ECLI:NL:RBSHE:2008:BC1789

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/1859
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring bezwaar tegen last onder dwangsom voor containerteelt

In deze zaak gaat het om de ongegrondverklaring van een bezwaar tegen een last onder dwangsom die aan de eisers was opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haaren. De eisers, Flora Partners BV en een individuele eiser, werden gelast om de aanlegwerkzaamheden voor containerteelt op hun perceel te beëindigen. De rechtbank heeft op 2 januari 2008 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van de eisers gegrond werd verklaard. De rechtbank vernietigde zowel het bestreden besluit als het primaire besluit van de gemeente Haaren. De rechtbank oordeelde dat de bedrijfsvoering van de eisers binnen de bestemming van het perceel valt, en dat het gebruik van de gronden voor containerteelt is toegestaan. De rechtbank heeft ook bepaald dat de gemeente Haaren het door de eisers gestorte griffierecht van € 285,00 moet vergoeden en dat de proceskosten van de eisers, vastgesteld op € 322,00, door de gemeente moeten worden vergoed. De uitspraak is gedaan in een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 07/1859
Uitspraak van de meervoudige kamer van 2 januari 2008
inzake
Flora Partners BV,
te Nijmegen,
eiseres,
[eiser],
te [woonplaats],
eiser,
gezamenlijk te noemen: eisers,
gemachtigde mr. J.J.J. de Rooij,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haaren,
verweerder,
gemachtigde mr. G.M.H. Martens.
Procesverloop
Bij besluit van 17 mei 2006 heeft verweerder eiser gelast de aanlegwerkzaamheden, inclusief alle daaruit direct voortvloeiende activiteiten, zoals het plaatsen en geplaatst houden van potten, op het perceel kadastraal bekend Haaren, sectie C nr. 1590, plaatselijk bekend Ruiting (ong.) te Haaren, met onmiddellijke ingang te beëindigen en beëindigd te houden. Daarbij heeft verweerder bepaald dat wanneer de werkzaamheden worden voortgezet een dwangsom wordt verbeurd van € 1.000,- per keer dat zulks wordt geconstateerd (maximaal eens per dag) met een maximum van € 100.000,-.
Bij besluit van 24 mei 2007 heeft verweerder het hiertegen door eisers gemaakte bezwaar van eisers ongegrond verklaard en het besluit van 17 mei 2006 gehandhaafd.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 1 juni 2007 beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij brief van eveneens 1 juni 2007 hebben eisers de voorzieningenrechter verzocht terzake een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Na de mondelinge behandeling ter zitting van 19 juli 2007 heeft de rechtbank besloten de beroepen versneld te behandelen. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat de begunstigingstermijn van de lasten onder dwangsom wordt verlengd tot de uitspraak in de beroepszaken. Daarop hebben eisers het verzoek ingetrokken.
De zaak is – gevoegd met de zaken AWB 07/1790, AWB 07/1814 en AWB 07/2106 – met toepassing van artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) versneld behandeld ter zitting van 26 oktober 2007, waar eiser mede namens eiseres is verschenen in persoon, bijgestaan door hun gemachtigde en door ing. W.A.M. van Mullem als deskundige. Verweerder is verschenen bij gemachtigde en M.J. Volbeda.
Overwegingen
1. In dit geschil is aan de orde of het besluit van verweerder, waarbij het bezwaar van eisers tegen de last onder dwangsom om de aanlegwerkzaamheden inclusief de daaruit direct voortvloeiende activiteiten stil te leggen ongegrond is verklaard, in rechte in stand kan blijven.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de aanlegwerkzaamheden aanlegvergunningplichtig zijn, en dat de daaruit direct voortvloeiende werkzaamheden die op zich zelf niet aanlegvergunningplichtig zijn, zoals het aanbrengen van worteldoek en het plaatsen van potten ten behoeve van de containerteelt, in samenhang met eerstgenoemde werkzaamheden dienen te worden aangemerkt als gebruik van de grond in strijd met de planvoorschriften.
3. De rechtbank heeft heden uitspraak gedaan in de tegelijkertijd met de onderhavige zaak behandelde zaken, geregistreerd onder de nummers AWB 07/1790 en AWB 07/1814. De rechtbank is daarin tot het oordeel gekomen dat geen aanlegvergunning benodigd is.
4. Met betrekking tot de vraag of het gebruik van deze werken alsmede de (werkzaamheden ten behoeve van) de containerteelt een met de planvoorschriften strijdig gebruik vormt wordt overwogen als volgt.
5. Ingevolge de Doeleindenomschrijving in artikel 5.1.1 van de planvoorschriften zijn de gronden, die op plankaart 1 zijn aangegeven als “Agrarisch gebied met abiotische en natuurwaarden”, bestemd voor
a. de duurzame uitoefening van het agrarisch bedrijf, met de daarbij behorende voorzieningen;
b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuur(wetenschappelijke) waarden, nader gespecificeerd op plankaart 1 en in de hierna volgende voorschriften;
c. 1. in het algemeen:
behoud en herstel van abiotische waarden;
2. in het bijzonder:
- behoud van dalvormige laagten, voor zover op plankaart 1 de aanduiding “G” (geomorfologie) is aangegeven;
- bescherming verdrogingsgevoelige gronden, voor zover op de plankaart 1 de aanduiding “V” is gegeven (hydrologie);
d. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden.
7. Ingevolge artikel 25 van de planvoorschriften is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het in het plan bepaalde.
8. Vaststaat dat het beoogde gebruik verband houdt met containerteelt. Zoals uiteengezet in de uitspraak met nummer AWB 07/1790 past de bedrijfsuitoefening op grond van artikel 5.1.1, aanhef en onder a, van de planvoorschriften naar het oordeel van de rechtbank binnen de bestemming.
9. Het gebruik van de gronden met inbegrip van de ten behoeve van de containerteelt aangelegde werken/ werkzaamheden is derhalve toegestaan.
10. Hieruit volgt dat het in deze zaak bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank zal het dan ook vernietigen. Tevens zal de rechtbank het primaire besluit vernietigen.
11. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder aanvullend te veroordelen in de door eisers in deze zaak gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal
€ 322,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• waarde per punt € 322,00
• wegingsfactor 1.
12. Tevens zal de rechtbank bepalen dat de gemeente Haaren aan eisers het door hen gestorte griffierecht van € 285,00 dient te vergoeden.
13. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- vernietigt het primaire besluit;
- bepaalt dat de gemeente Haaren namens verweerder aan eisers het door hen gestorte griffierecht dient te vergoeden ten bedrage van € 285,00;
- veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten vastgesteld op € 322,00;
- wijst de gemeente Haaren aan als de rechtspersoon die de proceskosten en het griffierecht dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen als voorzitter en mrs J.H.G. van den Broek en M.T. van Vliet als leden, in tegenwoordigheid van A.J.H. van der Donk als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 januari 2008.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Afschriften verzonden: