vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/849532-07
Datum uitspraak: 02 mei 2008
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: P.I. Breda - HvB De Boschpoort.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 januari 2008 en 18 april 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 januari 2008.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 21 januari 2008 gewijzigd. Nadat deze wijziging is toegelaten, wordt aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 januari 2007
tot en met 11 augustus 2007 te Uden en/of Loosbroek, gemeente Bernheze en/of
Volkel, gemeente Uden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
of meer hierna te noemen woningen heeft weggenomen een of meer goederen, te
weten:
- op of omstreeks 26 mei 2007 uit een woning, gelegen aan de [adres]
te Uden, een flat screen televisie (Samsung) en/of een personenauto (merk VW,
type Passat) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1] [delict 9] en/of
- op of omstreeks 27 mei 2007 uit een woning, gelegen aan de [adres]
te Loosbroek, een hoeveelheid geld (circa 400,- euro), geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2] [delict 10] en/of
- op of omstreeks 10 augustus 2007 uit een woning, gelegen aan de
[adres] te Volkel, gemeente Uden, een fotocamera
(Canon) en/of een videocamera (Panasonic) en/of een (dames)fiets (Batavus)
en/of een computer (iMac) en/of een MP3 speler en/of een hoeveelheid geld
(circa 700 Deense kronen) en/of parfum(s), geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 3] [delict 11] en/of
- op of omstreeks 5 januari 2007 uit een woning, gelegen aan de [adres] te
Uden, een flat screen (Sony) en/of een tunerversterker (Sony) en/of een dvd
speler (Sony) en/of speaker(s) (Magnat) en/of een laptopcomputer (Asus) en/of
diverse sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] [delict
13]
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of
anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) (telkens) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, te weten het forceren van een raam en/of deur van die woning(en)
en/of (vervolgens) het (al dan niet) inklimmen via dat/een raam van die
woning(en);
[Artikelen 310 en 311 Wetboek van Strafrecht; delict 9, 10, 11 en 13]
hij op of omstreeks 25 augustus 2007 te Zeeland, gemeente Landerd, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 5] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet met een auto op, althans in de richting van, [slachtoffer 5] (in) heeft gereden en/of (vervolgens) met een geopend portier van die
auto (al rijdende) tegen [slachtoffer 5] aan heeft geslagen, althans geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
[Artikelen 45/287/302 Wetboek van Strafrecht; delict 5]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 augustus 2007 te Zeeland, gemeente Landerd, tezamen en
in vereniging, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten
[slachtoffer 5]), met een autoportier heeft geslagen en/of (vervolgens)
(omver) heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
[Artikel 300 Wetboek van Strafrecht]
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 augustus 2007 te Zeeland, gemeente Landerd, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, althans met een enig misdrijf waardoor gevaar voor de
algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, immers is/heeft
verdachte opzettelijk dreigend met een auto op, althans in de richting van,
[slachtoffer 5] (in)gereden en/of (vervolgens) met een geopend portier van die
auto (al rijdende) tegen [slachtoffer 5] geslagen/ geduwd;
[Artikel 285 Wetboek van Strafrecht]
hij op of omstreeks 19 augustus 2007 te Uden ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 6] van het leven te beroven, althans
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans
eenmaal, met een auto op [slachtoffer 6] is ingereden, althans [slachtoffer 6] tot zeer
dichtbij is genaderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid;
[Artikelen 45/287/302 Wetboek van Strafrecht; delict 7]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 augustus 2007 te Uden [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, althans met
een enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
en/of goederen ontstaat, immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend
meermalen, althans eenmaal, met een auto op [slachtoffer 6] ingereden, althans [slachtoffer 6] tot zeer dichtbij genaderd;
[Artikel 285 Wetboek van Strafrecht]
hij op of omstreeks 14 januari 2007 te Uden ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 7] van het leven te
beroven, met dat opzet met een auto op, althans in de richting van, [slachtoffer 5] (in) is gereden en/of (vervolgens) met die auto [slachtoffer 7] aan is
gereden, althans met die auto al rijdende tegen [slachtoffer 7] aan heeft
geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
[Artikelen 45/287/302 Wetboek van Strafrecht; delict 13g]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 januari 2007 te Uden [slachtoffer 7] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
althans met een enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van
personen en/of goederen ontstaat, immers heeft/is verdachte opzettelijk
dreigend met een auto op, althans in de richting van, [slachtoffer 5]
(in)gereden en/of (vervolgens) met die auto [slachtoffer 7] aangereden,
althans met die auto al rijdende tegen [slachtoffer 7] aangeduwd;
[Artikel 285 Wetboek van Strafrecht]
hij in of omstreeks de periode van 13 januari 2007 tot en met 10 oktober 2007
te Uden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk 12, althans een aantal, auto's en/of een
roldeur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11]
en/of [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] en/of [sl 15] en/of [slachtoffer 16] en/of [slachtoffer 17] en/of [slachtoffer 18] en/of
[slachtoffer 19] en/of politie Brabant-Noord, in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt;
[Artikel 350 Wetboek van Strafrecht; delicten 6 a t/m g, 13 a t/m e en 16]
hij in of omstreeks de periode van 06 oktober 2007 tot en met 07 oktober
oktober 2007 te Uden tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een
woning ([adres]) heeft weggenomen (onder meer) een zakhorloge en/of
sieraden en/of een sporttas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 20], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik
heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming
te weten door het forceren van een raam;
[Artikelen 310 en 311 Wetboek van Strafrecht; delict 15]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 06 oktober 2007 tot en met 9 oktober 2007
te Uden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, vier kettingen met hangers heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn
mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die
goederen wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het (een)
door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
[Artikelen 416 en 417bis Wetboek van Strafrecht]
Ter terechtzitting zullen onderstaande strafbare feiten ter kennis van de
rechtbank worden gebracht. De rechtbank kan aldus bij de bepaling van de straf
ook met die feiten rekening houden. Doet de rechtbank dat, dan kunt u die
feiten als strafrechtelijk afgedaan beschouwen.
Medeplegen woninginbraken in de periode van 28 juni 2006 tot en met 5 oktober
2007 te Uden (te weten delicten 1, 2, 3, 4, 8, 12, 14, 17 en 19), te
Mariaheide, gemeente Veghel (te weten delict 6), te Veghel (te weten delict
18) en te Volkel, gemeente Uden (te weten delict 20).
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
De officier van justitie heeft onder verwijzing naar de Wet militaire strafrechtspraak (verder: Wms) gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren om kennis te nemen van het ten laste gelegde voor zover het de periode tot 1 juni 2007 betreft. De verdediging heeft hetzelfde standpunt verwoord, maar wel aangegeven dat zij er op zichzelf genomen aan hecht dat alle feiten thans worden afgedaan. De rechtbank overweegt het volgende.
Van belang zijn artt. 1 tot en met 5 Wms (jo. art. 60 Wetboek van Militair Strafrecht) en art. 6 Wetboek van Strafvordering. Met de regeling in die artikelen is, zo blijkt uit de wetsgeschiedenis, beoogd om: a. militaire strafrechtspraak te integreren in de gewone rechterlijke organisatie en om algemeen strafprocesrecht toe te passen op militairen, behalve voor zover recht moet worden gedaan aan bijzonderheden van het militaire leven; en b. verschillende personen die bij hetzelfde feit zijn betrokken, voor dezelfde rechter terecht te laten staan, behalve wanneer militaire deskundigheid uitdrukkelijk wenselijk is of wanneer daar feitelijk slechts de zaak van de militair zou voorliggen (Kamerstukken II 1982/83, 17 804 (R 1228), nr. 5, p. 1-2, 6-7, 15-18). Hoofdregel is daarom dat de militaire kamer van de Rechtbank in Arnhem exclusief bevoegd is om een verdachte te berechten die militair is, ook indien hij geschorst is. De burgerrechter is echter, en bij voorkeur, bevoegd om te oordelen over een militaire verdachte, indien sprake is van deelneming door een niet-militair of indien de militair en de niet-militair, al dan niet samen, feiten hebben begaan die zodanig verband houden dat behandeling voor één rechtbank gewenst is. Deze uitzonderingsregel geldt niet als de militair wordt verdacht van een feit uit het Wetboek van Militair Strafrecht of als de niet-militair niet (verder) wordt vervolgd of door de kinderrechter wordt berecht. Dan is de militaire kamer bevoegd.
In het onderhavige geval had verdachte blijkens het proces-verbaal van [verbalisant 1] militaire status van 14 april 2004 tot 1 juni 2007. [medeverdachte] was vanaf 8 augustus 2005 militair en was dat ten tijde van alle ten laste gelegde feiten. Letterlijke interpretatie van de wet maakt dat de rechtbank zich onbevoegd zou moeten verklaren ten aanzien van drie van de vier ten laste gelegde inbraken (onder 1, delicten 9, 10 en 13). Daarbij verdient, ten overvloede, opmerking dat nog twaalf inbraken, waarvan er vier van voor de bewuste tijdsgrens dateren, ad informandum ter kennisneming van de rechtbank zijn gebracht, die zij - mits aan de daaraan in de rechtspraak gestelde eisen is voldaan - bij de sanctieoplegging kan meenemen, aangezien de bevoegdheidsvraag in geval van voeging ad informandum niet behoeft te worden beantwoord. Voorts zou de rechtbank zich bij letterlijke interpretatie onbevoegd moeten verklaren voor één van de drie gevallen van inrijden op een fietser (onder 4, delict 13g) en vijf van de dertien zaaksbeschadigingen (onder 5, delicten 13a-e). Redelijke wetsuitleg leidt, in het licht van de ratio van de regeling zoals die blijkt uit de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis, in deze zaak tot een andersluidend oordeel. Er is hier sprake van series van drie soorten delicten, waarbij de verdachte blijkens het onderzoek ter terechtzitting steeds voor een deel van die delicten wel en voor het andere deel geen militaire status had, terwijl er geen enkel verband bestaat tussen de delicten en de militaire status van verdachte. Die situatie is in de parlementaire geschiedenis niet onder ogen gezien. Een letterlijke interpretatie van de wet zou in het hier voorliggende geval in strijd zijn met de ratio ervan. Het is immers de bedoeling van de wetgever geweest om een regeling tot stand te brengen waardoor een feitencomplex zo veel mogelijk door één rechter wordt afgedaan en wel door de commune rechter, tenzij bijzonder inzicht in het militaire leven of bijzondere deskundigheid van militaire delicten is vereist. Die uitzonderingen doen zich hier - het eerste ook met name blijkens het onderzoek ter terechtzitting - niet voor. De rechtbank verklaart zich daarom bevoegd om kennis te nemen van alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 primair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Op grond van het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat sprake is van poging tot doodslag dan wel van zware mishandeling, nu het opzet, ook in voorwaardelijke zin, daartoe bij verdachte ontbrak. Daarbij overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat de door verdachte bestuurde auto een zodanige snelheid had dat het raken van het slachtoffer met het geopende portier een aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer meebracht.
In de tenlastelegging wordt verdachte onder feit 2 subsidiair verweten dat hij het slachtoffer met een autoportier heeft geslagen. De rechtbank leest deze zinsnede aldus dat verdachte wordt verweten dat hij met een autoportier, door dat portier plotseling te openen, tegen het slachtoffer heeft geslagen.
De rechtbank acht voorts niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 3 primair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan eveneens behoort te worden vrijgesproken. Verdachte zat niet achter het stuur, maar bevond zich in de auto. Uit het onderzoek ter terechtzitting noch uit de overgelegde stukken is gebleken van een zodanig bewuste en nauwe samenwerking dat kan worden gesproken over een gezamenlijk opzet op de dood van het slachtoffer dan wel op het hem toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Van medeplegen is dan ook geen sprake. De rechtbank acht voorts niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 3 subsidiair is te ten laste gelegd, te weten dat hij meermalen met een auto op [slachtoffer 6] is ingereden. Daarbij verdient opmerking dat in de tenlastelegging medeplegen niet wordt vermeld. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het aan verdachte onder feit 4 primair en subsidiair en onder feit 6 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 5 januari 2007 tot en met 11 augustus 2007
te Uden en/of Loosbroek, gemeente Bernheze en/of Volkel, gemeente Uden
( tezamen en in vereniging met een ander), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen goederen, te weten:
- op of omstreeks 26 mei 2007 (uit een woning, gelegen aan [adres]
te Uden, een flat screen televisie (Samsung) en een personenauto (merk VW, type Passat),
toebehorende aan [slachtoffer 1]
en
- op 27 mei 2007 uit een woning, gelegen aan de [adres]
te Loosbroek, een hoeveelheid geld (circa 400,- euro), toebehorende aan [slachtoffer 2]
en
- op of omstreeks 10 augustus 2007 uit een woning, gelegen aan de
[adres] te Volkel, gemeente Uden, een fotocamera
(Canon) en een videocamera (Panasonic) en een (dames)fiets (Batavus)
en een computer en een MP3 speler en een hoeveelheid geld
(circa 700 Deense kronen) en parfum, toebehorende aan [slachtoffer 3]
en
- op 5 januari 2007 uit een woning, gelegen aan de [adres] te
Uden, een flat screen (Sony) en een tunerversterker (Sony) en een dvd-
speler (Sony) en speakers (Magnat) en een laptopcomputer (Asus) en
diverse sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 4] (delict 13),
waarbij verdachte (en zijn mededader) telkens zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn/hun
bereik heeft/ hebben gebracht door middel van braak, te weten het forceren van een raam en/of deur van die woningen
op 25 augustus 2007 te Zeeland, gemeente Landerd, opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten [slachtoffer 5]), met een autoportier heeft geslagen en vervolgens (omver) heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen
in de periode van 16 augustus 2007 tot en met 10 oktober 2007
te Uden tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk
een aantal auto’s en een roldeur, toebehorende aan [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11]
en/of [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] en/of politie Brabant-Noord, heeft beschadigd
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 47, 57, 300,
310, 311, 350.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert vrijspraak ten aanzien van het onder feit 4 en 6 ten laste gelegde. De officier van justitie acht het onder feit 1, 2 primair, 3 primair en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en heeft de ad informandum op de dagvaarding vermelde feiten met uitzondering van de feiten onder de delictnummers 17 t/m 20 in zijn eis betrokken.
De officier van justitie eist:
- gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering, ook indien die aanwijzingen inhouden het deelnemen aan een Cognitieve Vaardigheidstraining;
- onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen bivakmutsen;
- teruggave aan verdachte van de handschoenen, de sporttas en de geluidsboxen;
- niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van [slachtoffer 8] nu deze vordering niet-eenvoudig van aard is;
- toewijzing van de vordering van [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 300,- en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij Politie regio Brabant-Noord tot een bedrag van € 735,-, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte heeft gedurende een relatief korte periode een zeer groot aantal strafbare feiten gepleegd;
- de mate van het leed dat aan de slachtoffers is aangedaan, te weten een ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer, alsmede dat verdachte zich om de gevolgen die zijn daden voor de slachtoffers hebben, kennelijk volstrekt niet heeft bekommerd;
- de aanzienlijke materiële schade die het gevolg is van de door verdachte gepleegde strafbare feiten;
- verdachte heeft ter terechtzitting toegegeven dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de strafbare feiten die "ad informandum" zijn vermeld op de inleidende dagvaarding onder de delictnummers 1, 2, 3, 4, 8, 12 en 14, voor welke feiten verdachte niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid:
- verdachte heeft er ter terechtzitting blijk van gegeven dat hij inmiddels de ernst van
het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet;
- de nog jeugdige leeftijd van verdachte;
- verdachte heeft zich bereid verklaard om de cursus Cognitieve Vaardigheden te volgen;
- verdachte is zelf getroffen door de gevolgen van de door hem gepleegde strafbare feiten in die zin dat die feiten voor hem grote financiële consequenties met zich hebben gebracht: verdachte heeft een eenmanszaak die door de detentie in liquiditeitsproblemen is gekomen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf nu de eis van de officier van justitie is gebaseerd op vier door hem bewezen geachte feiten en de rechtbank verdachte van een van die feiten en van het primair tenlaste gelegde van een ander feit zal vrijspreken, en de rechtbank ook overigens van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf die vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
(feit 1)
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de immateriële schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de immateriële schade.
(feit 5)
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
(feit 5)
De vordering van de benadeelde partij Politie regio Brabant-Noord.
De rechtbank acht de vordering tot het hier na te melden bedrag hoofdelijk toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de materiële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van haar vordering, aangezien dit niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de materiële schade.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met behulp waarvan de feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.
De rechtbank zal voorts de teruggave gelasten aan de rechthebbende(n) van de in het dictum nader te noemen onder verdachte in beslag genomen goederen, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer tegen de teruggave verzet, en beveelt in afwachting van de teruggave aan de rechthebbende(n) de bewaring van die goederen.
Verklaart zich bevoegd om van het ten laste gelegde kennis te nemen.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen
goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd,
en
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft door middel van braak
T.a.v. feit 2 subsidiair:
mishandeling
T.a.v. feit 5:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoort beschadigen, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1, feit 2 subsidiair, feit 5:
Gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren
en de bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de
aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio
's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze
instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien die aanwijzingen inhouden het
volgen van een Cognitieve Vaardigheidstraining.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d
van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 2 primair, feit 2 meer subsidiair, feit 3 primair, feit 3 subsidiair,
feit 4 primair, feit 4 subsidiair, feit 6 primair, feit 6 subsidiair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het ten laste gelegde niet wettig en
overtuigend bewezen.
T.a.v. feit 1:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag
van € 300,- (zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 300,- (zegge:
driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6
dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de immateriële schade.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd
voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 5:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8].
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 8] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden
begroot op nihil.
T.a.v. feit 5:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij Politie regio Brabant-Noord.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot na te melden bedrag en
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Politie regio
Brabant-Noord van een bedrag van € 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de materiële schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer Politie regio Brabant-Noord van een bedrag van
€ 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te
vervangen door 5 dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de materiële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd
voorzover hij of (een van)zijn mededader(s)/medeplichtige(n) heeft/hebben
voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze
schade.
Beslag.
Verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen, te weten: 3 bivakmutsen,
kleur zwart.
Teruggave in beslag genomen goederen, te weten:
twee handschoenen, kleur geel en een handschoen, kleur zwart,
aan verdachte.
Teruggave in beslag genomen goederen, te weten:
- een sporttas, kleur grijs, met opdruk: Health Center;
- 5 geluidsboxen, kleur zilver, merk Magnat,
aan de rechthebbende(n) en beveelt de bewaring van deze goederen in afwachting van de teruggave aan de rechthebbende(n).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. M. Lammers en mr. F. van Laanen, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 2 mei 2008.
6
Parketnummer: 01/849532-07
[verdachte]