ECLI:NL:RBSHE:2007:BC4011

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/4980
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.T. van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van toevoeging rechtsbijstand aan gedetineerde na afwijzing door de Raad voor Rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 14 december 2007 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van rechtsbijstand aan een gedetineerde. Eiser, vertegenwoordigd door mr. H.M.S. Cremers, had een aanvraag ingediend voor een toevoeging voor rechtsbijstand, die door de Raad voor Rechtsbijstand was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op artikel 12, tweede lid, onder g, van de Wet op de Rechtsbijstand (WRB), dat stelt dat rechtsbijstand niet verleend wordt als de behartiging van het belang redelijkerwijs aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten. Eiser was gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuw Vosseveld te Vught, wat zijn mogelijkheden om zijn belangen te behartigen aanzienlijk beperkte.

De rechtbank oordeelde dat de Raad voor Rechtsbijstand onvoldoende rekening had gehouden met de beperkingen die detentie met zich meebrengt. De rechtbank benadrukte dat een gedetineerde in mindere mate in staat is om zijn belangen adequaat te behartigen, en dat de verwijzing door het Juridisch Loket naar een gemachtigde niet automatisch betekent dat de aanvraag om rechtsbijstand kan worden afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag niet op goede gronden was gebaseerd en dat de Raad voor Rechtsbijstand de aanvraag opnieuw moest beoordelen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verplichtte de Raad voor Rechtsbijstand om een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de Raad voor Rechtsbijstand veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 644,00, en diende het griffierecht van € 38,00 aan eiser te worden vergoed. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de rechtsbijstandverlening aan gedetineerden en de noodzaak om rekening te houden met hun specifieke omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 06/4980
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2007
inzake
[eiser],
te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. H.M.S. Cremers,
tegen
de Raad voor Rechtsbijstand,
te 's-Hertogenbosch,
verweerder,
gemachtigde mr. R.B. van Dijken.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juli 2006 heeft verweerder eisers aanvraag om een toevoeging afgewezen omdat de werkzaamheden vallen onder het bereik van de toevoeging met nummer 1DM2345.
Het door eiser gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van 13 november 2006, onder wijziging van de afwijzingsgrond, ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit op 22 december 2006 beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 oktober 2007, waar zowel eiser als verweerder zijn verschenen bij gemachtigden.
Overwegingen
1. In deze zaak dient de vraag te worden beantwoord of verweerder terecht en op goede gronden heeft besloten de aanvraag van eiser om een toevoeging af te wijzen.
Standpunten van partijen
2. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij heeft verzocht om een lichte advies toevoeging (LAT). Deze betrof dossierstudie en jurisprudentieonderzoek voor de zaak met parketnummer 01-[...]-05. Eiser was hierin reeds veroordeeld, maar er bestond onduidelijkheid omtrent de einddatum van zijn detentie. Het Juridisch Loket heeft eiser juist naar zijn gemachtigde verwezen in deze kwestie. Gemachtigde diende zich hoe dan ook voor een afspraak met eiser naar en in de Penitentiaire Inrichting (P.I.) Nieuw Vosseveld te Vught te begeven, hetgeen al een substantiële tijdsinvestering is. Het is dan ook evident dat het Juridisch Loket deze kwestie niet zelf af kon handelen, waardoor de afwijzingsgrond van verweerder op geen enkele wijze steekhoudend is.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser nadere informatie wenst te ontvangen omtrent de einddatum van zijn vervangende hechtenis voor een opgelegde taakstraf. Eiser kan zelf om informatie vragen bij de afdeling Executie van de griffie, eventueel met hulp van het Juridisch Loket of de maatschappelijke dienst van de instelling waar hij verbleef. De behandeling van deze eenvoudige kwestie kan aan eiser zelf worden overgelaten. Uit de urenlijst van 17 augustus 2006 blijkt ook dat kennelijk met één telefoongesprek met de griffie kon worden volstaan.
Wettelijk kader
4. Ingevolge artikel 12, tweede lid, onder g, van de Wet op de Rechtsbijstand (WRB), wordt rechtsbijstand niet verleend, indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.
Oordeel van de rechtbank
5. Eiser was ten tijde van de aanvraag gedetineerd in de P.I. Nieuw Vosseveld te Vught. Een gedetineerde krijgt beperkingen opgelegd ten aanzien van het contact met de buitenwereld. Deze beperkingen zijn opgenomen in de Penitentiaire Beginselenwet, de daarop gebaseerde regelgeving en de huisregels van de betreffende inrichting. Een gedetineerde verkeert aldus in mindere mate in de gelegenheid om zijn belangen op afdoende wijze te behartigen.
6. Vast staat dat eiser de hulp van het Juridisch Loket heeft ingeschakeld om tot beantwoording van zijn (rechts)vraag te komen. Voorts staat vast dat het Juridisch Loket tot de conclusie is gekomen dat deze zaak niet binnen het tijdsbestek van het spreekuur kon worden afgedaan en eiser heeft doorverwezen naar gemachtigde. Hieruit volgt dat de vraag van eiser naar het oordeel van het Juridisch Loket in aanmerking kwam voor een verlengd spreekuur, waarvoor een LAT bij uitstek is bedoeld. Voor een LAT staat een maximale tijd van drie uur.
7. Daarnaast blijkt uit de gedingstukken dat een rechtsbijstandverlener op het moment van verwijzing door het Juridisch Loket slechts op de hoogte is van het feit dat een rechtzoekende is doorverwezen en niet van de door de rechtzoekende gestelde (rechts)vraag. De beoordeling op grond van artikel 12, tweede lid, onder g, van de WRB kan aldus niet op dat moment door de rechtsbijstandverlener worden gemaakt.
Voorts is ten tijde van de doorverwijzing door het Juridisch Loket reeds een afspraak gemaakt met de rechtzoekende. De rechtsbijstandverlener wordt geacht aan deze afspraak gehoor te geven. In het geval dat de rechtzoekende is gedetineerd dient de rechtsbijstandverlener zich naar de betreffende P.I. te begeven.
8. In een zaak als de onderhavige, waarin het Juridisch Loket de zaak heeft doorverwezen voor een verlengd spreekuur vanwege complexiteit of tijdrovendheid, en waarin sprake is van een gedetineerde rechtzoekende, en waarin voorts van de rechtsbijstandverlener verwacht wordt dat deze een bezoek aflegt aan de P.I. waar de rechtzoekende is gedetineerd, ligt het in de rede dat verweerder met enige mate van terughoudendheid toetst aan artikel 12, tweede lid, onder g, van de WRB, onder meer opdat de benodigde rechtshulp aan gedetineerden niet in het gedrang zal komen.
9. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de doorverwijzing door een Juridisch Loket de toetsing aan artikel 12, tweede lid, onder g, van de WRB wel wat lichter maakt. Verweerder wijst er evenwel tevens op dat het Juridisch Loket niet aan dit artikel toetst en dat de verwijzing voor de advocaat op zich zelf nog geen verplichting inhoudt om te komen. Verweerder heeft voorts in aanmerking genomen dat in nagenoeg alle gevallen een aanvraag om toevoeging vooraf inzake het door gedetineerde voorgelegde probleem zou zijn afgewezen.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aldus te weinig rekening gehouden met voornoemde omstandigheden. Dat in geval van een aanvraag om toevoeging vooraf deze nagenoeg zeker niet zou worden verleend kan hieraan niet afdoen.
11. Gezien het bovenstaande kan het bestreden besluit niet in stand blijven en zal het beroep van eiser gegrond worden verklaard. Verweerder dient met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen.
12. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 322,00
• wegingsfactor 1.
13. Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de WRB, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
14. Tevens zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiser het door hem gestorte griffierecht ten bedrage van € 38,00 dient te vergoeden.
15. De rechtbank beslist als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem gestorte griffierecht dient te vergoeden ten bedrage van € 38,00;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00;
- bepaalt dat het bedrag van de proceskosten moet worden voldaan aan de griffier.
Aldus gedaan door mr. M.T. van Vliet als rechter in tegenwoordigheid van mr. M. Brouwers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2007.
?Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending
van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Afschriften verzonden: