ECLI:NL:RBSHE:2008:BC6148
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. van Emden
- Rechtspraak.nl
Ontslag en loonvordering in faillissement van DAF B.V.
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 28 februari 2008, staat de vordering van eiser centraal, die zijn loon over de opzegtermijn vordert na ontslag wegens faillissement van Van Doorne's Bedrijfswagenfabriek DAF B.V. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A.W. Stork, had een arbeidsovereenkomst met DAF en ontving op 26 februari 1993 een ontslagbrief van de curatoren, waarin werd aangegeven dat hij recht had op doorbetaling van zijn salaris gedurende de opzegtermijn. Echter, eiser trad na zijn ontslag in dienst bij DAF Trucks N.V., wat door de curatoren werd aangevoerd als reden om de loonvordering te betwisten. De curatoren, vertegenwoordigd door mr. M.J.G.A. van Gelder, stelden dat eiser niet beschikbaar was voor arbeid en dat zijn vordering verjaard was.
De kantonrechter oordeelde dat eiser niet ontvankelijk was in zijn vordering, omdat hij slechts één van de curatoren had gedagvaard, terwijl beide curatoren gezamenlijk bevoegd zijn om de boedel te binden. Daarnaast werd vastgesteld dat de vordering van eiser, die als boedelschuld werd gekarakteriseerd, verjaard was. De rechter verwees naar de verjaringstermijnen zoals vastgelegd in de Faillissementswet en concludeerde dat de vordering van eiser niet kon worden toegewezen. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die door de rechter werden vastgesteld op € 1.151,--.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het correct dagvaarden van alle curatoren in faillissementzaken en de gevolgen van het niet beschikbaar zijn voor arbeid tijdens de opzegtermijn. De beslissing van de kantonrechter is een belangrijke overweging voor werknemers die in een vergelijkbare situatie verkeren, vooral met betrekking tot hun rechten op loonbetalingen na ontslag in het kader van een faillissement.