ECLI:NL:RBSHE:2008:BC6105

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/285060-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ISD-maatregel wegens psychische onmacht van de veroordeelde

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 10 maart 2008 uitspraak gedaan over de beëindiging van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, geboren in 1962 en verblijvende in P.I. Haaglanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de behandeling van de veroordeelde niet van de grond is gekomen door zijn psychische gesteldheid. De ISD-maatregel was eerder opgelegd voor een periode van twee jaar, maar de rechtbank concludeert dat er geen vooruitgang is geboekt in de behandeling van de veroordeelde. De psychische toestand van de veroordeelde is verslechterd, wat blijkt uit een voortgangsrapportage van de inrichting. De rapportage geeft aan dat de veroordeelde zich terugtrekt en niet deelneemt aan activiteiten, en dat hij regelmatig medicatie weigert. De getuige-deskundige heeft geadviseerd om de maatregel op te heffen, omdat er geen meerwaarde meer is voor de ISD-maatregel gezien de verslechterde toestand van de veroordeelde.

De officier van justitie heeft aangegeven dat, indien er een rechterlijke machtiging was, ook hij de opheffing zou hebben gevraagd. De raadsvrouw van de veroordeelde heeft betoogd dat de ISD-maatregel niet geschikt is voor haar cliënt en dat de bescherming van de maatschappij voorop moet staan. De rechtbank heeft in haar overwegingen het belang van de veroordeelde, die niet langer in een setting wil verblijven waar geen verbetering mogelijk is, zwaarder laten wegen dan het belang van de maatschappij. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel te beëindigen, omdat niet valt te verwachten dat er in de resterende periode van de maatregel nog een behandeling zal plaatsvinden die kan bijdragen aan de vermindering van recidive.

Uitspraak

0De beslissing (38s Sr.)
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/285060-06
Uitspraakdatum: 10 maart 2008
Beslissing van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, openbare raadkamer belast met de behandeling van strafzaken, naar aanleiding van een tussentijdse beoordeling van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (38s Sr.) inzake:
[veroordeelde]
geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats],
verblijvende in P.I. Haaglanden, PCS Unit 4 BIBA/BGG.
Het onderzoek van de zaak.
Bij vonnis van bovengenoemde rechtbank van 6 juni 2006 is veroordeelde de maatregel opgelegd van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar, met de bepaling dat de officier van justitie binnen 9 maanden na het onherroepelijk worden van genoemd vonnis de rechtbank zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel. Bij beslissing van 20 juni 2007 heeft de rechtbank bepaald dat de ISD-maatregel dient te worden voortgezet, met de bepaling dat de zaak voor de achttiende maand van het traject wederom aan de rechtbank wordt voorgelegd teneinde de voortgang van de ISD-maatregel te toetsen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- het vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch d.d. 6 juni 2006;
- de beslissing van de rechtbank ’s-Hertogenbosch d.d. 20 juni 2007 inhoudende de voortzetting van de ISD-maatregel;
- een voortgangsrapportage PIW van P.I. Haaglanden, PCS Unit 4 BIBA/BGG d.d. 22 februari 2008.
De rechtbank heeft op 25 februari 2008 de officier van justitie, de raadsvrouw van veroordeelde mr. M.A.W. Ketelaars, die heeft aangegeven gemachtigd te zijn om namens haar cliënt het woord te voeren, alsmede de getuige-deskundige (naam getuige-deskundige) in openbare raadkamer gehoord. Veroordeelde heeft schriftelijk te kennen gegeven niet te willen verschijnen.
De beoordeling.
De voortgangsrapportage bestaat uit een schriftelijk verslag d.d. 22 februari 2008 van de inrichting te Den Daag, PCS Unit 4 (BIBA / BGG), waar veroordeelde sedert november 2007 verblijft. Uit dat verslag komt het volgende naar voren.
De psychische toestand van veroordeelde is sedert zijn plaatsing in deze inrichting achteruit gegaan. Er is veelvuldig sprake van wisselende stemmingen en geregeld zijn er incidenten waarbij hij plotseling boos wordt of dreigend of provocerend naar medegedetineerden. In het algemeen is het moeilijk contact met hem te leggen en hij vermijdt zelf ook het contact met medegedetineerden. In verband met zijn psychische toestand doet veroordeelde ook nauwelijks mee aan de aangeboden activiteiten. Ten slotte weigert veroordeelde regelmatig de aangeboden medicatie.
In het verslag is voorts vermeld:
“Gedetineerde verkeert regelmatig in een dergelijk verminderde psychische toestand dat er geen enkele sprake is van normaal sociaal gedrag. Gedetineerde trekt zich volledig terug in een eigen wereld en staat totaal niet open voor invloeden van buitenaf. Thans is het zo dat gedetineerde [veroordeelde] in een individueel regime zit, omdat zijn verwarde toestand het onzes inziens niet toelaat om hem in een algemener regime te zetten waar hij meer contact heeft met de rest van de populatie.”
De getuige-deskundige heeft geadviseerd de maatregel op te heffen en heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik ben van mening dat het beter is de procedure van de rechterlijke machtiging in gang te zetten. Er is geen rapport van een psycholoog. Het gaat momenteel nog slechter met [veroordeelde] dan de vorige keer. Ik vraag mij af wat nog de meerwaarde is van ISD. Dit is ook tijdens de vorige zitting al aan de orde geweest.
De officier van justitie heeft het navolgende aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Als er nu een rechterlijke machtiging lag, had ik ook opheffing gevraagd. Het is nu duidelijk dat door de psychische problematiek die bij veroordeelde speelt behandeling niet mogelijk is.
De raadsvrouw heeft het navolgende aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Cliënt zegt dat het niet goed met hem gaat. Hij zit nu al bijna een maand in afzondering. Zelf wil hij graag zo snel mogelijk naar buiten. Hij heeft gezegd dat hij buiten ook al voor opvang heeft gezorgd, maar wil niet zeggen bij wie hij dan terecht kan. De ISD is geen maatregel voor [veroordeelde], maar de bescherming van de maatschappij dient mijns inziens voorop staan.
Cliënt heeft geen ziektebesef, daardoor is er sprake van teloorgang. Indien cliënt nu zonder enige zorg op straat komt te staan, zal hij waarschijnlijk terugvallen.
Noch in de inrichting te Vught, waar de veroordeelde aanvankelijk verbleef, noch in de inrichting waarin hij thans verblijft, is de behandeling van de grond gekomen. De oorzaak daarvan is kennelijk niet gelegen in een stelselmatige weigering van veroordeelde om mee te werken aan behandeling, maar in zijn onmacht, voortkomend uit zijn psychische gesteldheid. Uit de informatie van de inrichting en de getuige-deskundige ter zitting blijkt voorts dat de toestand van veroordeelde de afgelopen periode zelfs achteruit is gegaan. Plaatsing in het reguliere GGz-circuit – al dan niet gedwongen –, zoals door de getuige-deskundige is voorgesteld, is wellicht een mogelijkheid.
De rechtbank leidt uit het verloop van de hele tenuitvoerlegging af dat niet valt te verwachten dat in de resterende periode van de maatregel alsnog een behandeling van de grond zal kunnen komen. Onder deze omstandigheden kan niet langer in redelijkheid worden gezegd dat de maatregel kan bijdragen tot het daarmee beoogde doel te weten de beëindiging respectievelijk vermindering van de recidive van de verdachte.
Het belang van de veroordeelde, om niet langer te verblijven in een setting waarin geen enkele verbetering in zijn problematiek kan worden bereikt, dient thans dan ook zwaarder te wegen dan het enkele belang van de beveiliging van de maatschappij tegen de overlast van eventuele nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank zal dan ook de tenuitvoerlegging van de maatregel beëindigen.
DE BESLISSING
De rechtbank beëindigt de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.
Deze beslissing is gegeven door
mr. K. Visser, voorzitter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. M. Lammers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Bijl, griffier,
en is uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 10 maart 2008.