ECLI:NL:RBSHE:2008:BD9810

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845659-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na mishandeling van politieambtenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 12 augustus 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 december 2007 in 's-Hertogenbosch twee politieambtenaren, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], heeft mishandeld. De verdachte, geboren in 1974 en thans gedetineerd in PI Vught, werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van letsel aan de ambtenaren tijdens de rechtmatige uitoefening van hun functie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tijdens de aanhouding geweld heeft gebruikt door kopstoten te geven aan de verbalisanten, wat resulteerde in lichamelijk letsel voor beiden.

De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en de bevoegdheid om van de zaak kennis te nemen erkend. De officier van justitie vorderde een bewezenverklaring van de mishandeling, maar voegde eraan toe dat de verdachte ten tijde van het delict volledig ontoerekeningsvatbaar was. De verdediging stelde dat de verdachte leed aan een ernstige psychische stoornis, wat zijn gedragingen beïnvloedde. De rechtbank heeft de verklaringen van deskundigen van het Pieter Baan Centrum in overweging genomen, die concludeerden dat de verdachte lijdt aan een chronisch psychotische stoornis, waardoor hij niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij niet strafbaar werd geacht. De rechtbank heeft echter ook besloten dat de verdachte geplaatst moet worden in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, om hem de nodige behandeling te bieden. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee leden aanwezig waren, en is op 12 augustus 2008 uitgesproken.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845659-07
Datum uitspraak: 12 augustus 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: PI Vught - Nw Vosseveld 2 IBA/FSU.
Het onderzoek van de zaak.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 juli 2008.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op basis van onderstaande tenlastelegging, aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 februari 2008, waarbij aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 01 december 2007 te 's-Hertogenbosch, opzettelijk mishandelend een of meer ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] brigadier(s) van politie regio Brabant Noord, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, een of meer kopsto(o)t(en) heeft gegeven, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
Artikel 300 jo 304 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 december 2007 te 's-Hertogenbosch toen de aldaar dienstdoende [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] brigadier(s) van politie regio Brabant Noord, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 2 Wet op de identificatieplicht en/of artikel 49 Algemeen Plaatselijke Verordening van de gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste
voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner / hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die opsporingsambtena(a)r(en) hem, verdachte, trachtte(n) te bewegen en/of zijn armen gestrekt langs zijn lichaam te houden en /of een of meer kopstoten aan die opsporingsambtena(a)r(en) te geven, tengevolge waarvan de
opsporingsambtenaar [slachtoffer 2] enig lichamelijk letsel (een of meer zwellingen op diens hoofd ) bekwam en/of de opsporingsambtenaar [slachtoffer 1] enig lichamelijk letsel (een hoofdwond en een of meer zwellingen op diens hoofd) bekwam;
Artikel 181 jo 180 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De processtukken.
De voor deze strafzaak relevante processtukken zijn:
* Het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant-Noord, District Den Bosch, met dossiernummer PL2116/07-020634, afgesloten d.d. 4 december 2007, aantal doorgenummerde bladzijden 36 [hierna verder genoemd: p.v.];
* Het dossier van de rechter-commissaris bekend onder RC-nummer 07/2205, inhoudende een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte weergegeven in een dubbelrapportage van het Pieter Baan Centrum van 18 juli 2008 [hierna verder genoemd dossier RC];
* Het onderzoek van de terechtzitting van 29 juli 2008.
De bewijsmotivering.
De vaststaande feiten.
Op 1 december 2007 hebben politieambtenaren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beiden brigadier van politie regio Brabant Noord, district 1, [verdachte] aangehouden nadat deze zich niet wilde legitimeren1. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben [verdachte] hiertoe vastgepakt en tegen een muur geplaatst. [verdachte] wilde dit niet en hij wilde zich losmaken. Tijdens de aanhouding van verdachte hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hoofdletsel opgelopen2. [verdachte] is daarna door de politie afgevoerd naar het politiebureau.
Het standpunt van de officier van justitie.
Bij de aanhouding heeft verdachte beide verbalisanten een kopstoot gegeven waardoor zij beiden letsel en pijn hebben bekomen.
Verdachte heeft het feit opzettelijk begaan, ondanks het gegeven dat hij ten tijde van het feit volledig ontoerekeningsvatbaar is geweest. Hij kan zich de omstandigheden van het feit immers nog goed herinneren. De officier van justitie concludeert tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging.
Naar de mening van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum leed cliënt ten tijde van de mishandeling aan een zodanig ernstige psychische stoornis dat hij dientengevolge van elk inzicht in de reikwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan was verstoken. In het dossier is geen, althans onvoldoende, bewijs te vinden waaruit blijkt dat verdachte dit inzicht wel had en hij zich ervan bewust was wat hij deed. Cliënt geeft in zijn verklaring bij de rechter-commissaris aan dat hij niet anders kon dan zich verzetten, omdat hij anders zou zijn gestikt. Hierdoor kan er geen sprake zijn geweest van (voorwaardelijk) opzet. Er is verder geen bewijs voorhanden dat de opzet gericht was op het gevolg, het toegebrachte letsel. Cliënt dient te worden vrijgesproken van de mishandeling van de politieambtenaren.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht het opzet tot de mishandeling van de beide politieambtenaren bewezen. De verbalisanten relateren in een proces-verbaal van bevindingen3 dat verdachte hen beide een kopstoot heeft gegeven, waardoor zij beide letsel en pijn hebben ondervonden. Daarnaast hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beide aangifte4 van mishandeling door verdachte gedaan. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij de beide politiemensen welbewust een kopstoot heeft gegeven5.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettelijk en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 01 december 2007 te 's-Hertogenbosch, opzettelijk mishandelend ambtenaren, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] brigadiers van politie regio Brabant Noord, gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, kopstoten heeft gegeven, waardoor voornoemde ambtenaren letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Er zijn feiten en omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten. Verdachte is daarom niet strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. De rechtbank ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging. De rechtbank gaat hier in de strafmotivering hierna nader op in.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 37, 57, 63, 300, 304.
De motivering van de op te leggen maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert ontslag van alle rechtsvervolging, omdat verdachte ten tijde van het plegen van het delict volledig ontoerekeningsvatbaar was.
De officier van justitie is van mening dat aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar dient te worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging.
Volgens het beginsel geen straf zonder schuld, dient er geen straf te worden opgelegd nu cliënt een beroep kan doen op een schulduitsluitingsgrond.
Cliënt kan zich vinden in het opleggen van een maatregel inhoudende plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank overweegt dat verdachte gevaarlijk is voor zichzelf, voor anderen, of voor de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis geïndiceerd is.
Op 18 juli 2008 heeft het Pieter Baan Centrum een door C.T.H.M. Salet, GZ-psycholoog en S.M. Penning, psychiater, opgemaakte rapportage omtrent verdachte uitgebracht. De in deze rapportage vermelde conclusie en advies luidt:
‘Onderzochte was ten tijde van het plegen van het hem tenlastegelegde feit lijdende aan een zodanig ziekelijke stoornis zijner geestvermogens, dat dit feit hem niet kan worden toegerekend.
Bij onderzochte heeft zich in de loop der jaren een chronisch psychotische stoornis ontwikkeld die geclassificeerd kan worden als een ongedifferentieerde schizofrenie. Hierbij speelt bij onderzocht mogelijk ook een stemmingsgerelateerde component een rol.
Schizofrenie is een ernstige, chronische ziekte die wordt gekenmerkt door al dan niet langdurig bestaande psychotische perioden, met daartussen mogelijke psychosevrije intervallen, en – in aanzienlijk deel van de ziektegevallen – een proces waarin de cognitieve en emotionele kwaliteiten afnemen. Bij onderzochte lijkt er sprake te zijn van een geleidelijk afglijden met toenemende zelfverwaarlozing en misbruik van middelen.
Bij onderzochte staan het chaotisch denken en de stemmingswisselingen met onvoorspelbaar gedrag op de voorgrond. Ook valt de bewegingsonrust op.
Meer op de achtergrond spelen paranoïde wanen een rol in zijn functioneren, waarbij hij de niet corrigeerbare misvatting heeft dat justitie het op hem gemunt heeft. Hij twijfelt tevens voortdurend over de motieven van zijn familie en vermoedt dat zij samenspannen met justitie. Zijn denken, voelen en handelen worden hierdoor regelmatig geheel in beslag genomen, zeker op momenten dat hij zich hiermee geconfronteerd voelt. Voortkomend uit deze wanen ontstaat bij onderzochte het gevoel van miskenning. Dit leidt bij hem tot boosheid en agitatie.
De chronisch psychotische stoornis kan wel zijn geluxeerd of in negatieve zin zijn versterkt door misbruik van alcohol en (soft)drugs.
Onderzochte is van zichzelf niet geneigd anderen geweld aan te doen, hij lijkt oorspronkelijk vooral zachtaardig en zorgzaam van aard. Over het geheel genomen (en met medicatie) is hij goed gestemd. Zijn boosheid en agitatie zijn vooral reactief bepaald in samenhang met zijn wanen (bij medicatieweigering) en geven uiting aan zijn onmacht en innerlijke nood.
De stoornis van onderzochte kent een chronisch beloop. Al vanaf 1999 wordt gesproken van paranoïde, vreemde gedragingen.
De kans dat hij zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan soortgelijke feiten als het thans tenlastegelegde van 2007 achten wij groot. Zijn stoornis is, zeker als hij geen medicatie gebruikt, onverminderd aanwezig. Hij heeft, mede op basis van die stoornis, geen enkel vertrouwen in justitie (of de politie).
Gelet op vorenstaande adviseren wij de rechtbank om aan onderzochte de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar op te leggen. Het onderzoekend team meent dat medicamenteuze behandeling van de psychose een eerste vereiste is. Tot op heden is onderzocht moeilijk te motiveren tot deze behandeling. Naast de medicamenteuze finetuning dienen onderzochte’s psychosekwetsbaarheid en verslavingsgevoeligheden (gebruik van softdrugs) aan de orde te komen. Gedacht kan worden aan het geven van psycho-educatie aan onderzochte én zijn familie over zijn stoornissen, alsmede aan het vervroegd onderkennen van psychotische fenomenen.
Daarnaast lijkt het zoeken naar een beschutte woonomgeving van wezenlijk belang. Wij achten onderzochte niet in staat om zelfstandig zijn leven op orde te brengen. Het onderzoekend team verwacht dat de feitelijke opname in een psychiatrisch ziekenhuis niet van heel lange duur hoeft te zijn en dat de aandacht voornamelijk gericht moet zijn op het instellen van een langdurige (woon)begeleiding ter bestrijding van het recidivegevaar.’
De rechtbank neemt deze conclusie en de gronden waarop zij berust over en maakt deze tot de hare.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. primair:
Ontslag van alle rechtsvervolging, zijnde de verdachte niet strafbaar.
T.a.v. primair:
Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, voor een termijn van een jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. van Dellen, voorzitter,
mr. A.F. van Hoorn en mr. W. Overbosch, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 12 augustus 2008.
Mr. W. Overbosch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Zie p.v. pagina 34 en de verklaring van verdachte ter zitting van 29 juli 2008
2 Zie p.v. pagina 35
3 Zie p.v. pagina’s 34 en 35
4 Zie p.v. pagina’s 23 en 30
5 Zie het verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 4 december 2007