ECLI:NL:RBSHE:2008:BF0047

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/840749-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Ch. Dunnewijk
  • mr. M.L.W.M. Viering
  • mr. F. van Laanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging na extensief noodweerexces in steekincident

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 9 september 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een steekincident. De verdachte, geboren in 1960, heeft in een panieksituatie een mes gepakt en het slachtoffer, haar (ex)partner, in de rug gestoken. Dit gebeurde nadat het slachtoffer de verdachte met een mes op de keel had bedreigd en haar in de lies had gestoken. De verdachte heeft aangevoerd dat zij handelde uit noodweerexces, omdat zij zich in een levensbedreigende situatie bevond. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en geoordeeld dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in blinde paniek handelde en dat haar hevige gemoedsbeweging van doorslaggevende aard was voor haar gedraging. Hierdoor is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de verdachte niet strafbaar is en heeft zij haar ontslagen van alle rechtsvervolging. De officier van justitie had eerder poging tot doodslag geëist, maar de rechtbank heeft deze eis verworpen. De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/840749-08
Datum uitspraak: 09 september 2008
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende aan de (adres), (verblijfplaats).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 augustus 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 juli 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 16 februari 2008 te Heusden ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten
rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na
kalm beraad en rustig overleg, een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp heeft gestoken (in de rug), althans in het lichaam, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 289/287 jo. 45 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 16 februari 2008 te Heusden aan een persoon (te weten [slachtoffer 1]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (een steekwond in de rug (rand pneumothorax)), heeft
toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een mes, althans een scherp en/of punt voorwerp, (in de rug) te steken;
art. 302/303 wetboek van strafrecht
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 16 februari 2008 te Heusden ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1],
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
althans opzettelijk [slachtoffer 1] met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp heeft gestoken (in de rug) , terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 303/302 jo. 45 wetboek van strafrecht
Voorzover in de tenlastelegging schrijffouten en/of omissies voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en/of is de tenlastelegging aangevuld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Nadere bewijsoverweging.
De raadsman heeft ter terechtzitting gesteld dat geen sprake was van poging tot doodslag. Uit het onderzoek zou namelijk niet zijn gebleken dat verdachte opzet had om [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Vast staat dat verdachte [slachtoffer 1] met een mes waarvan het lemmet 20 cm lang was in de rug (rand pneumothorax) heeft gestoken. Dat wijst naar het oordeel van de rechtbank op een uiterlijke verschijningsvorm van poging tot doodslag. Het (voorwaardelijk) opzet op de dood lag daarom volgens de rechtbank besloten in de aard van de door de verdachte verrichte gedraging.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 16 februari 2008 te Heusden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet een mes heeft gestoken in diens rug,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid van het feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting bepleit dat verdachte handelde in een situatie van noodweerexces. Daartoe heeft de raadsman –kort samengevat- aangevoerd dat het slachtoffer [slachtoffer 1], een agressieve man is met een persoonlijkheidsstoornis en dat de relatie tussen het slachtoffer en verdachte wordt gekenmerkt door een jarenlange psychische en lichamelijke mishandeling van verdachte. [slachtoffer 1] heeft, zo blijkt uit de verklaringen van hun dochter, verdachte meermalen met de dood bedreigd.
Op de avond van 16 februari 2008 is [slachtoffer 1] weer op oorlogspad gegaan. Hij was kwaad en begon te drinken. Verdachte zelf begon eveneens te drinken. Toen verdachte het slachtoffer later die avond in haar huis binnen had gelaten, is de situatie tussen hen uit de hand gelopen en geëscaleerd. Verdachte kreeg door [slachtoffer 1] een mes op de keel gezet, waardoor voor verdachte een levensbedreigende situatie ontstond. Vervolgens heeft [slachtoffer 1] verdachte, terwijl zij op de bank zat, met het mes in de lies gestoken. Daarop is verdachte in paniek opgesprongen van de bank, heeft in de keuken een mes gepakt en heeft [slachtoffer 1] in blinde paniek daarmee gestoken.
Naar het oordeel van de raadsman moet deze situatie van verdachte gezien worden als één complex van hevige gemoedsbeweging die doorslaggevend is geweest voor de gedraging van verdachte.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting geconcludeerd dat geen sprake is geweest van noodweerexces. De officier van justitie baseert dit op de verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie, dat zij een mes heeft gepakt omdat zij [slachtoffer 1] bang wilde maken. Naar het oordeel van de officier van justitie blijkt hieruit niet dat verdachte op dat moment dacht dat zij nog steeds verkeerde in een situatie waarin zij zich moest verdedigen. De officier van justitie acht het echter aannemelijk dat [slachtoffer 1] haar vervolgens uitdaagde door zijn shirt omhoog te doen en meermalen te zeggen dat ze toch niet durfde te steken. Uitgaande van deze lezing is de hevige gemoedsbeweging niet van doorslaggevende betekenis geweest voor het steken door verdachte met een mes in het lichaam van [slachtoffer 1]. Op grond hiervan acht de officier van justitie extensief noodweerexces niet aan de orde.
De rechtbank is op grond van de stukken en hetgeen door verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht van oordeel dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, die hieruit bestond dat [slachtoffer 1] bij verdachte een mes op de keel zette en de verdachte met een mes in de lies heeft gestoken.
De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte vervolgens tengevolge van de wederrechtelijke aanranding bang was en in paniek is geraakt, naar de keuken is gerend en een mes heeft gepakt, en vanuit deze situatie het slachtoffer in de rug heeft gestoken.
De rechtbank acht het voorts aannemelijk dat deze hevige gemoedsbeweging van verdachte, veroorzaakt door de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, van doorslaggevende aard is geweest voor het handelen van verdachte. Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank sprake van extensief noodweerexces op grond waarvan verdachte dient te worden ontslagen van rechtsvervolging.
Aan het voorgaande doet naar het oordeel van de rechtbank niet af dat de provocerende houding van het slachtoffer mede heeft bijgedragen aan het ontstaan van de hevige gemoedsbeweging.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 36b, 36c, 45, 287
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie acht poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen en eist:
- een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde: het opleggen van reclasseringstoezicht;
- onttrekking aan het verkeer van de onder verdachte in beslag genomen messen.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum onder 1 genoemde in beslag genomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met behulp waarvan het feit is begaan en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is de wet of het algemeen belang.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het in het dictum nader onder 2. te noemen in beslag genomen voorwerp aan het verkeer onttrokken dient te worden verklaard, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting dit voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar het door haar begane misdrijf is aangetroffen, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven, en dit voorwerp toebehoort aan verdachte en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. primair:
poging tot doodslag
Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. primair:
Ontslag van alle rechtsvervolging.
Beslag.
T.a.v. primair:
Onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen, te weten:
a) een keukenmes, lemmet ongeveer 30 cm,
b) een keukenmes, lemmet ongeveer 20 cm.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Ch. Dunnewijk, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. F. van Laanen, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 9 september 2008.