ECLI:NL:RBSHE:2008:BC7769

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/840015-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door brigadier van politie met werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 28 maart 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een brigadier van politie, geboren in 1961, die beschuldigd werd van verduistering. De verdachte had in de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 maart 2007 in totaal 8435,26 euro verduisterd, geld dat hij als ambtenaar in zijn bediening onder zich had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk geldbedragen die hij had geïnd voor het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en/of de Nederlandse Staat, niet had afgedragen aan de politie en deze had uitgegeven in een casino. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank bevestigd, evenals de ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen als wettig en overtuigend bewezen verklaard.

De verdediging voerde aan dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychiatrische stoornis, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet leidde tot ontslag van rechtsvervolging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook de gevolgen van de straf voor de loopbaan van de verdachte bij de politie in overweging genomen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/840015-08
Datum uitspraak: 28 maart 2008
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
wonende te [woonplaats], [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 maart 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 februari 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 maart 2007 in het arrondissement 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, als ambtenaar (brigadier van politie regio Brabant Noord) (telkens) opzettelijk (een) geldbedrag(en) (in totaal 8435,26 euro), dat/die hij in zijn bediening onder zich had, heeft verduisterd, hebbende hij door een of meer ander(en) aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en/of de Nederlandse Staat verschuldigde boete(s) (geheel dan wel gedeeltelijk) bij deze ander(en) geïnd en/of het/de geldbedrag(en) dat/die hij op deze wijze in zijn bezit heeft verkregen niet afgedragen aan de politie Brabant Noord en/of het CJIB, en/of dat/deze geldbedrag(en) uitgegeven in een casino, althans dat/deze geldbedrag(en) heeft onttrokken aan hun bestemming;
[artikel 359 Wetboek van Strafrecht]
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 maart 2007 in het arrondissement 's-Hertogenbosch, als ambtenaar (brigadier van politie regio Brabant Noord) telkens opzettelijk een geldbedrag (in totaal 8435,26 euro), dat hij in zijn bediening onder zich had, heeft verduisterd, hebbende hij door anderen aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en/of de Nederlandse Staat verschuldigde boete(s) (geheel dan wel gedeeltelijk) bij deze anderen geïnd en de geldbedragen die hij op deze wijze in zijn bezit heeft verkregen niet afgedragen aan de politie Brabant Noord en/of het CJIB, en deze geldbedragen uitgegeven in een casino.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting aangevoerd dat uit een omtrent verdachte door [psychiater 1] en [klinisch Psycholoog 1] op 22 oktober 2007 uitgebracht rapport blijkt, dat verdachte lijdt aan een ernstige psychiatrische stoornis in de vorm van een gestapelde PTSS. Deze PTSS is chronisch, ernstig en meervoudig van aard. De raadsvrouwe is van mening dat gelet op deze stoornis niet gezegd kan worden dat verdachte de feiten willens en wetens heeft gepleegd. De raadsvrouwe is van oordeel dat verdachte behoort te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat de feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Uit voormeld door [psychiater 1] en [klinisch Psycholoog 1] op 22 oktober 2007 uitgebracht rapport blijkt, dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verminderde tot wellicht sterk verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht niet aan de orde is. Overigens heeft de raadsvrouwe haar conclusie dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar zou moeten worden beschouwd ook niet onderbouwd met rapporten van deskundigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 359.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
- een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
- een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
(een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage bij dit verkort
vonnis gevoegd).
De op te leggen straffen.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben het korps Politie Brabant Noord in diskrediet gebracht en door het handelen van verdachte heeft het korps imagoschade opgelopen;
- verdachte heeft de door hem geïnde geldboeten vergokt en niet afgedragen. Door zijn handelen heeft verdachte welbewust het risico genomen dat een burger, ondanks dat hij zijn boete had voldaan, in hechtenis zou worden genomen;
- verdachte heeft zijn ambtelijke voorbeeldfunctie misbruikt en ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de korpsleiding in hem stelde.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid:
- verdachte werd terzake strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde strafbare feiten niet eerder veroordeeld;
- verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij de ernst van de door hem gepleegde feiten inziet;
- verdachte heeft zijn volledige medewerking aan het politie onderzoek verleend;
- uit een omtrent verdachte door [psychiater 1] en [klinisch Psycholoog 1] op 22 oktober 2007 uitgebracht rapport blijkt, dat de door hem gepleegde strafbare feiten in verminderde tot wellicht sterk verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
- verdachte zal zelf waarschijnlijk worden getroffen door de gevolgen van de door hem gepleegde strafbare feiten in die zin dat de rechtbank serieuze aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze zaak gevolgen zal hebben voor zijn loopbaan bij de politie;
- verdachte heeft zich bereid getoond zich in verband met zijn problemen, zoals die uit een omtrent hem uitgebracht rapport naar voren zijn gekomen, te laten behandelen.
Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
als ambtenaar opzettelijk geld, dat hij in zijn bediening onder zich heeft, verduisteren, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
Werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis.
Gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. G.J. Holtkamp en mr H.H.E. Boomgaart, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 28 maart 2008,
zijn mr. Holtkamp buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.