verkort vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/845051-07
Datum uitspraak: 31 juli 2007
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: [PI].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 april 2007, 26 juni 2007 en 17 juli 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding 19 maart 2007.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 januari 2007 te Oss ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1], hoofdagent van
politie regio Brabant Noord, van het leven te beroven, met dat opzet met een
door hem, verdachte, bestuurde personenauto is gaan rijden en/of heeft gereden
(met hoge, althans aanmerkelijke snelheid), terwijl die [slachtoffer 1] met (een deel
van) zijn (onder)lichaam uit het geopende bestuurdersportier van die
personenauto hing en/of (in deze situatie) met die personenauto is
af-/ingereden op een geparkeerd staande auto en/of in de richting van die
geparkeerd staande auto heeft gestuurd/gereden en/of die geparkeerd staande
auto dusdanig is gepasseerd dat het bestuurdersportier van de door verdachte
bestuurde personenauto tegen die geparkeerde auto is geramd/gebotst, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, en/of
welk vorenomschreven feit werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van
enig strafbaar feit, te weten diefstal door middel van braak van een
autoradio, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk feit werd gepleegd
met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid
en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
[Artikel 288 jo 45 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 januari 2007 te Oss met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening uit een auto heeft weggenomen een autoradio, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan
en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1], hoofdagent van politie regio Brabant Noord, gepleegd met het
oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto is gaan rijden en/of heeft
gereden (met hoge, althans aanmerkelijke snelheid), terwijl die [slachtoffer 1] met (een
deel van) zijn (onder)lichaam uit het geopende bestuurdersportier van die
personenauto hing en/of (in deze situatie) met die personenauto is
af-/ingereden op een geparkeerd staande auto en/of in de richting van die
geparkeerd staande auto heeft gestuurd/gereden en/of die geparkeerd staande
auto dusdanig is gepasseerd dat het bestuurdersportier van de door verdachte
bestuurde personenauto tegen die geparkeerde auto is geramd/gebotst,
welk vorenomschreven feit werd gepleegd op de openbare weg, te weten de Van
Tienhovenstraat;
[artikel 312 Wetboek van Strafrecht]
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 januari 2007 te Oss ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1],
hoofdagent van politie regio Brabant Noord, van het leven te beroven, althans
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem,
verdachte, bestuurde personenauto is gaan rijden en/of heeft gereden (met
hoge, althans aanmerkelijke snelheid), terwijl die [slachtoffer 1] met (een deel van)
zijn (onder)lichaam uit het geopende bestuurdersportier van die personenauto
hing en/of (in deze situatie) met die personenauto is af-/ingereden op een
geparkeerd staande auto en/of in de richting van die geparkeerd staande auto
heeft gestuurd/gereden en/of die geparkeerd staande auto dusdanig is
gepasseerd dat het bestuurdersportier van de door verdachte bestuurde
personenauto tegen die geparkeerde auto is geramd/gebotst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
[artikel 287/302 jo 45 Wetboek van Strafrecht]
hij op of omstreeks 19 januari 2007 te Oss met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in / uit een auto heeft weggenomen een autoradio,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij
verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of
de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak, verbreking en / of inklimming;
[artikel 311 Wetboek van Strafrecht]
hij op of omstreeks 19 januari 2007 te Oss opzettelijk en wederrechtelijk een
auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door met dat opzet met een door
hem, verdachte, bestuurde personenauto (met een geopend bestuurdersportier)
af/in te rijden op een geparkeerd staande auto en/of in de richting van die
geparkeerd staande auto te sturen/rijden en/of die geparkeerd staande auto
dusdanig te passeren dat het bestuurdersportier van de door verdachte
bestuurde personenauto tegen die geparkeerde auto is geramd/gebotst;
[artikel 350 Wetboek van Strafrecht]
hij op of omstreeks 19 januari 2007 te Oss als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto) betrokken bij een verkeersongeval of door wiens
gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Van Tienhovenstraat, de
plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist
of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer 3]) letsel
en/of schade was toegebracht;
[artikel 7 Wegenverkeerswet]
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Vrijspraak t.a.v. feit 1 primair.
In navolging van de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Partiële vrijspraak t.a.v. feit 1 subsidiair en vrijspraak t.a.v. feit 2 en 3.
De rechtbank overweegt hiertoe het navolgende.
Uit het in het dossier aanwezige proces-verbaal fotoreconstructie leidt de rechtbank af dat:
- de achterbumper van de geparkeerde Ford Mondeo op circa 55 centimeter hoogte bekrast was;
- de Opel Calibra, die verdachte bestuurde, op circa 50 centimeter hoogte een lichte beschadiging aan het portier had.
De betrokken verbalisant, [verbalisant], relateert hierover dat, afhankelijk van het gewicht van de inzittende van de Opel, de getoonde schades mogelijkerwijs zijn ontstaan doordat de twee voertuigen met elkaar in aanraking zijn gekomen.
De rechtbank is echter van oordeel dat het gemeten hoogteverschil van 5 centimeter zonder nadere onderbouwing niet verklaard kan worden en dat de enkele vaststelling dat dit veroorzaakt kan zijn door het gewicht van de inzittende niet een bevredigende verklaring oplevert. Nu het dossier geen nadere gegevens bevat die het hoogteverschil verklaren, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de geconstateerde schades aan de Opel en de Ford zijn veroorzaakt door de aan verdachte tenlastegelegde aanrijding.
Voor dit oordeel kent de rechtbank tevens betekenis toe aan het feit dat de schade bij zowel de Ford als de Opel gering is, respectievelijk krassen op de achterbumper en lichte beschadiging van de beschermstrip van het linkerportier. Naar het oordeel van de rechtbank correspondeert deze schade niet met de verklaring van verbalisant [slachtoffer 1], afgelegd bij de rechter-commissaris, dat er sprake was van een hele harde klap op het moment dat de Opel de Ford raakte.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 en 3 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht ten aanzien van feit 1 subsidiair evenmin bewezen dat verdachte is af- of ingereden op een geparkeerd staande auto en/of in de richting van die geparkeerd staande auto heeft gestuurd/gereden en/of die geparkeerd staande auto dusdanig is gepasseerd dat het bestuurdersportier van de door verdachte bestuurde personenauto tegen die geparkeerde auto is geramd/gebotst.
In aanvulling op hetgeen hiervoor is overwogen, merkt de rechtbank nog op dat er evenmin voldoende objectieve aanwijzingen zijn dat verdachte bewust is afgereden op de geparkeerde Ford Mondeo. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zowel hij als verbalisant [slachtoffer 1] het stuur van de Opel Calibra in handen hebben gehad. Het is aan enige twijfel onderhevig of verbalisant [slachtoffer 1], gelet op zijn liggende positie en zijn angst, op dit punt een zuivere waarneming had. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de auto bewust gestuurd heeft in de richting van de geparkeerde Ford Mondeo.
De bewijsoverweging.
De raadsvrouwe betwist dat verdachte een autoradio heeft weggenomen uit de Seat Ibiza van benadeelde [slachtoffer 2]. Zij voert hiertoe aan dat verdachte heeft verklaard dat hij langs de Seat is gelopen en in de Seat heeft gekeken, maar dat de rechterachterruit van de Seat al was verwijderd.
De rechtbank acht de diefstal van de autoradio uit de Seat Ibiza bewezen en grondt de bewezenverklaring op de navolgende bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd:
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer 1], d.d. 22 januari 2007, inhoudende hetgeen hij heeft geobserveerd (p. 54 van het procesdossier). Kort gezegd komt dit er op neer dat verdachte tot twee keer toe naar de auto van het merk Seat is gelopen en dat verdachte de tweede keer bij het raam rechtsachter stond. Verbalisant [slachtoffer 1] hoorde vervolgens vier of vijf keer een matig harde tik, waarna verdachte in de auto stapte en na ongeveer een minuut uitstapte, met kennelijk een voorwerp onder zijn jas;
- de verklaring van verbalisant [slachtoffer 1], d.d. 13 juni 2007 afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris. Kort gezegd heeft verbalisant [slachtoffer 1] verklaard dat hij heeft waargenomen dat verdachte ongeveer een minuut bij een auto stond, waarbij hij tikken en kraken hoorde. Vervolgens zag verbalisant [slachtoffer 1] dat verdachte in de auto ging zitten en daarna uit de auto kwam met op borsthoogte een hand en een bolling onder zijn jas;
- de verklaring van aangever [slachtoffer 2] (p. 97 van het procesdossier) d.d. 20 januari 2007. Kort gezegd verklaart aangever [slachtoffer 2] dat uit zijn Seat Ibiza, die hij onbeschadigd en voorzien van een radio had achtergelaten, een radio is gestolen, waarbij de rechter achterzijruit van de auto werd verwijderd.
Verder acht de rechtbank ook bewezen dat deze diefstal werd gevolgd door geweld tegen verbalisant [slachtoffer 1]. Verbalisant [slachtoffer 1] verklaart bij de rechter-commissaris dat hij het bestuurdersportier opende om de handrem aan te trekken, en dat verdachte vervolgens wegreed. Op basis hiervan acht de rechtbank bewezen dat verdachte is gaan rijden nadat [slachtoffer 1] zichzelf gedeeltelijk in de Opel Calibra had gemanoeuvreerd. Voorts acht de rechtbank bewezen dat verdachte met een aanmerkelijke snelheid heeft gereden, terwijl [slachtoffer 1] gedeeltelijk uit de auto hing. [slachtoffer 1] relateert dat verdachte met piepende banden optrok (p. 55). Dit wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige], die hoort dat een auto met piepende banden wegrijdt (p. 93). De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte snel heeft geaccelereerd en dat de snelheid van de Calibra onder die omstandigheden aangeduid kan worden als aanmerkelijk, temeer omdat [slachtoffer 1] zich tijdens die acceleratie in een benarde positie bevond.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
hij op 19 januari 2007 te Oss met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto heeft weggenomen een autoradio, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1], hoofdagent van politie regio Brabant Noord, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto is gaan rijden met aanmerkelijke snelheid, terwijl die [slachtoffer 1] met een deel van zijn (onder)lichaam uit het geopende bestuurdersportier van die personenauto hing welk vorenomschreven feit werd gepleegd op de openbare weg, te weten de Van Tienhovenstraat;
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 60a, 310, 312
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 primair: vrijspraak.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3: gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek van voorarrest.
De op te leggen straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten;
- verdachte werd terzake van soortgelijke strafbare feiten reeds eerder veroordeeld, onder meer in 2001, 2002, 2003, 2004 en 2006. Kennelijk is verdachte niet of onvoldoende bereid om zijn gedrag ten positieve te veranderen;
- door het gedrag van verdachte werd het politiewerk in ernstige mate belemmerd, terwijl het van groot maatschappelijk belang is dat de politie ongestoord haar werk kan verrichten.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte partieel vrijspreekt van feit 1 subsidiair, feit 2 en 3 en de rechtbank voorts van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De rechtbank acht als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade de vordering in haar geheel toewijsbaar. De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering (deels) niet toegewezen dient te worden, omdat de benadeelde partij ook eigen schuld heeft. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat benadeelde partij [slachtoffer 1] handelde in de rechtmatige uitoefening van zijn politieambt. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het dossier of het onderzoek ter terechtzitting geen aanknopingspunten bieden voor de stelling van de verdediging dat de benadeelde eigen schuld heeft.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verdachte wordt verder veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering:
- materiële schade, rekening inbraakschade (EUR 205,69);
- materiële schade, restwaarde autoradio (EUR 35,00).
De rechtbank zal het volgende onderdeel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, omdat bij dit onderdeel het rechtstreekse verband tussen het bewezenverklaarde feit en de schade ontbreekt:
- materiële schade, loonderving (EUR 43,00).
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verdachte wordt verder veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, nu verdachte voor het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het proces, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 600,00 subsidiair 12 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 600,00 (zegge: zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 600,00 (zegge: zeshonderd euro).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 240,69 subsidiair 4 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 240,69 (zegge: tweehonderdveertig euro en negenenzestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van EUR 240,69 (zegge: tweehonderdveertig euro en negenenzestig cent).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering terzake het overige niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 2:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 3] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Voorlopige hechtenis:
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de
opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.J. Holtkamp, voorzitter,
mr. J.A. Bik en mr. H.M.H. de Koning, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.K.J. Kooij, griffier.
en is uitgesproken op 31 juli 2007.
2
Parketnummer: 01/845051-07
[verdachte]