vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/995870-07
Datum uitspraak: 04 april 2008
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 maart 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 07 februari 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2007 tot en met 6 december 2007, te Gemert, Someren en/of Deurne en/of elders in het arrondissement 's-Hertogenbosch en/of te Sevenum, Well en/of Meijel en/of elders in het arrondissement Roermond in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten een of meer haas/hazen en/of konijn(en), heeft gedood, verwond, gevangen en/of bemachtigd, althans met het oog daarop heeft opgespoord;
(Artikel 9 van de Flora- en faunawet)
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2007 tot en met 6 december 2007, te Gemert, Someren, Deurne en/of Helmond en/of elders in het arrondissement 's-Hertogenbosch en/of te Sevenum, Well en/of Meijel en/of elders in het arrondissement Roermond, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer dieren behorende tot een beschermde
inheemse diersoort, te weten een of meer haas/hazen en/of konijn(en) en/of een of meer producten van dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten een of meer dode haas/hazen en/of do(o)d(e) konijn(en) onder zich heeft gehad;
(Artikel 13 van de Flora- en faunawet)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Bijzondere overweging ten aanzien van de start van het onderzoek.
De raadsman van verdachte heeft ter zitting onder meer aangevoerd dat de bijzondere opsporingsmiddelen onrechtmatig zijn aangewend, zodat de start van het onderzoek naar cliënt onrechtmatig is. Dit raakt de belangen van cliënt rechtstreeks, zodat bewijsuitsluiting van de gegevens dient te volgen, met name van de gegevens voortgekomen uit de gedane observaties en camerabeelden.
De rechtbank stelt vast dat uit het BOB-dossier blijkt dat door de officier van justitie op een aantal tijdstippen een bevel observatie is afgegeven. Niet is gebleken dat bij de uitvoering van die bevelen observatie besloten plaatsen zijn betreden zoals wel is vermeld in het bevel van [medeverdachte 1]. De vraag of in deze zaak is voldaan aan de aanvullende wettelijke eisen die artikel 126g lid 2 van het Wetboek van Strafvordering stelt, kan reeds om die reden buiten beschouwing blijven. Ook verdachte kan op dit punt dus niet in zijn belangen zijn geschaad.
Er is in deze strafzaken een aantal observatiebevelen afgegeven door de officier van justitie. Naar het oordeel van de rechtbank was er ten tijde van het afgeven van die bevelen voldoende verdenking dat de betreffende verdachten zich schuldig maakten aan misdrijven in het bereik van wildstropen (13 Flora- en Faunawet, heling).
Voor de andere tijdstippen/perioden geldt het navolgende. Het op bepaalde tijdstippen met een zekere tussentijd vastleggen welke auto’s en/of personen die zich op een bepaalde plaats bevinden vormt pas een observatie in de zin van artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering indien deze observatie stelselmatig is, bijvoorbeeld doordat een of meer onderdelen van de persoonlijke levenssfeer van een of meer verdachten gedetailleerd wordt/worden gevolgd en vastgelegd. Daarvan is in deze zaak niet gebleken.
Daarnaast zijn door reguliere politieambtenaren dus niet door leden van een observatieteam) in andere regio’s bepaalde bevindingen in afzonderlijke mutaties vastgelegd. Dit vormt voor de rechtbank een extra aanwijzing dat in de perioden buiten de observatiebevelen niet stelselmatig is geobserveerd.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Bewijsoverweging ten aanzien van medeplegen van de feiten 1 en 2.
Verdachte is volgens eigen zeggen driemaal als passagier ingestapt in de tweede van de twee auto’s waarna telkens een nachtelijke rit plaatsvond. Verdachte was in volle wetenschap dat het stropen van beschermd wild beoogd werd. Gelet op zijn verklaring bij de politie wist verdachte wat er van hem werd verwacht. De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken kan worden opgemaakt dat er sprake was van een gezamenlijk, vooropgezet plan en uitvoering daarvan en er is daadwerkelijk wild gevangen, dat vervolgens door de inzittenden van de eerste auto is meegenomen.
Op grond hiervan wordt verdachte als medepleger aangemerkt.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
in de periode van 1 november 2007 tot en met 6 december 2007, in het arrondissement
's-Hertogenbosch en in het arrondissement Roermond, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten hazen of konijnen, heeft gevangen en gedood.
in de periode van 1 november 2007 tot en met 6 december 2007, in het arrondissement
's-Hertogenbosch en in het arrondissement Roermond, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, producten van dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten een of meer dode haas/hazen en/of do(o)d(e) konijn(en) onder zich heeft gehad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
De raadsman van verdachte heeft ter zitting onder meer aangevoerd dat ten aanzien van de feiten 1 en 2 sprake zou zijn van eendaadse samenloop.
De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige strafzaak geen sprake is geweest van eendaadse samenloop. Ten aanzien van het plegen van beide strafbare feiten is om die reden een separaat wilsbesluit vereist. De bewezenverklaarde feiten zien op verschillende aspecten van het stropen. Het enkele vangen en/of doden van (beschermde) dieren leidt niet automatisch tot het onder zich hebben van die gevangen/gedode dieren. Ook bevatten beide delicten niet geheel dezelfde bestanddelen en kennen zij een te onderscheiden beschermd rechtsbelang.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
artikel 22c, 22d, 27, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht
artikel 1a, 2, 6 en 87 van de Wet op de economische delicten
artikel 1, 9, 13 en 127 van de Flora- en faunawet
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Gevangenisstraf van 27 dagen waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest en een werkstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis.
De op te leggen straffen.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de schade aan de flora en fauna in (delen van) Nederland die het gevolg is van de door verdachte gepleegde strafbare feiten;
- de wreedheid van de bewezenverklaarde illegale wijze van jagen.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid die tot matiging van de straf heeft geleid:
- verdachte is ‘slechts’ driemaal meegegaan en heeft een relatief beperkt aandeel in het geheel van de mede door hem gepleegde strafbare feiten gehad.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
medeplegen van:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 9 van de Flora- en
faunawet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2:
medeplegen van:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13, eerste lid aanhef en
onder a, van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 13 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Werkstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 4 april 2008.
Mr. R.P.G.L.M. Verbunt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.