ECLI:NL:RBSHE:2008:BD0393
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.A. van Biesbergen
- I. Rijnbout
- S.J.W. Hermans
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door invoer van cocaïne
Op 28 april 2008 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 8 kilogram cocaïne in Nederland. De verdachte, geboren in 1974 en thans gedetineerd in de P.I. Breda, werd beschuldigd van het coördineren van de invoer van deze drugs vanuit Suriname. De rechtbank baseerde haar oordeel op verklaringen van medeverdachten, telecomanalyses en observaties van een speciaal team. De rechtbank oordeelde dat de verdachte intensief contact had met zijn medeverdachten voorafgaand aan de levering van het pakket, wat zijn betrokkenheid bij de drugshandel bevestigde.
De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding voldeed aan de wettelijke eisen en dat er geen belemmeringen waren voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie. De bewezenverklaring was gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen waren vervat. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte samen met anderen opzettelijk cocaïne in Nederland had gebracht, wat een ernstige overtreding van de Opiumwet is.
De rechtbank legde een gevangenisstraf op van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte de gevaren van cocaïne voor de gezondheid en de samenhang met andere vormen van criminaliteit. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor overtredingen van de Opiumwet, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De rechtbank besloot dat een deel van de straf voorwaardelijk zou zijn, om de verdachte te stimuleren zich aan de wet te houden in de toekomst.