ECLI:NL:RBSHE:2008:BD6142

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845060-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. W.A.F. Damen
  • mr. M. Lammers
  • mr. S.J.W. Hermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor medeplegen van poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 3 juli 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot zware mishandeling. De verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd in PI Vught, was betrokken bij een incident op 4 februari 2008 te 's-Hertogenbosch, waarbij hij samen met drie anderen een onbekend gebleven persoon tegen het hoofd heeft geschopt. Het slachtoffer heeft geen aangifte gedaan en er is geen informatie over het letsel van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De tenlastelegging omvatte zowel de poging tot doodslag als openlijk geweld, maar de rechtbank oordeelde dat de poging tot doodslag niet bewezen kon worden vanwege het ontbreken van aangifte en letsel. De rechtbank heeft de verklaringen van de verbalisanten als geloofwaardig beoordeeld, ondanks het ontbreken van een proces-verbaal van één van hen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel door zijn handelen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 9 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 7 maanden op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde feit en heeft hem vrijgesproken van hetgeen meer of anders was tenlastegelegd. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wet voorwaardelijke invrijheidstelling, die op 1 juli 2008 in werking is getreden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845060-08
Datum uitspraak: 03 juli 2008
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [woonplaats] [adres]
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 juni 2008 en 19 mei 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 april 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(primair)
hij op of omstreeks 04 februari 2008 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een onbekend gebleven manspersoon van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die persoon meermalen, althans eenmaal, (met geschoeide) voet(en) tegen diens hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
[Artikelen 45, 287 en 302 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 februari 2008 te 's-Hertogenbosch met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Kerkstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een onbekend gebleven manspersoon, welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, schoppen tegen het hoofd en/of (de rest van) het lichaam;
[Artikel 141 Wetboek van Strafrecht]
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsoverwegingen.
De raadsman heeft aangevoerd dat, gelet op het ontbreken van een proces-verbaal van [verbalisant 1] het door elkaar halen van tijden en plaatsen door [verbalisant 2] in de twee processen-verbaal, het ontbreken van een goed signalement van de persoon [verbalisant 2] zag schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer alsmede de grote afstand van de waarneming door [verbalisant 2], verdachte van het tenlastegelegde onder primair dient te worden vrijgesproken. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden dat sprake is van een poging tot zware mishandeling nu het slachtoffer geen aangifte heeft gedaan en niet bekend is geworden of en zo ja, in hoeverre, het slachtoffer gewond is geraakt, zodat verdachte ook op die grond dient te worden vrijgesproken van het onder primair tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt het navolgende.
[verbalisant 1] heeft ter terechtzitting een duidelijke verklaring afgelegd omtrent zijn eigen waarnemingen en vanuit zijn eigen perspectief. Hij beschrijft zijn waarnemingen op consistente, logische en geloofwaardige wijze. Dit geldt ook voor zijn uitleg omtrent het ontbreken van een proces-verbaal van zijn hand. De rechtbank is van oordeel dat het ontbreken van zo’n proces-verbaal geenszins afdoet aan de bewijskracht van de overige bewijsmiddelen.
[verbalisant 2] heeft in zijn processen-verbaal de tijdstippen vermeld waarop de verschillende gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Dit betreffen geschatte tijdstippen in een hectische situatie. [verbalisant 2] heeft ter terechtzitting een aannemelijke verklaring afgelegd waarom die tijdstippen enkele minuten (kunnen) afwijken van de werkelijke tijdstippen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat op die grond niet aan de betrouwbaarheid van die processen-verbaal wordt afgedaan.
Het ontbreken van een goed signalement van de persoon die [verbalisant 2] zag schoppen acht de rechtbank niet relevant omdat [verbalisant 2] zowel in het proces-verbaal van aanhouding als ter terechtzitting heeft verklaard dat hij de persoon die hij tegen het hoofd van het slachtoffer zag schoppen heeft aangehouden en dat dit verdachte betrof. Verdachte heeft ook niet betwist dat hij door [verbalisant 2] is aangehouden.
Ook de precieze afstand waarop [verbalisant 2] zijn eerste waarneming heeft gedaan acht de rechtbank niet relevant. [verbalisant 2] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij verdachte meerdere malen zag schoppen en dat verdachte daarmee doorging tot het moment dat hij, [verbalisant 2] verdachte vastpakte.
Het slachtoffer heeft geen aangifte gedaan en er is niets bekend geworden omtrent het letsel van het slachtoffer. De rechtbank acht een poging tot doodslag niet bewezen op grond van deze omstandigheid. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is wel vast komen te staan dat drie personen, waaronder verdachte, hebben ingeschopt op een onbekend gebleven man die op de grond lag. Verder is komen vast te staan dat verdachte meerdere malen met geschoeide voet tegen het hoofd van die man heeft geschopt. Het is een feit van algemene bekendheid dat het meerdere malen met geschoeide voet schoppen op een vitaal lichaamsdeel als het hoofd een aanmerkelijk risico op zwaar lichamelijk letsel met zich meebrengt. Deze gedraging van verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm geschikt tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. Het kan dan ook niet anders zijn dan dat verdachte zich hiervan bewust moet zijn geweest en daarmee heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn handelen zwaar lichamelijk letsel tot gevolg zou hebben.
De verweren van de raadsman worden derhalve verworpen.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
(primair)
op 04 februari 2008 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een onbekend gebleven manspersoon zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die persoon meermalen met geschoeide voet tegen diens hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 45, 47, 302.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van primair (poging tot zware mishandeling):
Een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.
De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- het gewelddadige karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat
verdachte er niet voor is teruggeschrokken om samen met anderen zwaar geweld tegen zijn medemens te gebruiken;
- verdachte werd terzake van strafbare feiten soortgelijk aan het door hem gepleegde feit blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds eerder veroordeeld;
- verdachte heeft het onderhavige strafbare feit gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank bij het opleggen van de straf rekening heeft gehouden met de Wet voorwaardelijke invrijheidstelling die in werking is getreden op 1 juli 2008.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair
medeplegen van poging tot zware mishandeling
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. M. Lammers en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Pol-Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 3 juli 2008.