ECLI:NL:RBSHE:2008:BD0401
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.A. van Biesbergen
- I. Rijnbout
- S.J.W. Hermans
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door invoer van cocaïne
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 28 april 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij de invoer van 8 kilogram cocaïne vanuit Suriname naar Nederland. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van deze hoeveelheid cocaïne, wat in strijd is met de Opiumwet. De tenlastelegging was gebaseerd op feiten die zich hebben afgespeeld tussen 1 december 2007 en 3 januari 2008, waarbij de verdachte op verzoek van een medeverdachte een persoon benaderde om een pakket op zijn naam en adres te laten ontvangen, met de belofte van een vergoeding van 4.000 euro. Gedurende deze periode heeft de verdachte intensief contact onderhouden met zijn medeverdachten en een bemiddelende rol vervuld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling van de verdachte dat hij zich had gedistantieerd van de invoer van cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders zo nauw was dat zijn gedragingen gekwalificeerd konden worden als medeplegen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van drie jaar op, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, en besloot dat een deel van de straf voorwaardelijk moest zijn om recidive te voorkomen.