ECLI:NL:RBSHE:2008:BC7182

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/837472-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van GHB met letsel voor slachtoffers

Op 21 maart 2008 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 september 2006 te Deurne een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van het drug GHB verkeerde, veroorzaakte door roekeloos rijgedrag een frontale botsing met een personenauto, waarbij twee inzittenden zwaar lichamelijk letsel opliepen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig had gedragen dat het ongeval aan zijn schuld te wijten was. De tenlastelegging omvatte roekeloos rijgedrag en het rijden onder invloed van GHB, wat in strijd is met de Wegenverkeerswet 1994.

De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de feiten op basis van getuigenverklaringen en het rapport van het NFI, waaruit bleek dat de verdachte een aanzienlijke hoeveelheid GHB had gebruikt, wat zijn rijgedrag negatief beïnvloedde. De rechtbank overwoog dat de verdachte door zijn gedrag een gevaarlijke situatie voor andere weggebruikers had gecreëerd en dat hij de ernst van zijn daden inzag. De officier van justitie had een werkstraf van 240 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden geëist.

De rechtbank legde uiteindelijk een werkstraf van 240 uur op, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar, en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij zelf ook letsel had opgelopen door het ongeval. Dit vonnis is gewezen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

verkort vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/837472-06
Datum uitspraak: 21 maart 2008
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 maart 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 februari 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 september 2006 te Deurne als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, (weg 1], komende uit de richting Deurne gaande in de richting Helmond),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend,
ter plaatse waar deze weg bestond uit een rijbaan welke middels onderbroken
strepen was verdeeld in twee rijstroken,
met een gelet op de situatie en/of omstandigheden ter plaatse (veel) te hoge
snelheid te rijden en/of (vervolgens)
het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig naar links (naar de linker
rijstrook, bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer) te
sturen, op een moment dat zich daar een personenauto ([kenteken 1])
bevond,
waardoor, althans mede waardoor, een aanrijding of botsing is ontstaan tussen
dat door verdachte bestuurde motorrijtuig en laatstgenoemde personenauto,
waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
inzittenden van laatstgenoemde personenauto) zwaar lichamelijk letsel, te
weten een verbrijzelde knie althans een gebroken knieschijf en/of een
hersenschudding ([slachtoffer 1]) en/of een of meer gebroken ribben en/of
een of meer gekneusde ribben ([slachtoffer 2]), of zodanig lichamelijk
letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de
toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de
Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel
gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van
genoemde wet;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd
(artikel 6 Wegenverkeerwet 1994)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 september 2006 te Deurne als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, [weg 1]
ter plaatse waar deze weg bestond uit een rijbaan welke middels onderbroken
strepen was verdeeld in twee rijstroken,
met een gelet op de situatie en/of omstandigheden ter plaatse (veel) te hoge
snelheid heeft gereden en/of (vervolgens)
het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig naar links (naar de linker
rijstrook, bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer) heeft
gestuurd, op een moment dat zich daar een personenauto ([kenteken 1])
bevond, waardoor, althans mede waardoor een aanrijding of botsing is ontstaan
tussen dat door verdachte bestuurde voertuig en laatstgenoemde personenauto,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994)
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 23 september 2006 te Deurne als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, ([weg 1] komende uit de richting Deurne gaande in de richting Helmond), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, ter plaatse waar deze weg bestond uit een rijbaan welke middels onderbroken strepen was verdeeld in twee rijstroken, met een gelet op de situatie en/of omstandigheden ter plaatse te hoge snelheid te rijden en (vervolgens) het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig naar links (naar de linker rijstrook, bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer) te sturen, op een moment dat zich daar een personenauto ([kenteken 1]) bevond, waardoor, een aanrijding is ontstaan tussen dat door verdachte bestuurde motorrijtuig en laatstgenoemde personenauto, waardoor een ander genaamd
a) [slachtoffer 1], inzittende van laatstgenoemde personenauto, zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelde knie althans een gebroken knieschijf en een
hersenschudding, werd toegebracht, en
b) [slachtoffer 2], inzittende van laatstgenoemde personenauto zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank overweegt dat [getuige 1] (p. 41) heeft verklaard dat hij enkele kilometers lang achter verdachte reed en dat verdachte gedurende die tijd met hoge snelheid en slingerend reed. Meerdere tegenliggers hebben verdachte met lichtsignalen gewaarschuwd en moesten uitwijken om een aanrijding te voorkomen. Vervolgens heeft de getuige het onderhavige ongeluk zien gebeuren.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij niet oplette omdat hij met zijn autoradio, bezig was niet geloofwaardig, aangezien verdachte gedurende langere tijd en over grote afstand slingerend over beide weghelften bleef rijden.
Daarbij had verdachte, gelet op zijn verklaring tegen de politie (p. 47) en het rapport van het NFI d.d. 23 maart 2007 (p. 58-59), een zodanige hoeveelheid GHB gebruikt dat die stof een wezenlijke invloed op het rijgedrag van verdachte moet hebben gehad. De rechtbank is van oordeel dat verdachte ten tijde van de aanrijding verkeerde in de toestand zoals bedoeld in artikel 8 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte heeft door zulk rijgedrag en het gebruik van GHB meerdere weggebruikers in een zeer gevaarzettende verkeerssituatie gebracht en uiteindelijk een frontale botsing veroorzaakt. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte roekeloos heeft gereden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d;
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 8, 175, 176, 179.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
* Bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit;
* Werkstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis;
* Gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
* Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 179 lid 6 WVW waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke verkeersmisdrijven worden opgelegd;
- verdachte heeft door zijn roekeloos rijgedrag welbewust een zeer groot gevaar in het leven geroepen voor zijn medeweggebruikers en aanzienlijk letsel en schade toegebracht aan twee slachtoffers;
- verdachte verkeerde tijdens het plegen van het feit onder invloed van GHB, een middel op lijst II van de Opiumwet, waarvan hij de negatieve werking op zijn rijgedrag kende of moest begrijpen en welke hij toch heeft gebruikt;
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid:
- verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan de slachtoffers aangedane leed inziet;
- verdachte is ook zelf getroffen door de gevolgen van het door hem gepleegde strafbare feit in die zin dat hij zelf fors letsel heeft opgelopen;
- tussen het plegen van het strafbare feit en de behandeling ter terechtzitting is een lange tijd verstreken, te weten 18 maanden.
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat er sprake is van een vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv, nu verdachte het rapport van het NFI met de uitslag van het onderzoek naar het GHB-gehalte in zijn bloed niet heeft ontvangen en een contra-expertise niet meer mogelijk is, omdat het monster inmiddels is vernietigd. De raadsvrouwe heeft de rechtbank verzocht hiermee rekening te houden in het bepalen van de strafmaat.
De rechtbank verwerpt dit verweer van de raadsvrouwe, aangezien niet is gebleken dat er sprake is van een vormverzuim in de zin van art. 359a Sv. In het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (p. 48) is vermeld dat de brief met de uitslag aan verdachte is verzonden en daarmee is voldaan aan de mededelingsplicht.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de hoogte van het GHB-gehalte in het bloed van verdachte ten tijde van het ongeluk. Uit het rapport van het NFI (p. 59) blijkt dat GHB door het lichaam wordt afgebroken met een halfwaardetijd van ten hoogste één uur. Tussen het moment van het ongeval en de bloedafname bij verdachte ligt een periode van meer dan 3 uur. Het oorspronkelijke GHB-gehalte ten tijde van het ongeval was daarom minstens ongeveer 8 maal zo hoog als de gemeten hoeveelheid (16 mg/l, p. 58). Het teruggerekende GHB-gehalte bij verdachte was zo hoog dat deze stof van wezenlijke invloed was op het rijgedrag van verdachte. De deskundige van het NFI omschrijft deze invloed (teruggerekend een concentratie tussen 52 en 156 mg/l) in het rapport als een lichte slaaptoestand.
Het uitgangspunt voor de op te leggen straf voor een strafbaar feit als het onderhavige is gezien de oriëntatiepunten van het LOVS een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 3 jaren. De rechtbank zal echter gelet op de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden van verdachte die tot matiging van de straf hebben geleid, waaronder met name de persoon en de houding van verdachte, een lagere straf opleggen overeenkomstig de eis van de officier van justitie.
Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf en een deel van de op te leggen ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen zal de rechtbank bepalen dat die gevangenisstraf en dat deel van de ontzegging niet zullen worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair
overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in
roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel
wordt toegebracht en de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel
8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. primair:
Werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
T.a.v. primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
T.a.v. primair:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder
begrepen) voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 179 lid
6 Wegenverkeerswet 1994 waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. M. Lammers en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 21 maart 2008.
Mr. R.P.G.L.M. Verbunt is buiten staat dit verkort vonnis mede te ondertekenen.
8
Parketnummer: 01/837472-06
[verdachte]