verkort vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummers dagvaardingen: 01/825559-07 en 01/821903-07 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering: 01/826852-06
Datum uitspraak: 18 februari 2008
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: P.I. Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier te Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 februari 2008. Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte/veroordeelde, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaken zijn aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 10 januari 2008 en 31 januari 2008.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/825559-07 tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 oktober 2007 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets (merk Estafette), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming te weten door het slot van voornoemde fiets te forceren en/of stuk te maken;
[art 311/310 Wetboek van Strafrecht]
hij op of omstreeks 10 oktober 2007 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, een snorfiets (merk Vespa, type Ciao P25) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde snorfiets wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
[art 416/417bis Wetboek van Strafrecht]
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/820903-07 tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 september 2007 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een televisie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
[artikel 350 Wetboek van Strafrecht];
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/01/826852-06 is aangebracht bij vordering van 8 januari 2008. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 6 maart 2007. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht [bijlage 1].
De geldigheid van de dagvaardingen en de vordering.
De dagvaardingen en de vordering voldoen aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde en de vordering kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Vrijspraak t.a.v. feit 2 [parketnummer 01/825559-07].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 van genoemd parketnummer is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging t.a.v. feit 1 [parketnummer 01/825559-07].
Ter terechtzitting heeft verdachte heeft verklaard, dat hij op 10 oktober 2007 op het Stationsplein te Eindhoven slechts zijn eigen fiets heeft meegenomen, welke fiets hij aldaar reeds op een eerder tijdstip had neergezet. Verdachte heeft voorts aangegeven, dat er op genoemde fiets geen verbrijzeld slot zat. De raadsman van verdachte heeft bepleit dat er gelet op het vorenstaande geen sprake is geweest van diefstal en dat verdachte aldus van dit feit dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Uit het proces-verbaal van bevindingen op ambtseed opgemaakt en ondertekend d.d. 10 oktober 2007 door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] blijkt het navolgende. Verdachte had contact met een onbekende persoon (naar later bleek: [getuige 1] en liep kort daarna naar een onbewaakte fietsenstalling. Verdachte nam aldaar een fiets uit een fietsenrek, legde deze fiets vervolgens op de zijkant op de grond en bukte bij de fiets. Verbalisanten hoorden hierop enkele harde knallen, waaruit zij opmaakten, dat er met grote kracht tegen metaal geslagen werd. Verbalisanten zagen vervolgens, dat verdachte met genoemde fiets in zijn hand naar de onbekende persoon liep en de fiets aan de onbekende persoon overhandigde. Verbalisanten namen waar, dat het slot van de fiets volledig verbrijzeld en vernield was. De [getuige 1] heeft bij de politie verklaard, dat hij werd aangesproken door een hem onbekende man met de mededeling, dat deze man een fiets aan hem wilde verkopen. Deze onbekende man vertelde aan [getuige 1], dat hij even moest wachten, waarop de onbekende man een kort moment later met een fiets kwam aanlopen.
Gelet op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, acht de rechtbank de tenlastegelegde diefstal van een fiets wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
[parketnummer 01/825559-07]
op 10 oktober 2007 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets (merk Estafette), toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, te weten door het slot van voornoemde fiets te forceren;
[parketnummer 01/820903-07]
op 20 september 2007 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een televisie, toebehorende aan [slachtoffer1], heeft beschadigd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op artikelen 10, 27, 33, 33a, 57, 310, 311, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie [bijlage 2].
T.a.v. feit 1 op de tenlastelegging onder parketnummer 01/825559-07 en de tenlastelegging onder parketnummer 01/821903-07:
- plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren zonder aftrek van voorarrest met daarbij tussentijdse beoordelingen na 9 en 18 maanden.
T.a.v. feit 2 op de tenlastelegging onder parketnummer 01/825559-07:
- vrijspraak.
T.a.v. de inbeslaggenomen goederen:
- verbeurdverklaring van de herenfiets, merk Estafette, kleur grijs [feit 1 onder 01/825559-07];
- teruggave van de snorfiets, merk Vespa, type Ciao en voorzien van [kenteken 1], aan [slachtoffer 2] [feit 2 onder 01/825559-07];
- teruggave van een paar dubbele fietstassen, een pet, een paar handschoenen en een kettingslot, aan verdachte [feit 2 onder 01/825559-07].
De officier van justitie persisteert voorts bij de vordering in de zaak met parketnummer 01/826852-06, strekkende tot tenuitvoerlegging van gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De op te leggen straffen.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte werd ter zake van strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde feiten blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds eerder veroordeeld.
De officier van justitie heeft gevorderd, dat verdachte voor de thans bewezenverklaarde feiten wederom wordt veroordeeld tot een ISD-maatregel, hetgeen ook ter terechtzitting is geadviseerd door een reclasseringsmedewerker.
De rechtbank overweegt hieromtrent het navolgende.
De rechtbank stelt voorop dat er is voldaan aan de formele vereisten voor oplegging van de door de OvJ gevorderde ISD-maatregel, zoals deze zijn vermeld in artikel 38m, eerste lid, Sr. Mede gelet op de wetsgeschiedenis met betrekking tot de ISD-maatregel kan aan dat oordeel niet afdoen dat de rechtbank aan verdachte reeds eerder, bij vonnis van 14 december 2004, de SOV-maatregel heeft opgelegd.
De rechtbank ziet zich, gelet op de strekking van het opleggen van de ISD-maatregel, te weten de beveiliging van de maatschappij én de beëindiging van de recidive van verdachte, thans voor de vraag gesteld of er ook overigens voldoende gronden zijn om aan verdachte een ISD-maatregel op te leggen. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Blijkens het verhandelde ter zitting is het in december 2004 voor verdachte gestarte SOV-traject moeizaam verlopen en niet positief afgerond. Uit het voorlichtingsrapport van 17 december 2007 blijkt dat bij verdachte veel onvrede leeft over het eerder ingezette SOV-traject en dat hij zich volstrekt ongemotiveerd toont voor een nieuw behandeltraject in het kader van de ISD. Voor zover er gedragsbeïnvloedende interventies hebben plaatsgevonden in het kader van het eerder gevolgde SOV-traject, hebben deze niet geleid tot een blijvende verandering in verdachtes verslavingsgedrag en het plegen van strafbare feiten.
De getuige-deskundige heeft ter zitting verklaard dat hulpverlening aan verdachte slechts kans van slagen heeft indien dit in een strak kader wordt geplaatst en dat daarbij ook de relatie van verdachte met diens vriendin en kind binnen de zorgverlening aandacht behoeft. In aanmerking genomen dat verdachte reeds na drie dagen klinische opname op de Dienst Verblijf en Motivatie uit eigen beweging is weggebleven, alsmede gelet op het verloop van het eerdere SOV-traject is de kans van slagen echter twijfelachtig.
De rechtbank stelt verder vast dat géén specifiek plan van aanpak voorligt, hetgeen in het geval als het onderhavige – waarbij een langdurig SOV-traject betrekkelijk kort geleden zonder succes is beëindigd – zeer wenselijk zou zijn geweest. Bij gebrek aan een dergelijk plan van aanpak en gelet op de weerstand van verdachte is het twijfelachtig of de ISD-maatregel op de langere duur werkelijk tot beëindiging van de recidive zal kunnen leiden.
De rechtbank ziet er niet aan voorbij dat verdachte, gelet op de bewezenverklaarde feiten, opnieuw heeft gerecidiveerd. Echter, gelet op de houding en persoon van verdachte, alsmede het verloop van de vorige SOV-behandeling en het twijfelachtige perspectief op succes van een nieuwe maatregel, zou het thans opleggen van een ISD-maatregel alleen of voornamelijk strekken ter beveiliging van de maatschappij. Dit acht de rechtbank niet proportioneel zo kort na het aflopen van de SOV-maatregel, in aanmerking genomen de aard en ernst van het bewezenverklaarde.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank is van oordeel, dat de in het dictum nader te noemen herenfiets, merk Estafette, kleur grijs vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met betrekking tot welke het feit begaan en voorts niet is kunnen worden vastgesteld aan wie deze herenfiets toebehoort.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen snorfiets, merk Vespa, type Ciao, voorzien van [kenteken 1], aan [slachtoffer 2]. De rechtbank zal voorts de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen paar dubbele fietstassen, een pet, een paar handschoenen en een kettingslot, aan verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank verzet het belang van strafvordering zich niet meer tegen de teruggave van voornoemde inbeslaggenomen goederen.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/826852-06.
De rechtbank voegt aan de algemene voorwaarde, zoals is opgelegd bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 6 maart 2007 onder parketnummer 01/826852-06, als bijzondere voorwaarde toe, dat veroordeelde zich gedurende het resterende deel van de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland (Novadic-Kentron), Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht. De rechtbank wil door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 onder parketnummer 01/825559-07 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/825559-07 feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking
T.a.v. 01/821903-07:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
T.a.v. 01/821903-07, 01/825559-07 feit 1:
Gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.
T.a.v. 01/825559-07 feit 1:
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: een herenfiets, merk Estafette, kleur grijs.
T.a.v. 01/825559-07 feit 2:
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: een snorfiets, merk Vespa, type
Ciao, voorzien van [kenteken 1], aan [slachtoffer 2].
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: een paar dubbele fietstassen, een
pet, een paar handschoenen en een kettingslot, aan verdachte.
Wijziging van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 01/826852-06.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat veroordeelde zich gedurende het resterende deel van de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland (Novadic-Kentron), Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A. Bik, voorzitter,
mr. I. Rijnbout en mr. H.M.H. de Koning, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 18 februari 2008.