ECLI:NL:RBSHE:2008:BC1801

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/849563-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in overvalzaken en gevangenisstraf voor bedreiging van reclasseringsmedewerker

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 18 januari 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het plegen van overvallen op twee winkels in 's-Hertogenbosch en het bedreigen van een reclasseringsmedewerker. De verdachte, geboren in 1966 en thans gedetineerd in PI Tilburg, werd op 12 december 2007 gedagvaard. De tenlastelegging omvatte onder andere het stelen van geld uit een winkel met geweld en bedreiging, alsook het bedreigen van een medewerkster van de reclassering. Tijdens de zitting op 4 januari 2008 werd de tenlastelegging gewijzigd op verzoek van de officier van justitie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldeed aan de wettelijke eisen en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de overvallen op de winkels, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de dader was. De rechtbank heeft hierbij gewezen op inconsistenties in de verklaringen van getuigen en het ontbreken van overtuigend bewijs dat de verdachte de overvaller was. De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte de reclasseringsmedewerker heeft bedreigd, wat resulteerde in een gevangenisstraf van vier maanden.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de feiten waarop de vordering betrekking had. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een juiste normhandhaving en de gevolgen van gewelddadig gedrag.

Uitspraak

verkort vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/849563-07
Datum uitspraak: 18 januari 2008
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1966,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: PI Tilburg, HvB Koning Willem II in Tilburg.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 januari 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 december 2007. De tenlastelegging is op vorderingen van de officier van justitie ter terechtzitting van 4 januari 2008 gewijzigd. Van deze vorderingen zijn kopieën aan dit vonnis gehecht (bijlagen 1 en 2). Met inachtneming van deze wijzigingen is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 september 2007 te 's-Hertogenbosch met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een winkel [X]) heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen de hals van [slachtoffer 1] heeft gericht en/of gericht gehouden en/of [slachtoffer 1] daarbij de woorden heeft toegevoegd "geld, doe rustig, ik wil alleen maar geld" en/of "ik wil groot geld";
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 september 2007 te 's-Hertogenbosch met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] ( werkzaam bij [winkel X] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op [slachtoffer 1] heeft gericht en/of gericht gehouden en/of daarbij [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd : "geld, doe maar rustig, la open, ik wil alleen maar geld" ;(artikel 317 Wetboek van Strafrecht);
2.
hij op of omstreeks 25 september 2007 te 's-Hertogenbosch met het oogmerk om
zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een
hoeveelheid geld (ongeveer 300 euro), in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [winkel Y], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte, (een) hand(en) op/in zijn jaszak en/of zijn broekzak heeft gehouden (op een wijze waaruit kon worden afgeleid dat hij daarin een
(vuur)wapen zou hebben opgeborgen) en/of (daarbij) [slachtoffer 2] de woorden
heeft toegevoegd : "ik wil geld hebben, ik wil al het geld hebben" “en anders gebeurt er iets” ;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht) ;
3.
hij op of omstreeks 27 september 2007 te 's-Hertogenbosch [slachtoffer 3] (medewerkster bij de Reclassering) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk [slachtoffer 3] (middels tussenkomst van een collega van [slachtoffer 3]) dreigend de woorden toegevoegd :"Als [slachtoffer 3] in de vroeghulp komt dan wordt het een bloedbad" en/of "ik kan het bloed van [slachtoffer 3] wel warm drinken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht).
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Vrijspraak. (feit 1 primair/subsidiair en feit 2)
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair/subsidiair en feit 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
In zijn algemeenheid overweegt de rechtbank daartoe dat zij uit de wettige bewijsmiddelen onvoldoende de overtuiging heeft bekomen dat verdachte de persoon is geweest die de tenlastegelegde overvallen heeft gepleegd.
Meer specifiek overweegt de rechtbank het navolgende.
(t.a.v. feit 1 primair/subsidiair)
Verdachte beroept zich op zijn zwijgrecht omtrent zijn betrokkenheid bij de overval op [winkel X] alsmede over zijn aanwezigheid op de Pettelaarseweg te ’s-Hertogenbosch in de namiddag van 22 september 2007.
Uit de bewijsmiddelen kan weliswaar afgeleid worden dat verdachte zich circa 45 minuten voor de overval en rond het tijdstip van de overval op de Pettelaarseweg te ’s-Hertogen-bosch heeft opgehouden, doch diens enkele aanwezigheid aldaar op die tijdstippen acht de rechtbank in het onderhavige geval onvoldoende om hem zonder gerede twijfel aan te merken als de overvaller van [winkel X]. Daarvoor bevat het procesdossier naar het oordeel van de rechtbank te veel ongerijmdheden. Immers, daar waar aangeefster [slachtoffer 1] en [getuige 1] uitdrukkelijk verklaren dat de overvaller een zwarte broek droeg, stelt de rechtbank vast dat de betrokken persoon op de prints van de camera van de pinautomaat van de ABN-AMRO een lichtkleurige broek draagt. Daarbij komt dat aangeefster en [getuige 1] verdachte tijdens een meervoudige fotoconfrontatie uitdrukkelijk niet hebben herkend als zijnde de overvaller, terwijl de overvaller zijn gezicht gedurende de overval niet had bedekt en zij de gelaatstrekken van de overvaller goed moeten hebben kunnen waarnemen. Evenmin wordt verdachte door [getuige 2] tijdens een meervoudige fotoconfrontatie herkend als de persoon waarover hij
heeft verklaard. Voorts stelt de rechtbank vast dat de betrokken persoon op genoemde prints een kapsel heeft met warrige plukjes haar aan de voorzijde en relatief kort geknipte haren aan de achterzijde, terwijl aangeefster [slachtoffer 1] en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaren over een persoon met een sluik, glad en netjes/keurig kapsel met halflang haar.
Tot slot is het opvallend dat de aangetroffen dactyloscopische sporen op de kartonnen doos die de overvaller in zijn handen heeft gehad en die ruim een uur na de overval is veilig-gesteld en bemonsterd, geen overeenkomsten vertonen met de vingerafdrukken van verdachte.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank niet overtuigend bewezen dat verdachte
de overvaller van [winkel X] is geweest. De enkele inhoud van de de-audituverklaring van [getuige 3] doet daaraan naar het oordeel van de rechtbank in onvoldoende mate af.
[Getuige 3] verklaart hierin weliswaar dat verdachte aan haar zou hebben verteld dat hij een overval met een pistool op een drankenwinkel op Zuid had gepleegd, doch zij verklaart daarin tevens dat verdachte bij deze overval een sjaal om zou hebben gehad die tijdens de overval afviel. De rechtbank stelt vast dat aangeefster [slachtoffer 1] omtrent dit specifieke en opvallende detail niets verklaart.
(t.a.v. feit 2)
Verdachte beroept zich op zijn zwijgrecht omtrent zijn betrokkenheid bij de overval op [winkel Y]
Ter zitting zijn de camerabeelden van de onderhavige overval afgespeeld. Hierbij heeft
de rechtbank slechts enige gelijkenis tussen de overvaller en verdachte waargenomen. Anders dan verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is de rechtbank er dan ook niet van overtuigd dat de overvaller op de afgespeelde beelden dezelfde persoon betreft als verdachte.
De rechtbank wordt in haar oordeel gesterkt door de resultaten van de meervoudige foto-confrontatie waarbij aangeefster [slachtoffer 2] verdachte niet uitdrukkelijk herkent als de overvaller, terwijl zij de gelaatstrekken van de overvaller goed moet hebben kunnen waarnemen. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank niet overtuigend bewezen
dat verdachte de overvaller van [winkel Y] is geweest.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
(3.)
op 27 september 2007 te 's-Hertogenbosch [slachtoffer 3] (medewerkster bij de Reclassering) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk [slachtoffer 3] (middels tussenkomst van een collega van [slachtoffer 3]) dreigend de woorden toegevoegd :"Als [slachtoffer 3] in de vroeghulp komt dan wordt het een bloedbad" en/of "ik kan het bloed van [slachtoffer 3] wel warm drinken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op:
Wetboek van Strafrecht art. 27 en 285.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie. (bijlage 3)
t.a.v. feit 1 primair, feit 2 en feit 3:
een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
t.a.v. feit 1 primair:
toewijzing van de vordering van benadeelde partij [Winkel X]. ad EUR 290,= met daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte heeft uit frustratie over het mislukken van zijn SOV-traject de daarbij betrokken reclasseringswerkster verbaal met dood bedreigd. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij een medewerkster die nu juist uit hoofde van haar functie tot doel heeft veroordeelden te begeleiden en behulpzaam te zijn bij een terugkeer in de maatschappij, op een dergelijk laakbare wijze heeft bejegend;
- uit een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 20 november 2007 blijkt dat verdachte meerdere keren vanwege geweldsdelicten is veroordeeld, waaronder in 1999, 2001 (2x), 2002, 2003 (2x) en 2007. Verdachte is kennelijk niet bereid zijn gewelddadige en agressieve gedrag te veranderen.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie en de rechtbank voorts van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De vordering van de benadeelde partij [Winkel X] (feit 1 primair/subsidiair)
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
UITSPRAAK
Verklaart het onder feit 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
t.a.v. feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
t.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 2:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
t.a.v. feit 1 primair en feit 1 subsidiair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [Winkel X]. in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
t.a.v. feit 3:
Gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter,
mr. I.M. Nusselder en mr. F. van Laanen, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 18 januari 2008.