ECLI:NL:RBSHE:2007:BR4390

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845006-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal en poging tot zware mishandeling met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 1 mei 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot diefstal en poging tot zware mishandeling. De verdachte had op 24 december 2006 in Oss geprobeerd om met een moker in te breken in een Aldi-supermarkt, waarbij hij de toegang tot de supermarkt verkreeg door middel van braak. Daarnaast heeft hij geprobeerd een hoofdagent van de politie te verhitten door met zijn auto op deze agent in te rijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal, maar heeft de poging tot zware mishandeling niet bewezen geacht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft hem tevens verplicht tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer van €350,-. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 6 maanden gevangenisstraf, die was opgelegd in een eerdere zaak. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de gepleegde feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer dagvaarding: 01/845006-07
Parketnummer vordering: 05/950007-05
Uitspraakdatum: 1 mei 2007
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
wonende te [woonplaats], [adres].
thans verblijvende: [P.I.]
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 en 17 april 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht
.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 februari 2007.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 december 2006 te Oss ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een Aldi-supermarkt weg te nemen geld en/of goederen van
zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan Aldi BV, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die
supermarkt te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van
zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking
en/of inklimming, met een moker tegen een ruit van die supermarkt heeft
geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 311 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 24 december 2006 te Oss ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer], hoofdagent van
politie regio Brabant Noord van het leven te beroven, met dat opzet met een
auto op die [slachtoffer] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid, welke vorenomschreven poging tot doodslag werd
gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten
een poging tot een inbraak/diefstal bij een Aldi supermarkt, en welke poging
tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor
te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad,
aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk
verkregene te verzekeren;
(artikel 288 en/of 287 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2006 te Oss ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer],
hoofdagent van politie Brabant Noord,, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, met dat opzet op die [slachtoffer] is ingereden, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Artikel 302/45 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2006 te Oss [slachtoffer] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is
verdachte toen daar opzettelijk dreigend met een (bestel)auto in de richting
van die [slachtoffer] gereden en/of op die [slachtoffer] afgereden, althans dicht langs
die [slachtoffer] gereden, terwijl hij, verdachte (daarbij) veel gas gaf en het
voertuig snel liet optrekken;
Artikel 285 Wetboek van Strafrecht
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 3 april 2007 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 05/950007-05 is aangebracht bij vordering van 2 april 2007. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige strafkamer te Arnhem d.d. 25 juli 2005. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte feit 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging t.a.v. feit 2:
Door de raadsman is aangevoerd dat aangeefster [slachtoffer] niet vlak voor, maar naast de auto stond op het moment dat verdachte optrok en wegreed. Bijgevolg zou er geen sprake kunnen zijn van een aanmerkelijke kans op ernstig letsel bij [slachtoffer]. Dat zou vervolgens moeten leiden tot een vrijspraak van het onder feit 2, subsidiair, ten laste gelegde.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het navolgende:
De rechtbank acht bewezen dat aangeefster [slachtoffer] op het moment dat verdachte optrok links voor de auto stond (aan de bestuurderszijde). Aangeefster [slachtoffer] heeft hierover -ook ter terechtzitting- stellig en consistent verklaard. Voorts heeft zij ter terechtzitting een logische uitleg gegeven omtrent de wijze waarop zij haar positie in het procesverbaal van bevindingen heeft omschreven, namelijk bezien vanuit de positie van de bestuurder. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij hard is weggereden en dat hij aangeefster heeft zien staan voordat hij wegreed. Zowel aangeefster [slachtoffer] als getuige [getuige] hebben aangegeven dat zij de motor van de auto hoorden accelereren.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door met zijn auto op te trekken terwijl aangeefster [slachtoffer] met haar fiets vlak voor zijn auto stond, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat een botsing tussen een (bedrijfs)auto -ook al is deze net opgetrokken- en een voetganger zwaar lichamelijk letsel bij de voetganger tot gevolg kan hebben, bijvoorbeeld in de vorm van botbreuken. Het risico op zwaar lichamelijk letsel werd in het onderhavige geval nog vergroot doordat aangeefster met een fiets, met uitstekende onderdelen als trappers en een stuur, voor de auto stond, welke fiets haar bovendien belemmerde in haar mogelijkheden om weg te springen. Verdachte heeft deze risico's echter bewust op de koop toegenomen in zijn poging aan zijn aanhouding te ontkomen.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 24 december 2006 te Oss ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening uit een Aldi-supermarkt weg te nemen geld en/of goederen van
zijn gading, toebehorende aan Aldi BV, en zich daarbij de toegang tot die
supermarkt te verschaffen en die/dat weg te nemen geld en/of goederen van
zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak, met een moker
tegen een ruit van die supermarkt heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair.
hij op 24 december 2006 te Oss ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer],
hoofdagent van politie Brabant Noord, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, met dat opzet op die [slachtoffer] is ingereden, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14g, 14h, 14i, 14j, 24c, 27, 36f, 45, 57, 302, 310, 311
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 2 primair vrijspraak.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 subsidiair een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Toewijzing van de civiele vordering tot een bedrag van € 350,-- alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag subsidiair 7 dagen vervangende hechtenis.
Tenuitvoerlegging van 6 maanden gevangenisstraf.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de lompe wijze waarop verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft gepleegd;
- verdachte heeft bij zijn poging om na het plegen van het onder 1 tenlastegelegde strafbare feit te ontkomen aan de politie onevenredig veel risico genomen en zich volstrekt niet bekommerd om de mogelijke gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer [slachtoffer];
- verdachte werd terzake van strafbare feiten soortgelijk aan het door hem onder 1 tenlastegelegde feit blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds eerder veroordeeld en wel in 2004 en 2005.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Verdachte zal, als de in het ongelijk gestelde partij, verwezen worden in de door de benadeelde partij [slachtoffer] terzake haar voeging in deze strafzaak gemaakte kosten, als na te melden.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
T.a.v. feit 2 subsidiair:
poging tot zware mishandeling
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 2 primair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
T.a.v. feit 1, feit 2 subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 2 subsidiair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 350,00 subsidiair 7 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 350,00 (zegge:
driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
EUR 350,00 (zegge: driehonderdvijftig euro).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd
voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij
vonnis van de meervoudige strafkamer te Arnhem d.d. 25 juli 2005, gewezen onder
parketnummer 05/950007-05, te weten:
Een gevangenisstraf van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door,
mr. H.M.H. de Koning, voorzitter.
mr. I.L.P. Crombeen en mr. G.J. Holtkamp, leden
in tegenwoordigheid van F.H.M. Klerkx, griffier
en is uitgesproken op 1 mei 2007.
1
Parketnummer dagvaarding: 01/845006-07 pag. 7
Parketnummer vordering: 05/950007-05
[verdachte]