ECLI:NL:RBSHE:2008:BD5218

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/3402
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling arbeidsongeschiktheid en toepassing Schattingsbesluit

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 12 juni 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een zelfstandig melkvee- en varkenshouder, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn WAZ-uitkering, die met ingang van 4 december 2006 was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Eiser stelde dat deze herbeoordeling onterecht was en dat hij recht had op een hogere mate van arbeidsongeschiktheid op basis van het oude Schattingsbesluit, omdat hij tot een specifieke groep van personen behoorde die met ingang van 1 juli 2004 tussen de 45 en 50 jaar oud was.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser op goede gronden heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de relevante wetgeving en de wijzigingen in het Schattingsbesluit in overweging genomen. Het oordeel van de rechtbank was dat de medische beperkingen van eiser, die onder andere rugklachten en schouderklachten omvatten, correct waren vastgesteld door de verzekeringsarts. De rechtbank concludeerde dat eiser, ondanks zijn beperkingen, in staat was om bepaalde functies te vervullen die hem een inkomen zouden kunnen opleveren, wat leidde tot de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of schadevergoeding. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wetgeving en de objectieve beoordeling van arbeidsongeschiktheid op basis van medische gegevens en arbeidsmogelijkheden.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 07/3402
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2008
inzake
[eiser],
te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. N.J. Brouwer,
tegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
te Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde L. den Hartog werkzaam voor het districtskantoor te Eindhoven.
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2006 heeft verweerder de uitkering van eiser ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 4 december 2006 herzien en vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
Het door eiser tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft verweerder gegrond verklaard bij besluit van 4 oktober 2007. Verweerder heeft eisers WAZ-uitkering met ingang van 4 december 2006 herzien en vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%.
Tegen laatstgenoemd besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 mei 2008. Eiser is niet verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. Aan de orde is de vraag of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser met ingang van 4 december 2006 terecht en op goede gronden heeft vastgesteld op 65 tot 80%.
2. Eiser was werkzaam als zelfstandig melkvee- en varkenshouder toen hij zich arbeidsongeschikt heeft gemeld. In verband met rugklachten heeft verweerder eiser met ingang van 30 maart 1984 in aanmerking gebracht voor een uitkering ingevolge de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Met ingang van 1 januari 1998 is de AAW ingetrokken en is de WAZ hiervoor in de plaats gekomen. Met ingang 1 maart 2000 heeft verweerder eisers WAZ-uitkering herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Gelet op het feit dat de herbeoordelingsregels met ingang van 22 februari 2007 – de datum waarop het nieuwe kabinet is aangetreden – zijn gewijzigd wordt eiser per laatstgenoemde datum ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 80 tot 100%.
3. Blijkens de gedingstukken ligt aan het hier bestreden besluit het standpunt ten grondslag dat de arbeids¬ongeschiktheid van eiser in de zin van de WAZ met ingang van 4 december 2006 69,6% bedraagt zodat eiser is ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 65 tot 80%.
4. Eiser heeft tegen het besluit aangevoerd dat de mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van 4 december 2006 vastgesteld had moeten worden op grond van de regels van het oude Schattingsbesluit omdat hij valt onder de groep van personen die met ingang van 1 juli 2004 tussen de 45 en 50 jaar oud was. Volgens eiser heeft verweerder een onjuiste uitleg gegeven van het kabinetsbesluit. Bedoeld is dat de groep 45 tot 50 jarigen niet wordt beoordeeld. Nu is volgens eiser sprake van ongelijke behandeling van mensen die toevallig reeds waren gekeurd. Eiser heeft de rechtbank gevraagd om een schadevergoeding toe te kennen.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. De rechtbank stelt vast dat met het Besluit van 29 augustus 2007 (Stb. 2007, 324) het aangepaste Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Stb. 2004, 434) is gewijzigd. Daarbij is – ondermeer – bepaald dat met terugwerkende kracht tot en met 22 februari 2007 artikel 12a, eerste en tweede lid, van het Schattingsbesluit gewijzigd wordt. Met deze wijziging is beoogd het oude Schattingsbesluit zoals dit gold tot 1 oktober 2004 te doen gelden voor iedereen die 45 jaar of ouder was op 1 juli 2004. Zoals uit het voorgaande blijkt wordt het Schattingsbesluit op dit onderdeel met terugwerkende kracht tot en met 22 februari 2007 gewijzigd. Aangezien het onderhavige besluit ziet op een datum in geding vóór 22 februari 2007, dient de rechtbank bij de beoordeling uit te gaan van de tekst van het Schattingsbesluit zoals deze geldt vanaf 1 oktober 2004.
7. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van ongelijke behandeling zoals door eiser is gesteld. Verweerder heeft dienaangaande terecht opgemerkt dat de wetgever met de aanpassing van artikel 34, vierde lid, van de WAO en het Schattingsbesluit met ingang van 1 oktober 2004, heeft vastgesteld dat voor de gehele groep uitkeringsgerechtigden tot 50 jaar een verplichte herbeoordeling volgens aangepaste criteria moet plaatsvinden. De wetgever heeft hierbij uitgebreid toegelicht dat de reden van deze herbeoordeling is om de nadruk meer te leggen op de arbeidsgeschiktheid dan op de arbeidsongeschiktheid. Volgens de wetgever kon met de herbeoordeling op aangepaste criteria beter worden vastgesteld wat iemand nog kan. Feit is dat niet de gehele groep van uitkeringsgerechtigden op dezelfde dag kan worden beoordeeld, maar dat daarvoor een periode is uitgetrokken. Dit wil echter niet zeggen dat sprake is van ongeoorloofde ongelijke behandeling.
8. Onder arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of gebreken in de zin van de WAZ dient te worden verstaan het op medische gronden naar objectieve maatstaven gemeten niet kunnen of mogen verrichten van de in aanmerking komende arbeid, resulterend in een relevant inkomensverlies ten opzichte van het inkomen van de zogeheten maatman of maatvrouw.
9. Hieruit volgt dat bij de beantwoording van de vraag of iemand arbeidsongeschikt is twee factoren van belang zijn, te weten:
of de betrokkene medische beperkingen heeft;
of en in hoeverre hij als gevolg daarvan geheel of gedeeltelijk buiten staat is zich met daarvoor in aanmerking komende arbeid een inkomen te verwerven.
10. Op grond van de beschikbare gegevens is de rechtbank van oordeel dat de medische beperkingen van eiser tot het verrichten van arbeid niet zijn onderschat. Daartoe overweegt de rechtbank dat deze beperkingen zijn vastgesteld op basis van dossierstudie en onderzoek van de verzekeringsarts. Eiser ondervindt beperkingen als gevolg van chronische rugklachten. Daarnaast is sinds twee jaar sprake van rechter schouderklachten als gevolg van een fietsongeval. Op grond van deze klachten ondervindt eiser beperkingen voor langdurige statische, zwaardere dynamische belastingen, zwaar tillen en vibratiebelasting.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding de door de verzekeringsarts vastgestelde en door de bezwaarverzekeringsarts voor akkoord bevonden beperkingen voor onjuist te houden.
12. Eiser wordt met de vastgestelde beperkingen niet in staat geacht zijn werkzaamheden als zelfstandig melkvee- en varkenshouder te verrichten. Met inachtneming van deze medische beperkingen moet eiser naar het oordeel van de rechtbank evenwel in staat worden geacht de functies te vervullen die op grond van arbeidskundig onderzoek als voor hem geschikte arbeidsmogelijkheden zijn geselecteerd en waarvan zich een overzicht onder de gedingstukken bevindt. Met deze functies van machinaal metaalbehandelaar, wikkelaar/samensteller elektronische apparatuur en electronicamonteur kan € 10,99 bruto per uur worden verdiend, hetgeen een mate van arbeidsongeschiktheid oplevert van 69,6%.
13. Uit het vorengaande volgt dat verweerder de bij eiser op en na 4 december 2006 bestaande mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld op 65 tot 80%. Dit betekent dat de uitkering van eiser terecht en op goede gronden met ingang van genoemde datum is herzien.
14. Hetgeen van de zijde van eiser overigens naar voren is gebracht heeft de rechtbank niet tot een ander oordeel kunnen brengen.
15. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of voor vergoeding van het griffierecht. Tevens ziet de rechtbank geen aanleiding voor een veroordeling van verweerder tot vergoeding van de door eiser verzochte schadevergoeding op grond van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht.
16. De rechtbank beslist als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. J.H.L.M. Snijders als rechter in tegenwoordigheid van
E.H.J.M.T. van der Steen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2008.
Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002,
3500 DA Utrecht.
Afschriften verzonden: