertelde dat die van de overval afkomstig waren9. Bovendien heeft verdachte tegen hem gezegd dat hij met de achterkant van zijn pistool op de rug van de man van de broodjeszaak had geslagen, dat hij de man daarbij bedreigd had en daarna de buskaarten had weggenomen. [broer verdachte] had buiten staan wachten op een scooter10.
[persoon 3] heeft bij de politie verklaard dat verdachte aan hem heeft gevraagd of hij al wist dat hij een broodjeszaak aan de (straat) had overvallen en dat hij kei veel geld bij die broodjeszaak had weggenomen11.
De rechtbank acht op grond van de hierboven genoemde verklaringen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met anderen heeft schuldig gemaakt aan het onder de vaststaande feiten genoemde delict. De verklaringen ondersteunen en bevestigen elkaar en komen deels overeen met de aangifte en getuigenverklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Het bestaan van afspraken tussen [vriend verdachte], [persoon 1], [persoon 2] en/of [persoon 3] om verdachte ten onrechte te beschuldigen, is niet aannemelijk geworden. De ontkennende verklaring van verdachte acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank heeft hierbij mede in aanmerking genomen het proces-verbaal bevindingen12 en de verklaring van getuige [slachtoffer 2]13 waaruit volgt dat [slachtoffer 3] en zij ten tijde van de overval blond haar hadden en dat zij na de overval in de broodjeszaak zijn gebleven en derhalve niet, zoals verdachte beweert, kort na de overval naar buiten zijn gegaan.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen (in onderling verband en samenhang bezien), komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 2 februari 2007 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en buskaarten, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of broodjeszaak/tabakscorner (naam), welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader:
- [slachtoffer 1] en (slachtoffer 2) en [slachtoffer 3] een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond
- dat vuurwapen, in elk geval dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/ hebben gericht en/of gericht heeft/hebben gehouden op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
- daarbij tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft/hebben geroepen en/of geschreeuwd en/of gezegd: "geld, geld, overval" en "op de grond, op de grond" en "vlug, vlug, geld, geld anders schiet ik je kapot" en "ik schiet jou kapot" en "buskaarten, buskaarten", in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking
- dat vuurwapen, in elk geval dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, meermalen met kracht tegen het lichaam van [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en gedrukt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 36f, 63, 312, 317.
De eis van de officier van justitie.
Gevangenisstraf voor de uur van 18 maanden.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hetgeen hem is tenlastegelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte. In de eerste plaats betreft dat de mate van het leed dat aan de slachtoffers is aangedaan, te weten een ernstige aantasting van lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer, alsmede dat verdachte zich om het lot van de slachtoffers kennelijk volstrekt niet heeft bekommerd. Bovendien zal de rechtbank het zeer gewelddadig karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat verdachte er niet voor is teruggeschrokken om samen met anderen zulke ernstige bedreigingen tegen zijn medemensen te gebruiken bij de strafoplegging in aanmerking nemen als ook dat verdachte bij het plegen van het feit kennelijk heeft gehandeld uit puur winstbejag.
Daarbij komt dat verdachte terzake van strafbare feiten soortgelijk aan het door hem gepleegde feit blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds eerder werd veroordeeld.
In verband met een juiste normhandhaving kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].
[slachtoffer 3] heeft een civiele vordering ingediend bestaande uit € 150,58 voor twee ziektedagen.
De officier van justitie heeft gerequireerd tot toewijzing van de vordering en daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van € 150,58, subsidiair 3 dagen hechtenis, hoofdelijk.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering aangezien er vrijspraak voor verdachte moet volgen.
De rechtbank acht de vordering in zijn geheel toewijsbaar, nu vaststaat dat [slachtoffer 3] ten gevolge van de overval minstens twee dagen niet heeft gewerkt en het een feit van algemene bekendheid is dat deze dagen voor eigen rekening van een werknemer komen, waarbij wordt opgemerkt dat het gevorderde bedrag de rechtbank niet onredelijk voorkomt.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
- Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
- Maatregel van schadevergoeding van € 150,58 subsidiair 3 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 3],van een bedrag van € 150,58 (zegge: honderdvijftig euro en achtenvijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van € 150,58 (zegge: honderdvijftig euro en achtenvijftig eurocent).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Raeijmaekers, voorzitter,
mr. J.A. Bik en mr. W.J. Kolkert, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dragt-van Berchum, griffier,
en is uitgesproken op 6 oktober 2008.
1 Dossier van politie, dekict 2 (straat), verklaring van aangever [slachtoffer 1] blz. 18-22.
2 Idem, verklaring van getuige [slachtoffer 2] blz. 37-38.
3 Idem, verklaring van getuige [slachtoffer 3] blz. 44-46.
4 Dossier van politie, delict 2 (straat), stamproces-verbaal blz. 10.
5 Idem, verklaring van [getuige 1] blz. 47.
6 Nagekomen ordner officier van justitie, proces-verbaal van verhoor [vriend verdachte] d.d. 24 augustus 2007 13.17 uur.
7 Idem, verklaring van [vriend verdachte] ordner blz. 75.
8 Idem verklaring van [persoon 1] blz. 9.
9 Idem, verklaring van [persoon 2] ordner blz. 25.
10 Idem, verklaring van [persoon 2] ordner blz. 33.
11 Nagekomen ordner officier van justitie, verklaring van [persoon 3] ordner blz. 36.
12 Dossier van politie, delict 2 (straat), proces-verbaal bevindingen blz. 42.
13 Dossier van politie, delict 2 (straat), verklaring van getuige [slachtoffer 2] blz. 40.