vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
zaaknummer / rolnummer: 162575 / HA ZA 07-1543
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IMTECH INFRA B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres,
procureur mr. J.E. Benner,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DEN HEUVEL AANNEMINGSBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Heesch, gemeente Bernheze,
gedaagde,
procureur mr. J.M. Jonkergouw.
Partijen zullen hierna Imtech en Van den Heuvel genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 oktober 2007,
- het proces-verbaal van comparitie van 1 februari 2008,
- de akte na comparitie van Imtech,
- de antwoordakte van Van den Heuvel
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. Deze procedure draait om de circa 600 meter lange en circa 600 kilogram zware koperen verlichtingskabel die Imtech in november 2006 heeft aangebracht op het tracé Rhoonsebaan te Rhoon en die vervolgens (geruime tijd nadat de werkzaamheden van Imtech ter plaatse waren afgerond) door onbekenden is gestolen. De kabel was op het moment van de diefstal eigendom van Imtech. Imtech houdt Van den Heuvel voor de diefstal aansprakelijk omdat deze plaatsvond op een moment dat de kabel - die Imtech bij het verlaten van het werk had afgedekt met 60 centimeter grond - als gevolg van de graafwerkzaamheden van Van den Heuvel weer in het zicht was komen te liggen. Van den Heuvel had, aldus Imtech, voorzorgsmaatregelen moeten nemen ter voorkoming van diefstal van de vrijgegraven verlichtingskabel en heeft, door zulks na te laten, onrechtmatig jegens haar gehandeld. Imtech vordert samengevat - veroordeling van Van den Heuvel tot betaling van een bedrag van EUR 20.136,00, vermeerderd met rente en kosten.
2.2. Van den Heuvel concludeert tot afwijzing van de vordering van Imtech en betwist dat zij onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Van den Heuvel wijst erop dat, onder meer gelet op de aard van haar werkzaamheden, de ligging van het werkterrein en de met beveiliging daarvan gemoeide kosten, in redelijkheid niet van haar kon worden verlangd dat zij voorzorgsmaatregelen nam tegen diefstal van de vrijgegraven kabel. Tevens betwist Van den Heuvel dat sprake is van causaal verband tussen de door haar uitgevoerde werkzaamheden en de diefstal. Zij stelt daartoe dat de plegers van dit soort koperdiefstallen dusdanig brutaal zijn dat zij zich niet door diefstalwerende maatregelen laten weerhouden.
3. De beoordeling
3.1. Aan de orde is de vraag of Van den Heuvel aansprakelijk is voor de schade die Imtech heeft geleden als gevolg van de diefstal van de aan haar toebehorende verlichtingskabel.
Is sprake van onrechtmatig handelen?
3.2. De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat eenieder in het maatschappelijk verkeer de nodige zorg dient te betrachten ten aanzien van de eigendommen van een ander en in de omgang daarmee dus (mede) rekening dient te houden met de belangen van de eigenaar. Onder deze belangen moet worden begrepen het belang dat eigendommen niet beschadigd raken of verloren gaan. Deze zorgplicht reikt echter niet zo ver dat reeds de enkele mogelijkheid van schade als verwezenlijking van aan een bepaald gedrag inherent gevaar, dat gedrag onrechtmatig maakt. Het gevaarscheppende gedrag (of nalaten) is pas dan onrechtmatig, indien de mate van waarschijnlijkheid van schade als gevolg van dat gedrag zodanig (ver)groot is dat de betrokkene zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden.
3.3. Imtech heeft gesteld dat het in de bouw gebruikelijk is om grondkabels voor energie aan het einde van de werkdag af te dekken met een laag grond van tenminste 30 centimeter. Van den Heuvel heeft zich die stelling verweerd door aan te voeren dat zij doende was met het aanbrengen van een roestvrijstalen waterleiding en dat de verschillende buisdelen van die waterleiding tijdens dat werk zo schoon mogelijk moesten blijven teneinde de gelaste naden tussen die delen te kunnen controleren met behulp van röntgenapparatuur. Nu Imtech deze (gemotiveerde) stelling onweersproken heeft gelaten, staat tussen partijen vast dat de werkzaamheden van Van den Heuvel van een zodanige aard waren dat zij de sleuf met daarin de verlichtingskabel aan het einde van elke werkdag niet kon afdekken met een laag grond. Dat betekent echter nog niet dat de handelwijze van Van den Heuvel, namelijk het (eveneens) achterwege laten van elke (andere) vorm van beveiliging tegen diefstal van de door haar blootgelegde kabel, de zorgvuldigheidstoets kan doorstaan.
3.4. Uit de stellingen van Van den Heuvel kan worden afgeleid dat zij zich bewust was van de diefstalgevoeligheid van een koperen leiding als die van Imtech. Van den Heuvel was er immer niet alleen mee bekend dat koperen objecten zeer in trek zijn bij (professioneel opererende) criminelen, maar wist ook dat men in die kringen zelfs bereid is grote risico's te nemen teneinde zich dergelijke zaken wederrechtelijk toe te eigenen. De situatie dat de kabel bloot lag, heeft slechts korte tijd - enkele dagen - geduurd. Blijkens de niet gemotiveerd door Van den Heuvel weersproken stelling van Imtech, had het werkterrein gedurende die periode voor een relatief gering bedrag van € 700,- tot € 800,- beveiligd kunnen worden tegen diefstal. De schade die is ontstaan doordat het risico van diefstal zich heeft verwezenlijkt, is daarmee in omvang aanzienlijk groter dan de kosten van beveiliging. Voorts heeft Van den Heuvel niet geprobeerd te achterhalen, ook niet via haar eigen opdrachtgever Evides, wie de eigenaar was van de kabel teneinde deze te kunnen waarschuwen voor het ontstane diefstalrisico. Evenmin heeft zij met Evides gesproken over mogelijkheden om de bekabeling te beveiligen. Deze omstandigheden tezamen brengen de rechtbank tot het oordeel dat Van den Heuvel jegens Imtech heeft gehandeld in strijd met de in rechtsoverweging 3.2 omschreven maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm, die er (mede) toe strekt om het gevaar voor diefstal van goederen van een ander te voorkomen. De tussen Van den Heuvel en Evides voorafgaande aan de aanleg van de waterleiding gemaakte afspraak dat het werkterrein vrij zou zijn van obstakels (zoals de onderhavige verlichtingskabel) acht de rechtbank in dit verband niet relevant, nu Imtech bij die afspraak geen partij was en Van den Heuvel volgens haar eigen verklaring al voor de feitelijke aanvang van haar werkzaamheden bemerkte dat er toch kabels in de grond lagen.
Is sprake van causaal verband tussen het onrechtmatig handelen en de schade?
3.5. De rechtbank beschouwt als feit van algemene bekendheid dat koperroof zich regelmatig voordoet, zelfs in omstandigheden waarin het bemachtigen van dat koper moeilijk of zelfs gevaarlijk is. Voorts geldt als feit van algemene bekendheid dat het gevaar voor diefstal toeneemt naarmate het te stelen goed voor dieven gemakkelijker bereikbaar is, en dat het nemen van diefstalwerende maatregelen de - helaas altijd aanwezige - kans op diefstal in zijn algemeenheid zal verkleinen.
3.6. De diefstal van de kabel heeft zich voorgedaan op een onafgesloten, landelijk gelegen bouwterrein. Van den Heuvel heeft aangegeven dat de aanwezigheid van lichtmasten voor haar voldoende was om aan te nemen dat er ook kabels in de grond lagen. Dit zal, naar de rechtbank aanneemt, voor koperdieven op zoek naar roofwaar niet anders zijn geweest. Nu de door Van den Heuvel geschonden norm mede strekt tot voorkoming van diefstalschade en het gevaar voor diefstal door deze normschending in zijn algemeenheid aanmerkelijk zal zijn vergroot, acht de rechtbank voorshands bewezen dat sprake is van oorzakelijk verband tussen het door Van den Heuvel achterwege laten van (elke vorm van) beveiligingsmaatregelen en het ontstaan van diefstalschade. Gelet op de uitdrukkelijke betwisting en haar aanbod daartoe laat de rechtbank Van den Heuvel toe tot het leveren van tegenbewijs. Van den Heuvel wordt in de gelegenheid gesteld aannemelijk te maken dat de schade ook zonder de aan haar verweten gedraging (nalaten) zou zijn ontstaan.
3.7. Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
3.8. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. laat Van den Heuvel toe tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen achte stelling dat er causaal verband bestaat tussen de diefstal van de kabel en het door haar achterwege laten van beveiligingsmaatregelen,
4.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 2 juli 2008 voor uitlating door Van den Heuvel of zij tegenbewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
4.2. bepaalt dat Van den Heuvel, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
4.3. bepaalt dat Van den Heuvel, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juli tot en met september 2008 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
4.4. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank in het paleis van justitie te 's-Hertogenbosch aan de Leeghwaterlaan 8,
4.5. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
4.6. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr I.L.P. Crombeen en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2008.