ECLI:NL:RBSHE:2008:BD5721

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/889051-05
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor deelname aan criminele organisatie en douanefraude

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 25 juni 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij douanefraude en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk doen van onjuiste aangiften bij douanekantoren, waarbij hij samen met anderen een hoeveelheid kippenvlees vervoerde zonder de juiste douaneprocedures te volgen. De feiten vonden plaats tussen 2005 en 2006, waarbij de verdachte op verschillende data, waaronder 29 september, 24 november, 5 december en 28 december 2005, betrokken was bij het indienen van onjuiste aangiften. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, waaronder het medeplegen van opzettelijk onjuiste aangiften en deelname aan een organisatie die tot doel had misdrijven te plegen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf. De rechtbank hield rekening met de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie en de impact van zijn daden op het vertrouwen in handelsdocumenten. De uitspraak benadrukt de ernst van douanefraude en de gevolgen daarvan voor de economie en de rechtsorde.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 01/889051-05
Uitspraak d.d. : 25 juni 2008
TEGENSPRAAK
VONNIS
van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch,
meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [achternaam verdachte]
voornamen : [voornamen]
geboren op : [geboortedatum] 1956 te (geboorteplaats)
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 18 oktober 2007, 06 december 2007, 27 en 28 mei 2008 en 04 en 11 juni 2008.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 29 september 2005 te Breda (Hazeldonk), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, middels een ingevuld en ondertekend Carnet TIR, voorzien van het [nummer X]
bij een douanekantoor van vertrek opzettelijk onjuiste en/of onvolledige aangifte heeft gedaan, althans laten doen, van een extern douanevervoer, te weten van het vervoer van een hoeveelheid kippenvlees dat in de EG zou aanvangen, te weten in Nederland, en dat buiten de EG zou eindigen, te weten Roemenië, wetende dat dit vervoer in werkelijkheid zou eindigen binnen de EG, te weten in Nederland, en aldus een ingevolge wettelijke bepalingen, te weten de Douanewet en/of het Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2913/92) en/of de toepassingsverordening Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2454/93 1), vereiste aangifte opzettelijk onjuist of onvolledig heeft gedaan, althans laten doen, welk feit ertoe strekte dat te weinig rechten bij invoer zou worden geheven;
(zaak 19 in samenhang met zaak 14; artikel 48 lid 1a Douanewet)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 29 september 2005 te Breda (Hazeldonk), althans in Nederland, middels een ingevuld en ondertekend Carnet TIR, voorzien van het het [nummer X] bij een douanekantoor van vertrek opzettelijk onjuiste en/of onvolledige aangifte heeft gedaan van een extern douanevervoer, te weten van het vervoer van een hoeveelheid kippenvlees dat in de EG zou aanvangen, te weten in Nederland, en dat buiten de EG zou eindigen, te weten Roemenië, wetende dat dit vervoer in werkelijkheid zou eindigen binnen de EG, te weten in Nederland, en aldus een ingevolge wettelijke bepalingen, te weten de Douanewet en/of het Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2913/92) en/of de toepassingsverordening Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2454/93 1), vereiste aangifte opzettelijk onjuist of onvolledig heeft gedaan, welk feit ertoe strekte dat te weinig rechten bij invoer zou worden geheven,
zijnde hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 1 september 2005 tot en met 1 oktober 2005 te Valkenswaard en/of Waalre, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam geweest bij het plegen van vorenomschreven feit, althans hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) toen en daar opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen verschaft tot het plegen van vorenomschreven misdrijf, immers hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s), toen en daar zich de beschikkingsmacht verworven over een hoeveelheid niet ingeklaard kippenvlees en/of geregeld dat [medeverdachte 1] dat vervoer zou verrichten en/of er (mede) voor zorggedragen dat de gegevens welke noodzakelijk waren voor het opmaken en/of invullen van het Carnet TIR en het/de bijbehorende CMR('s), werden verstrekt aan [medeverdachte 1];
(zaak 19 in samenhang met zaak 14; artikel 48 lid 1a Douanewet juncto 48
Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 24 november 2005 te Duiven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, middels een ingevuld en ondertekend Carnet TIR, voorzien van het [nummer Y], bij een douanekantoor van vertrek opzettelijk onjuiste en/of onvolledige aangifte heeft gedaan, althans laten doen, van een extern douanevervoer, te weten van het vervoer van een hoeveelheid kippenvlees dat in de EG zou aanvangen, te weten in Nederland, en dat buiten de EG zou eindigen, te weten Bulgarije, wetende dat dit vervoer in werkelijkheid zou eindigen binnen de EG, te weten in Slowakije, en aldus een ingevolge wettelijke bepalingen, te weten de Douanewet en/of het Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2913/92) en/of de toepassingsverordening Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2454/93 1), vereiste aangifte opzettelijk onjuist of onvolledig heeft gedaan, althans laten doen, welk feit ertoe strekte dat te weinig rechten bij invoer zou worden geheven;
(zaak 21; artikel 48 lid 1a Douanewet)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] op of omstreeks 24 november 2005 te Duiven, althans in Nederland, middels een ingevuld en ondertekend Carnet TIR, voorzien van het [nummer Y], bij een douanekantoor van vertrek opzettelijk onjuiste en/of onvolledige aangifte heeft gedaan van een extern douanevervoer, te weten van het vervoer van een hoeveelheid kippenvlees dat in de EG zou aanvangen, te weten in Nederland, en dat buiten de EG zou eindigen, te weten Bulgarije, wetende dat dit vervoer in werkelijkheid zou eindigen binnen de EG, te weten in Slowakije, en aldus een ingevolge wettelijke bepalingen, te weten de Douanewet en/of het Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2913/92) en/of de toepassingsverordening Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2454/93 1), vereiste aangifte opzettelijk onjuist of onvolledig heeft gedaan, welk feit ertoe strekte dat te weinig rechten bij invoer zou worden geheven, zijnde hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met 28 november 2005 te Valkenswaard en/of Waalre, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam geweest bij het plegen van vorenomschreven feit, althans hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) toen en daar opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen verschaft tot het plegen van vorenomschreven misdrijf, immers hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s), toen en daar zich de beschikkingsmacht verworven over een hoeveelheid niet ingeklaard kippenvlees en/of geregeld dat [medeverdachte 2] dat vervoer zou verrichten en/of er (mede) voor zorggedragen dat de gegevens welke noodzakelijk waren voor het opmaken en/of invullen van het Carnet TIR en het/de bijbehorende CMR('s) werden verstrekt aan, althans laten verstrekken aan [medeverdachte 2];
(zaak 21; artikel 48 lid 1a Douanewet juncto 48 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 5 december 2005 te Duiven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, middels een ingevuld en ondertekend Carnet TIR, voorzien van het [nummer 2], bij een douanekantoor van vertrek opzettelijk onjuiste en/of onvolledige aangifte heeft gedaan, althans laten doen, van een extern douanevervoer, te weten van het vervoer van een hoeveelheid kippenvlees dat in de EG zou aanvangen, te weten in Nederland, en dat buiten de EG zou eindigen, te weten Bulgarije, wetende dat dit vervoer in werkelijkheid zou eindigen binnen de EG, te weten in Tsjechië, en aldus een ingevolge wettelijke bepalingen, te weten de Douanewet en/of het Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2913/92) en/of de toepassingsverordening Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2454/93 1), vereiste aangifte opzettelijk onjuist of onvolledig heeft gedaan, althans laten doen, welk feit ertoe strekte dat te weinig rechten bij invoer zou worden geheven;
(zaak 22; artikel 48 lid 1a Douanewet)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] op of omstreeks 5 december 2005 te Duiven, althans in Nederland, middels een ingevuld en ondertekend Carnet TIR, voorzien van het [nummer 2], bij een douanekantoor van vertrek opzettelijk onjuiste en/of onvolledige aangifte heeft gedaan van een extern douanevervoer, te weten van het vervoer van een hoeveelheid kippenvlees dat in de EG zou aanvangen, te weten in Nederland, en dat buiten de EG zou eindigen, te weten Bulgarije, wetende dat dit vervoer in werkelijkheid zou eindigen binnen de EG, te weten in Tsjechië, en aldus een ingevolge wettelijke bepalingen, te weten de Douanewet en/of het Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2913/92) en/of de toepassingsverordening Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2454/93 1), vereiste aangifte opzettelijk onjuist of onvolledig heeft gedaan, welk feit ertoe strekte dat te weinig rechten bij invoer zou worden geheven, zijnde hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met 8 december 2005 te Valkenswaard en/of Waalre, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam geweest bij het plegen van vorenomschreven feit, althans hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) toen en daar opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen verschaft tot het plegen van vorenomschreven misdrijf, immers hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s), toen en daar zich de beschikkingsmacht verworven over een hoeveelheid niet ingeklaard kippenvlees en/of geregeld dat [medeverdachte 2] dat vervoer zou verrichten en/of er (mede) voor zorggedragen dat de gegevens welke noodzakelijk waren voor het opmaken en/of invullen van het Carnet TIR en het/de bijbehorende CMR('s) werden verstrekt aan [medeverdachte 2];
(zaak 22; artikel 48 lid 1a Douanewet juncto 48 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 28 december 2005 te Duiven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, middels een ingevuld en ondertekend Carnet TIR, voorzien van het [nummer XX],
bij een douanekantoor van vertrek opzettelijk onjuiste en/of onvolledige aangifte heeft gedaan, althans laten doen, van een extern douanevervoer, te weten van het vervoer van een hoeveelheid kippenvlees dat in de EG zou aanvangen, te weten in Nederland, en dat buiten de EG zou eindigen, te weten Bulgarije, wetende dat dit vervoer in werkelijkheid zou eindigen binnen de EG, te weten in Nederland, en aldus een ingevolge wettelijke bepalingen, te weten de Douanewet en/of het Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2913/92) en/of de toepassingsverordening Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2454/93 1), vereiste aangifte opzettelijk onjuist of onvolledig heeft gedaan,
althans laten doen, welk feit ertoe strekte dat te weinig rechten bij invoer zou worden geheven;
(zaak 23; artikel 48 lid 1a Douanewet)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 28 december 2005 te Duiven, althans in Nederland, middels een ingevuld en ondertekend Carnet TIR, voorzien van het [nummer XX], bij een douanekantoor van vertrek opzettelijk onjuiste en/of onvolledige aangifte heeft gedaan van een extern douanevervoer, te weten van het vervoer van een hoeveelheid kippenvlees dat in de EG zou aanvangen, te weten in Nederland, en dat buiten de EG zou eindigen, te weten Bulgarije, wetende dat dit vervoer in werkelijkheid zou eindigen binnen de EG, te weten in Nederland, en aldus een ingevolge wettelijke bepalingen, te weten de Douanewet en/of het Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2913/92) en/of de toepassingsverordening Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2454/93 1), vereiste aangifte opzettelijk onjuist of onvolledig heeft gedaan, welk feit ertoe strekte dat te weinig rechten bij invoer zou worden geheven, zijnde hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 1 december 2005 tot en met 8 januari 2006 te Oss en/of Heesch, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam geweest bij het plegen van vorenomschreven feit, althans hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) toen en daar opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen verschaft tot het plegen van vorenomschreven misdrijf, immers hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s), toen en daar zich de beschikkingsmacht verworven over een hoeveelheid niet ingeklaard kippenvlees en/of geregeld dat [medeverdachte 1] dat vervoer zou verrichten en/of er (mede) voor zorggedragen dat de gegevens welke noodzakelijk waren voor het opmaken en/of invullen van het Carnet TIR en het/de bijbehorende CMR('s), werden verstrekt aan [medeverdachte 1];
(zaak 23; artikel 48 lid 1a Douanewet juncto 48 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 12 juni 2006 te Oss, althans in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie bestond uit een samenwerkingsverband van hem, verdachte en een of meer natuurlijke perso(o)n(en), te weten [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 5] en/of een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk overtreding van de artikelen 46 en/of 48 en/of 50 van de Douanewet en/of 225 Wetboek van Strafrecht.
(artikel 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
De verdediging heeft bepleit dat de dagvaarding voor wat betreft het onder 5 ten laste gelegde dient te worden nietig verklaard, aangezien deze te dien aanzien onvoldoende duidelijk is. Immers spreekt de officier van justitie tijdens zijn requisitoir over de verschillende fases van de criminele organisatie en is het voor cliënt niet duidelijk op welke fase(s) van de criminele organisatie de tenlastelegging betrekking heeft.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde het voor verdachte voldoende duidelijk moet zijn hetgeen hem ten laste wordt gelegd. Hetgeen hierover tijdens het requisitoir door de officier van justitie naar voren is gebracht doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Bij het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank derhalve gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 28 mei 2008 gevorderd dat het onder 1, 2, 3, en 4 primair, alsmede het onder 5 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde. Voor het onder 5 ten laste gelegde bepleit de raadsman een partiele vrijspraak door de ten laste gelegde periode in te perken van maart/ april 2005 tot december 2005, te weten de periode waarin verdachte aantoonbaar actief betrokken is geweest bij de criminele organisatie.
7.2. Samenvatting van de bewijsmiddelen
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de FIOD/ECD d.d. 17 augustus 2006 1 en ter terechtzitting van 27 mei 2008, alsmede de verklaring van [medeverdachte 1] zoals afgelegd bij de FIOD/ECD d.d. 22 juni 2006 2 en het proces verbaal van het Landelijk Team Falsificaten d.d. 21 april 2006 3,acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de FIOD/ECD d.d. 15 september 20064 en ter terechtzitting van 27 mei 2008, alsmede de verklaring van [medeverdachte 2] d.d. 27 juni 2006 5 en het proces verbaal van het Landelijk Team Falsificaten d.d. 21 april 20066, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de FIOD/ECD d.d. 6 oktober 20067 en ter terechtzitting van 27 mei 2008, alsmede de verklaring van [medeverdachte 2] d.d. 27 juni 20068 en het proces verbaal van bevindingen
d.d. 24 april 20069, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de FIOD/ECD d.d. 6 oktober 200610 en ter terechtzitting van 27 mei 2008, alsmede de verklaring van [medeverdachte 1] d.d. 5 juli 200611 en het proces verbaal van bevindingen d.d. 30 maart 200612, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de FIOD/ECD d.d. 15 augustus 200613 en ter terechtzitting van 27 mei 2008, alsmede de verklaring van [medeverdachte 1] bij de FIOD/ECD d.d. 19 juni 200614 en 20 juni 200615 en van medeverdachte (medeverdachte ) d.d. 11 oktober 2006 16 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan.
7.3 Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 primair, alsmede het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 september 2005 te Breda (Hazeldonk), tezamen en in vereniging met anderen, middels een ingevuld en ondertekend Carnet TIR, voorzien van het [nummer X] bij een douanekantoor van vertrek opzettelijk onjuiste aangifte heeft gedaan van een extern douanevervoer, te weten van het vervoer van een hoeveelheid kippenvlees dat in de EG zou aanvangen, te weten in Nederland, en dat buiten de EG zou eindigen, te weten Roemenië, wetende dat dit vervoer in werkelijkheid zou eindigen binnen de EG, te weten in Nederland, en aldus een ingevolge wettelijke bepalingen, te weten de Douanewet en/of het Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2913/92) en/of de toepassingsverordening Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2454/93 1), vereiste aangifte opzettelijk onjuist heeft gedaan, welk feit ertoe strekte dat te weinig rechten bij invoer zou worden geheven;
2.
hij op 24 november 2005 te Duiven, tezamen en in vereniging met anderen, middels een ingevuld en ondertekend Carnet TIR, voorzien van het [nummer Y], bij een douanekantoor van vertrek opzettelijk onjuiste aangifte heeft gedaan van een extern douanevervoer, te weten van het vervoer van een hoeveelheid kippenvlees dat in de EG zou aanvangen, te weten in Nederland, en dat buiten de EG zou eindigen, te weten Bulgarije, wetende dat dit vervoer in werkelijkheid zou eindigen binnen de EG, te weten in Slowakije, en aldus een ingevolge wettelijke bepalingen, te weten de Douanewet en/of het Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2913/92) en/of de toepassingsverordening Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2454/93 1), vereiste aangifte opzettelijk onjuist heeft gedaan, welk feit ertoe strekte dat te weinig rechten bij invoer zou worden geheven;
3.
hij op 05 december 2005 te Duiven, tezamen en in vereniging met anderen, middels een ingevuld en ondertekend Carnet TIR, voorzien van het [nummer 2], bij een douanekantoor van vertrek opzettelijk onjuiste aangifte heeft gedaan, van een extern douanevervoer, te weten van het vervoer van een hoeveelheid kippenvlees dat in de EG zou aanvangen, te weten in Nederland, en dat buiten de EG zou eindigen, te weten Bulgarije, wetende dat dit vervoer in werkelijkheid zou eindigen binnen de EG, te weten in Tsjechië, en aldus een ingevolge wettelijke bepalingen, te weten de Douanewet en/of het Communautair douanewetboek (verordening EG nr. 2913/92) en/of de toepassingsverordening Communautair douanewetboek
(verordening EG nr. 2454/93 1), vereiste aangifte opzettelijk onjuist heeft gedaan, welk feit ertoe strekte dat te weinig rechten bij invoer zou worden geheven;
4.
hij op 28 december 2005 te Duiven, tezamen en in vereniging met anderen, middels een ingevuld en ondertekend Carnet TIR, voorzien van het [nummer XX], bij een douanekantoor van vertrek opzettelijk onjuiste aangifte heeft gedaan van een extern douanevervoer, te weten van het vervoer van een hoeveelheid kippenvlees dat in de EG zou aanvangen, te weten in Nederland, en dat buiten de EG zou eindigen, te weten Bulgarije, wetende dat dit vervoer in werkelijkheid zou eindigen binnen de EG, te weten in Nederland, en aldus een ingevolge wettelijke bepalingen, te weten de Douanewet en/of het Communautair douanewetboek (verordening EG nr.2913/92) en/of de toepassingsverordening Communautair douanewetboek verordening EG nr. 2454/93 1), vereiste aangifte opzettelijk onjuist heeft gedaan, welk feit ertoe strekte dat te weinig rechten bij invoer zou worden geheven;
5.
hij in de periode van 01 februari 2005 tot en met 12 juni 2006 te Oss, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie bestond uit een samenwerkingsverband van hem, verdachte en een of meer natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] en een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk overtreding van de artikelen 46 en/of 48 en/of 50 van de Douanewet en/of 225 Wetboek van Strafrecht;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
Medeplegen van opzettelijk een ingevolge wettelijke bepalingen vereiste aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig rechten bij invoer worden geheven.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 48 van de Douanewet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde
Medeplegen van opzettelijk een ingevolge wettelijke bepalingen vereiste aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig rechten bij invoer worden geheven.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 48 van de Douanewet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde
Medeplegen van opzettelijk een ingevolge wettelijke bepalingen vereiste aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig rechten bij invoer worden geheven.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 48 van de Douanewet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het onder 4 primair ten laste gelegde
Medeplegen van opzettelijk een ingevolge wettelijke bepalingen vereiste aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig rechten bij invoer worden geheven.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 48 van de Douanewet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 28 mei 2008 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 primair, alsmede van het onder 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van de gevorderde straf de door het openbaar ministerie (landelijk) gehanteerde gedragslijn bij economische delicten geraadpleegd, waarbij het toegebrachte financiële nadeel als uitgangspunt wordt genomen. Een financieel nadeel van € 500.000,- impliceert volgens deze gedragslijn in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar. In dit kader verwijst de officier van justitie tevens naar een uitspraak van de rechtbank Alkmaar die bij een fraudebedrag van € 450.000, - een gevangenisstraf voor de duur van een jaar heeft bepaald. De officier van justitie heeft op grond van de bevindingen uit het financiële rapport het totale benadelingbedrag gesteld op € 1.700.00 waarvan € 1.100.000,- aan verdachte kan worden toegeschreven vanwege de verkoop van ongeveer 666.000 kilogram kippenvlees. Het een en ander impliceert volgens de gedragslijn van het openbaar ministerie een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren.
Tevens heeft de officier van justitie in het nadeel van verdachte er rekening mee gehouden dat er door verdachte en de zijnen stelselmatig werd gefraudeerd in georganiseerd verband, alsmede met de (aanzienlijke) rol van verdachte binnen het gehele kader van strafbare gedragingen. Daarnaast heeft de officier van justitie rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het wetboek van Strafrecht.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat een partiële vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde van invloed dient te zijn op de straftoemeting. Verdachte is volgens de raadsman gedurende een relatief korte periode betrokken geweest bij de criminele organisatie waarbinnen hij een betrekkelijk ondergeschikte rol heeft vervuld en onder druk van de overige deelnemers langer heeft geparticipeerd dan hem wenselijk was.
Het ten laste gelegde heeft verdachte in financieel opzicht geen voordeel opgeleverd. Zijn financiële positie is volgens de raadsman thans allesbehalve rooskleurig. Voorts is hij van mening dat gezien het tijdverloop een gevangenisstraf niet langer geïndiceerd is en de ontwikkelingen ten aanzien van de voorlopige hechtenis voor verdachte positieve verwachtingen heeft gewekt omtrent het al dan opleggen van een gevangenisstraf.
Voorts voert de raadsman aan dat gelet op de jurisprudentie in deze de door de officier van justitie gevorderde straf buiten proportioneel hoog moet worden geacht. Tevens komt volgens de raadsman in de gevorderde straf onvoldoende tot uitdrukking de rolverdeling tussen [medeverdachte 4] en verdachte, waarbij de raadsman de rol van [medeverdachte 4] aanzienlijk zwaarder inschat dat die van verdachte.
Het vorenstaande in aanmerking genomen is de raadsman van mening dat een straf gelijk aan de duur van het voorarrest al dan niet in combinatie met een taakstraf in deze een passende bestraffing vormt.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
Ten laste van verdachte is fraude ten aanzien van vier Carnets TIR bewezen verklaard, hetgeen door de rechtbank bij het bepalen van de straf als uitgangspunt wordt genomen. Daarnaast acht de rechtbank bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die ten doel had het plegen van Carnetfraude.
Door zijn handelswijze heeft verdachte een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de Carnetfraude. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij hierdoor op laakbare wijze inbreuk heeft gemaakt op het vertrouwen dat in het maatschappelijke verkeer in handelsdocumenten als de onderhavige moet kunnen worden gesteld. Een handelwijze als die van verdachte werkt ontwrichtend op het systeem van een gemeenschappelijke economische ordening die in Europees verband wordt nagestreefd en kan als resultaat hebben dat voor zeer grote bedragen aan rechten wordt ontdoken, alsmede dat bonafide bedrijven, die wel aan de verplichtingen voldoen, oneerlijke concurrentie wordt aangedaan. Voorts betrekt de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat dat verdachte mede de initiator van de Carnetfraude is geweest.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het strafverleden van verdachte, alsmede met zijn persoonlijke omstandigheden zoals die zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank heeft er tenslotte in het voordeel van verdachte rekening mee gehouden dat de strafbare feiten dateren van 2005/2006 en het derhalve “oude feiten” betreft.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf waarvan een deel voorwaardelijk zal worden opgelegd een gepaste bestraffing vormt en in dit geval een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank zal de gevangenisstraf bepalen voor de duur 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk zullen worden opgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is een dergelijke straf in overeenstemming met de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, alsmede met de persoon van verdachte zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het bovenstaande in aanmerking acht de rechtbank deze strafoplegging meer passend dan hetgeen door de officier van justitie is gevorderd en door de verdediging is bepleit.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht artikel: 10, 14 a,14 b, 14 c, 27, 47, 57, 63, 91, 140.
Douanewet artikel: 48.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 primair, alsmede het onder 5 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten opleveren en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
beveelt dat van de gevangenisstraf 6 maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Vonnis gewezen door mrs. F. Oelmeijer, A.J.M. Huisman-Kreijn en Y.J.C.A. Roeffen, rechters, van wie mr. F. Oelmeijer voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.W. Gubbels-Willems als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 25 juni 2008.
1Proces verbaal van verhoor met bijlagen d.d. 17 augustus 2006, opgemaakt door [brigadier ] brigadier van politie en [buitengewoon opsporingsambtenaar] buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Regiopolitie Brabant-Noord, divisie Centrale Recherche, behorende bij proces verbaal dossiernummer 26-023079 (fotokopiepagina 19 1146 t/m 19 1153).
2 Proces verbaal van verhoor met bijlagen d.d. 22 juni 2006, opgemaakt door [brigadier ], brigadier van politie en [brigadier] brigadier van politie, bij de Regiopolitie Brabant-Noord, divisie Centrale Recherche, behorende bij proces verbaal dossiernummer 26-023079 (fotokopiepagina 19 1212 t/m 19 1216).
3 Proces verbaal Landelijk Team Falsificaten met bijlagen d.d. 21 april 2006, opgemaakt door [ambtenaar belastingdienst], ambtenaar van de belastingdienst, behorende bij proces verbaal dossiernummer 26-023079 (fotokopiepagina 19 201 t/m 19 1216).
4 Proces verbaal van verhoor d.d.15 september 2006 met bijlagen, opgemaakt door [brigadier ] brigadier van politie en [buitengewoon opsporingsambtenaar], buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Regiopolitie Brabant-Noord, divisie Centrale Recherche, behorende bij proces verbaal dossiernummer 26-004359 (fotokopiepagina 21 1090 t/m 21 1091).
5 Proces verbaal van verhoor met bijlagen d.d. 27 juni 2006, opgemaakt door [buitengewoon opsporingsambtenaar] buitengewoon opsporingsambtenaar en [brigadier], brigadier van politie bij de Regiopolitie Brabant-Noord, divisie Centrale Recherche, behorende bij proces verbaal dossiernummer 26-004359 (fotokopiepagina 21 1163 t/m 21 1167).
6 Proces verbaal Landelijk Team Falsificaten met bijlagen d.d. 21 april 2006, opgemaakt door [ambtenaar belastingdienst], ambtenaar van de belastingdienst, behorende bij proces verbaal dossiernummer 26-023079 (fotokopiepagina 21 512 t/m 21 513).
7 Proces verbaal van verhoor met bijlagen d.d. 6 oktober 2006, opgemaakt door [buitengewoon opsporingsambtenaar] buitengewoon opsporingsambtenaar en [hoofdagent] hoofdagent van politie bij de Regiopolitie Brabant-Noord, divisie Centrale Recherche, behorende bij proces verbaal dossiernummer 26-008148 (fotokopiepagina 22 1165 t/m 22 1173).
8 Proces verbaal van verhoor met bijlagen d.d. 28 juni 2006, opgemaakt door [buitengewoon opsporingsambtenaar] buitengewoon opsporingsambtenaar en [brigadier], brigadier van politie bij de Regiopolitie Brabant-Noord, divisie Centrale Recherche, behorende bij proces verbaal dossiernummer 26-008148 (fotokopiepagina 22 1266 t/m 22 1270).
9 Proces verbaal van bevindingen met bijlagen d.d. 24 april 2006, opgemaakt door [buitengewoon opsporingsambtenaar], ambtenaar van de belastingdienst en buitengewoon opsporingsambtenaar, behorende bij proces verbaal dossiernummer 26-008148 (fotokopiepagina 22 577 t/m 22 579).
10 Proces verbaal van verhoor met bijlagen d.d. 06 oktober 2006, opgemaakt door [buitengewoon opsporingsambtenaar] buitengewoon opsporingsambtenaar en [brigadier], brigadier van politie bij de Regiopolitie Brabant-Noord, divisie Centrale Recherche, behorende bij proces verbaal dossiernummer 26-023082 (fotokopiepagina 23 929 t/m 23 932).
11 Proces verbaal van verhoor met bijlagen d.d. 05 juli 2006, opgemaakt door [buitengewoon opsporingsambtenaar], buitengewoon opsporingsambtenaar en [hoofdagent], hoofdagent van politie, bij de Regiopolitie Brabant-Noord, behorende bij proces verbaal dossiernummer 26-023082 (fotokopiepagina 23 981 t/m 23 985).
12 Proces verbaal van bevindingen met bijlagen d.d. 31 maart 2006, opgemaakt door [buitengewoon opsporingsambtenaar], ambtenaar van de belastingdienst en buitengewoon opsporingsambtenaar, behorende bij proces verbaal dossiernummer 26-023082 (fotokopiepagina 23 107 t/m 22 108).
13 Proces verbaal van verhoor met bijlagen d.d. 16 augustus 2006, opgemaakt door [hoofdagent] hoofdagent van politie en [buitengewoon opsporingsambtenaar] buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Regiopolitie Brabant-Noord, proces verbaal nummer 26-039071 (fotokopiepagina 03 053 t/m 03 060).
14 Proces verbaal van verhoor met bijlagen d.d. 19 juni 2006, opgemaakt door [buitengewoon opsporingsambtenaar], buitengewoon opsporingsambtenaar en [brigadier ], brigadier van politie, bij de Regiopolitie Brabant-Noord, proces verbaal nummer 26-029782 (fotokopiepagina 04 035 t/m 04 040).
15 Proces verbaal van verhoor met bijlagen d.d. 20 juni 2006, opgemaakt door [buitengewoon opsporingsambtenaar], buitengewoon opsporingsambtenaar en [brigadier ], brigadier van politie, bij de Regiopolitie Brabant-Noord, proces verbaal nummer 26-030148 (fotokopiepagina 04 050 t/m 04 053).
16 Proces verbaal van verhoor met bijlagen d.d. 11 oktober 2006, opgemaakt door [brigadier], brigadier van politie en [hoofdagent], hoofdagent van politie, bij de Regiopolitie Brabant-Noord, proces verbaal nummer 26-030148 (fotokopiepagina 06 036 t/m 06 041).