ECLI:NL:RBSHE:2008:BC9901

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/821201-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedrijfsinbraak in Helmond door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 14 april 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van een bedrijfsinbraak in Helmond op 28 april 2007. De tenlastelegging omvatte diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de verdachte en zijn mededaders zich toegang tot het bedrijfspand hebben verschaft door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de verdachte zijn betrokkenheid ontkend en zich beroepen op zijn zwijgrecht. De officier van justitie heeft echter bewijs gepresenteerd, waaronder de belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] en waarnemingen van verbalisanten die drie donker geklede mannen op het bedrijventerrein hebben gezien. De rechtbank heeft de verklaring van de medeverdachte als geloofwaardig beoordeeld, ondersteund door andere bewijsmiddelen zoals videobeelden en aangetroffen voorwerpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de inbraak en heeft hem veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/821201-07
Datum uitspraak: 14 april 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 maart 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 februari 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 april 2007 te Helmond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een bedrijfspand (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een een of meer hogedrukreinigers en/of een ventilator en/of diverse (overige) tuinbenodigdheden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming, te weten door het maken van een gat in de buitenmuur van voornoemd bedrijfspand en/of door het op het dak klimmen van voornoemd bedrijfspand;
[artikel 311 Wetboek van Strafrecht];
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 28 april 2007 rond 02:00 uur heeft een inbraak plaatsgevonden in het bedrijfspand van
[bedrijfsnaam] gelegen aan de [adres] te Helmond. Hierbij is aan de achterzijde van
genoemd pand een gat in de buitenmuur gemaakt. Onder dit gat, in de brandgang gelegen
aan de Europaweg te Helmond, worden hogedrukreinigers, een ventilator en een parasol
toebehorende aan [bedrijfsnaam] aangetroffen 1,2.
Op 28 april 2007 rond 02:00 uur bevinden zich drie donker geklede personen op het bedrijventerrein én op het dak van [bedrijfsnaam] aan de [adres] te Helmond3,4.
Één van deze personen wordt aangehouden, zijnde [medeverdachte 1]4. In de nabij de plaats delict geparkeerd staande auto van [medeverdachte 1] wordt onder meer een tas bevattende inbrekerswerktuig en een latex handschoen aangetroffen5.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij de inbraak en beroept zich ter zitting voor
het overige op zijn zwijgrecht. Volgens de raadsman kan het feit niet worden bewezen
aangezien de belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] door geen enkel
ander bewijsmiddel wordt ondersteund. De raadsman stelt zich op het standpunt dat door
dit gebrek aan steunbewijs de juistheid van genoemde verklaring niet vaststaat en dat verdachte vanwege het ontbreken van overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte de inbraak mede heeft gepleegd en
baseert dit standpunt voornamelijk op de inhoud van de aangifte en de belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]. De officier van justitie is van mening dat de juistheid van de verklaring van genoemde [medeverdachte 1] afdoende wordt ondersteund door:
*de waarnemingen van [verbalisanten] omtrent drie donker geklede
mannen op het bedrijventerrein en op het dak van [bedrijfsnaam];
*de videoprints van het Elkerliek ziekenhuis, waarop zichtbaar is dat de kleding van
verdachte en [medeverdachte 2] overeenstemt met de beschrijving die [medeverdachte 1] ervan heeft gegeven en waarop voorts te zien is dat verdachte beperkt is in zijn
loopvermogen;
*de voetafdrukken aangetroffen in de aan de 4 meter hoge muur van het pand van
[bedrijfsnaam] grenzende achtertuin van perceel [adres] en de in de heg van perceel [adres] aangetroffen latex handschoenen;
*de blijk van herkenning van [medeverdachte 2] van de in de verhoorkamer geplaatste tas
als de tas van verdachte. Deze tas was afkomstig uit de auto van [medeverdachte 1], die heeft
verklaard dat deze tas door verdachte voorafgaand aan de inbraak in zijn auto is gegooid.
Voorts wijst de officier van justitie op de verklaring die verdachte over hetgeen hem in de nacht van 28 april 2007 is overkomen heeft afgelegd, welke verklaring mede gelet op de verklaring van zijn [moeder], daaromtrent als ongeloofwaardig moet worden aangemerkt.
Het oordeel van de rechtbank.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de inbraak in [bedrijfsnaam] tezamen met [medeverdachte 2] en [verdachte] heeft gepleegd, dat [medeverdachte 2] en [verdachte] hiertoe op het dak van [bedrijfsnaam] zijn geklommen6 en dat door hen een plaat uit de wand van dat pand is verwijderd7. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] kan voorts worden afgeleid dat in elk geval twee hogedrukreinigers uit het gebouw van [bedrijfsnaam] zijn weggenomen8. [medeverdachte 1] verklaart dat hij die bewuste nacht samen met [medeverdachte 2] en [verdachte] in zijn, [medeverdachte 1], auto naar de [bedrijfsnaam] is gereden en dat [verdachte] daaraan voorafgaand een zwarte tas in de auto heeft gegooid9. [medeverdachte 1] geeft een beschrijving van de kleding die [medeverdachte 2] en [verdachte] ten tijde van de inbraak hebben gedragen. [verdachte] droeg zwarte sportschoenen, een zwarte trainingsbroek, een donkerkleurige/zwarte trui en latex handschoenen. [medeverdachte 2] droeg wit met bruine sportschoenen (Johan Cruyff), een zwarte trainingsbroek en een donkerblauwe blouse10.
Evenals de officier van justitie oordeelt de rechtbank dat er geen aanleiding is om de juistheid van de verklaring van [medeverdachte 1] over de betrokkenheid van verdachte bij de inbraak in twijfel te trekken, aangezien deze verklaring door verschillende andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. Bij de totstandkoming van dit oordeel acht de rechtbank
de navolgende bevindingen en feiten en omstandigheden van belang:
*[verbalisanten] zien drie donker geklede mannen op het
bedrijventerrein én op het dak van [bedrijfsnaam] lopen11 en [verbalisant 3] ziet
na de aanhouding van [medeverdachte 1] twee geheel in het zwart geklede verdachten weg-
vluchten12 .
*In de auto van [medeverdachte 1] wordt een zwarte tas aangetroffen met daarin onder meer
een latex handschoen13. [medeverdachte 1] verklaart dat deze tas door [verdachte]
in de auto is gegooid9 en dat [verdachte] ten tijde van de inbraak latex handschoenen droeg14.
Ten behoeve van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] is deze tas in de
verhoorkamer geplaatst. Verbalisanten horen [medeverdachte 2] bij binnenkomst in de kamer
vragen of dat de tas van [verdachte] is15. In de ochtend van 28 april 2007 wordt door
verbalisanten in de heg tussen percelen [adressen] in Helmond - aan de zijde
van perceel [nummer] - een paar latex handschoenen aangetroffen16. Deze handschoenen zijn niet
van de bewoners van genoemd perceel17. In de daarnaast gelegen achtertuin van perceel
[adres] ziet [verbalisant 4] in het zand van de border bij de erfafscheiding
met perceelnummer 48 enkele voetafdrukken18. Voorts ziet hij in deze achtertuin diverse
sporen duidend op een sprong vanaf het aangrenzende en circa 4 meter hoge pand van
[bedrijfsnaam]19,20.
*[verbalisant 5] herkent op door het Elkerliek ziekenhuis verstrekte videoprints
[medeverdachte 2] en [verdachte], die de ingang van de eerste hulp van dat ziekenhuis op 28 april
2007 omstreeks 03:51 en 03:52 uur binnengaan. Hierbij draagt [medeverdachte 2] een zwarte
trainingsbroek, een (donker) blauwe blouse en bruin met witte (sport)schoenen van het
merk Johan Cruyff. [verdachte] draagt op dat moment zwarte lage schoenen, een
zwarte trainingsbroek en een donkerkleurig shirt. Bij het betreden van het ziekenhuis
wordt [verdachte] ondersteund door [medeverdachte 2] vanwege een ogenschijnlijk pijnlijk been21,22.
De aldus door [verbalisant 5] omschreven kleding van [medeverdachte 2] en [verdachte]
komt grotendeels overeen met de beschrijving die [medeverdachte 1] heeft gegeven van de door
[medeverdachte 2] en [verdachte] gedragen kleding ten tijde van de inbraak23, circa 2 uur eerder.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte omtrent het opgelopen letsel aan zijn voet ongeloofwaardig, aangezien deze verklaring op een essentieel punt niet wordt bevestigd door zijn moeder. Immers, daar waar verdachte op meerdere momenten verklaart dat hij kort na de gestelde val van de trap rond 03:00 uur met zijn moeder heeft gesproken24, verklaart zijn moeder dat zij die nacht na haar thuiskomst omstreeks 01:00 uur een slaappil heeft genomen en verder niets heeft gehoord. Uit deze verklaring blijkt dat ze ’s-nachts níet met verdachte heeft gesproken25. De rechtbank acht, mede in het licht van de hiervoor opgesomde feiten en omstandigheden, de conclusie gerechtvaardigd dat verdachte het
letsel aan zijn been/voet heeft opgelopen tijdens zijn vlucht van de plaats delict.
Op grond van de hiervoor onder het kopje ‘vaststaande feiten’ besproken feiten en omstandigheden en de hiervoor besproken bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de inbraak heeft gepleegd als hierna bewezenverklaard.
De rechtbank acht hierbij enkel de diefstal van de in de brandgang - op het perceel
gelegen aan de Europaweg – aangetroffen voorwerpen bewezen, aangezien uitsluitend
van deze voorwerpen kan worden gesteld dat deze op dat moment en op die plaats aan
de feitelijke heerschappij van de eigenaar waren onttrokken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
op 28 april 2007 te Helmond tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfspand (gelegen aan [adres]) heeft
weggenomen hogedrukreinigers en een ventilator en een tuinbenodigdheid toebehorende aan [bedrijfsnaam], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming, te weten door het maken van een gat in de buitenmuur van voornoemd bedrijfspand en door het op het dak klimmen van voornoemd bedrijfspand.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 310 en 311.
De strafoplegging.
De eis van de oficier van justitie.
*een werkstraf van 120 uren, met aftrek van voorarrest, subsidiair 60 dagen hechtenis;
*een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich niet over strafoplegging uitgelaten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft met anderen een bedrijfsinbraak gepleegd. De rechtbank beschouwt dit als een ernstig en maatschappelijk verstorend feit. Immers, naast de materiële schade en overlast die een inbraak voor de benadeelde met zich meebrengt, versterkt het voorts algemene gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft zich om dit alles kennelijk niet bekommerd. Uit verdachtes handelen spreekt bovendien minachting voor andermans goed. Uit zijn strafblad blijkt voorts dat hij het onderhavige strafbare feit heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een op 18 juli 2005 opgelegde voorwaardelijke straf. Met de officier van justitie acht de rechtbank een werkstraf op zijn plaats. De rechtbank zal de gevorderde omvang van de werkstraf matigen en daarnaast een forsere voorwaardelijke straf als preventieve prikkel opleggen. Met deze laatste straf wil de rechtbank enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds invloed uitoefenen op het gedrag van de verdachte ter voorkoming van het opnieuw plegen van een strafbaar feit. De rechtbank zal dan ook een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
*Werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis met aftrek
overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten
arbeid.
*Gevangenisstraf voor de duur van 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M.H. de Koning, voorzitter,
mr. J.A. Bik en mr. I. Rijnbout, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 14 april 2008.
1verklaring [aangever], pag. 47 en 48 van het eindpv
2bevindingen van [verbalisanten 6 en 7], pag. 55 van het eindpv
3bevindingen van [verbalisanten]s, pag. 52 en 53 van het eindpv
4bevindingen van [verbalisant 5], pag. 20 van het eindpv
5bevindingen van [verbalisanten 8 en 9], pag. 54 van het eindpv
6verklaring [medeverdachte 1], 7 alinea op pag. 83 van het eindpv
7verklaring [medeverdachte 1], 1e alinea op pag. 84 van het eindpv
8verklaring [medeverdachte 1], 3e en 4e alinea op pag. 84 van het eindpv
9verklaring [medeverdachte 1], laatste alinea op blz. 82 en eerste alinea op blz. 87 van het eindpv
10verklaring [medeverdachte 1], 2 middelste alinea’s op pag. 86 van het eindpv
11bevindingen [verbalisanten]s, pag. 52 van het eindpv
12bevindingen [verbalisant 5], pag. 20 van het eindpv
13bevindingen [verbalisanten 8 en 9], pag. 54 van het eindpv
14verklaring [medeverdachte 1], middelste alinea op pag. 86 van het eindpv
15bevindingen [verbalisanten 10 en 11] pag. 64 van het eindpv
16bevindingen [verbalisanten 12 en 13], pag. 57 van het eindpv
17bevindingen [verbalisant 13], laatste alinea op pag. 65 en pag. 66 van het eindpv
18bevindingen [verbalisant 13], 9e alinea op pag. 65 van het eindpv
19bevindingen [verbalisant 13], 5e en 6e alinea op pag. 65 van het eindpv
20foto’s achtertuin perceel [adres], pag. 67 van het eindpv
21bevindingen [verbalisant 5], vanaf 5e alinea op pag. 69 en pag. 70 bovenaan van het eindpv
22videoprints Elkerliek ziekenhuis van 03:51 en 03:52 uur op pag. 71 en 72 van het eindpv
23verklaring [medeverdachte 1], middelste alinea op pag. 86 van het eindpv
24verklaring [verdachte], 1e alinea op pag. 99 en 1e alinea op pag. 102 van het eindpv
25verklaring [getuige], 7e en 9e alinea op pag. 79 van het eindpv
??
??
6
Parketnummer: 01/821201-07
[verdachte]