4.4.2. wijziging tenaamstelling en onttrekking bouwdepot ad EUR 50.000,-
[gedaagde] verwijt de Bank voorts dat zij eenzijdig en zonder toestemming van [gedaagde] de tenaamstelling van de rekening waarop het bouwdepot wordt geadministreerd heeft gewijzigd. Het bouwdepot stond blijkens het bankafschrift d.d. 1 december 2002 nog op naam van [gedaagde] alleen, terwijl volgens het daaropvolgend bankafschrift d.d. 1 januari 2003 de rekening op naam staat van [A] e/o [gedaagde]4. Op dit laatste bankafschrift wordt een overboeking verantwoord van 6 december 2002 ad EUR 50.000,- naar Van Maeskant, welke overboeking, zo staat tussen partijen vast, betrekking heeft op een door [A] gerealiseerde management buy out.
Vast staat, want gesteld en door de Bank erkend, dat het wijzigen van de tenaamstelling van het bouwdepot eenzijdig en zonder consultatie of goedvinden van [gedaagde] door de Bank is doorgevoerd. Volgens de Bank betrof het een louter administratieve aangelegenheid, waarin de rekeninghouder niet behoefde te worden gekend. Ter comparitie is namens de Bank verder het standpunt ingenomen dat het de Bank vrij staat om op verzoek van de ene debiteur gelden uit het bouwdepot voor andere doeleinden beschikbaar te stellen ook zonder de andere debiteur, wiens pand tot zekerheid voor terugbetaling van de gelden uit het bouwdepot is ondergezet, daarvan in kennis te stellen.
De rechtbank acht beide standpunten van de Bank, zoals hiervoor kort weergegeven, niet houdbaar. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien op welke grond de Bank de bevoegdheid toekomt om eenzijdig en zonder de rekeninghouder daarin te kennen de tenaamstelling van een rekening aldus te wijzigen dat naast de rekeninghouder een derde bevoegd is om over het saldo op de rekening te beschikken. De enkele omstandigheid dat [A] hoofdelijk verbonden was voor de terugbetaling van de gelden van het bouwdepot brengt zo’n bevoegdheid op zichzelf nog niet mee. [gedaagde] had voor een dergelijke mutatie om toestemming gevraagd moeten worden, hetgeen de Bank, zo erkent zij, evenwel heeft nagelaten.
Ook indien aangenomen wordt dat het de Bank vrij stond om de tenaamstelling eenzijdig en zonder instemming van [gedaagde] te wijzigen gelijk zij gedaan heeft dan geldt dat de door de Bank aangenomen bevoegdheid om zonder toestemming van [gedaagde] in te stemmen met het aanwenden van gelden uit het bouwdepot voor andere doeleinden dan het verbouwen van de woning van [gedaagde] te [woonplaats] een juridische grondslag ontbeert. De Bank legt ook niet uit waarop zij die bevoegdheid meent te kunnen baseren. Gegeven het feit dat de gelden uit het bouwdepot specifiek voor de verbouwing van de woning van [gedaagde] ter beschikking waren gesteld en de Bank – blijkens haar offerte alsmede de op het bouwdepot van toepassing verklaarde algemene voorwaarden – groot belang hechtte aan een besteding van het depot overeenkomstig die bestemming mocht [gedaagde] er zonder meer op vertrouwen dat de Bank niet zou instemmen met een besteding van de gelden uit het depot voor een ander dan het contractueel vastgelegde doel. Ook hier geldt dat [gedaagde] daarvoor expliciet toestemming had dienen te verlenen.
De vraag of de Bank eerst de tenaamstelling heeft gewijzigd en daarna [A] heeft toegestaan een opname te doen ter financiering van een management buy out of omgekeerd kan hier in het midden blijven; uit het voorgaande volgt dat de Bank het een noch het ander had mogen doen zonder instemming van [gedaagde]. Dit alles klemt te meer nu vast staat dat de relatie van [gedaagde] en [A] in de betreffende periode reeds was geëindigd en de belangen van de jegens de Bank verbonden schuldenaren – naar valt aan te nemen - niet langer parallel liepen. Dat de Bank daar – mogelijk – niet van heeft geweten dient voor haar risico te blijven.
De Bank heeft ter rechtvaardiging nog aangevoerd dat zij heeft ingestemd met de opname ad EUR 50.000,- door [A] teneinde aldus zijn betalingscapaciteit veilig te stellen, hetgeen – volgens de Bank - ook in het belang was van [gedaagde], maar dat kan de Bank niet baten, nu dit onverlet laat dat de Bank vooraf [gedaagde] had kunnen en behoren te informeren omtrent de voorgenomen stappen ter verkrijging van haar instemming. Ook de omstandigheid dat [gedaagde] en [A] hoofdelijk voor de vorderingen van de Bank verbonden waren brengt niet met zich mee dat het de Bank was toegestaan om eenzijdig en zonder toestemming van [gedaagde] de tenaamstelling en daarmee de beschikkingsmacht over het bouwdepot uit te breiden naar [A].
De Bank heeft zich er voorts, onder verwijzing naar haar algemene voorwaarden, nog op beroepen dat [gedaagde] niet tijdig heeft geageerd nu zij immers beschikte over de afschriften van het bouwdepot, maar ook dat kan de bank niet baten nu de Bank de afschriften gedurende langere tijd gezonden heeft naar het huisadres van [A] te [woonplaats] en niet naar het adres van [gedaagde] te [woonplaats], terwijl door [gedaagde] met beslistheid is gesteld en ook met stukken geadstrueerd, dat zij altijd in [woonplaats] heeft gewoond en gedurende lange tijd geen inzicht heeft gehad in het verloop van het bouwdepot. De Bank heeft ter comparitie verklaard dat zij de afschriften van het bouwdepot op verzoek van [A] naar zijn woonadres te [woonplaats] stuurde en dat deze pas later naar [woonplaats] werden gezonden maar uit het voorgaande volgt dat de Bank aan dat verzoek van [A] geen gehoor had mogen geven. Uit de door de Bank overgelegde bankafschriften blijkt niet vanaf wanneer de afschriften naar [woonplaats] werden gestuurd, zodat het er voor moet worden gehouden dat [gedaagde] sedert het begin van de financiering en gedurende langere tijd geen kennis heeft gedragen van de mutaties van het bouwdepot op grond waarvan zij ook niet in staat was om tegen onregelmatigheden protest aan te tekenen.
De conclusie die uit het voorgaande wordt getrokken luidt dat de Bank door haar hiervoor omschreven handelwijze met betrekking tot de onttrekking aan het bouwdepot ad EUR 50.000,- tekort geschoten is in de nakoming van haar verplichtingen jegens [gedaagde].
[gedaagde] heeft door deze gang van zaken schade geleden. Deze schade kan gelijk gesteld worden aan het ten onrechte – met goedvinden van de Bank - door [A] onttrokken gelden, vermeerderd met de sedertdien daarover door de Bank berekende rente en boeterente. Aangenomen moet worden dat dit bedrag anders zou zijn achtergebleven op de rekening van het bouwdepot tot het moment waarop deze rekening op verzoek van [A] in juli 2003 door de Bank werd geblokkeerd en vervolgens, nadat de financiering door de Bank was opgezegd, in mindering zou zijn gebracht op de na de opzegging opeisbaar geworden hoofdsom. De rechtbank baseert deze aanname op het feit dat het bouwdepot per 23 juli 2003 nog een saldo vertoonde van EUR 18.530,70.5
[gedaagde] wordt opgedragen een berekening op te stellen van de door haar als gevolg van de onttrekking ad EUR 50.000,- geleden schade op basis van de hiervoor aangegeven uitgangspunten. De Bank zal [gedaagde] dienen te vrijwaren van de eventuele regresvordering die [A] uit hoofde van deze onttrekking heeft op [gedaagde].