ECLI:NL:RBSHE:2007:BC2253

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
F 07/399
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting van beperkingen in faillissementszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 11 december 2007 uitspraak gedaan in een verzoek van de curator om de voortzetting van beperkingen op te leggen aan de bestuurder van een failliete besloten vennootschap (BV), die in voorlopige hechtenis verkeert. De curator verzocht de rechtbank om te bepalen dat de bestuurder, [A], in volledige beperkingen moest blijven tot en met 21 december 2007, om te voorkomen dat hij contact zou kunnen onderhouden met getuigen in een strafrechtelijk onderzoek naar mogelijke fraude. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat de Faillissementswet geen wettelijke basis biedt voor het opleggen van dergelijke beperkingen. De rechtbank benadrukte dat de bevoegdheid om beperkingen op te leggen bij de rechter-commissaris of de Officier van Justitie ligt, en niet bij de rechtbank in faillissementszaken. De rechtbank stelde vast dat zolang de voorlopige hechtenis voortduurt, de rechtbank niet bevoegd is om de gevraagde beperkingen op te leggen. Bovendien, zelfs als de voorlopige hechtenis zou worden opgeheven, ontbeert de rechtbank de bevoegdheid om beperkingen te gelasten zonder een wettelijke basis. De rechtbank concludeerde dat het ontbreken van een wettelijke grondslag voor het bevelen van beperkingen geen reden was om het verzoek te honoreren, en wees het verzoek af.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Faillissementsnummer: F 07/399
Deze beschikking is gegeven op een verzoek d.d. 28 november 2007, ingediend door mr. P.R. Dekker, curator in het bij vonnis van 19 september 2007 uitgesproken faillissement van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[BV]
statutair gevestigd te [woonplaats]
kantoorhoudende te [adres]
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam onder nummer [X],
In voornoemd faillissement is tot rechter-commissaris (RC) benoemd mr. F.H.E. Boerma, rechter in deze rechtbank.
Inleiding:
Bij beschikking van 26 september 2007 is op grond van de artikelen 87, 105 en 106 Faillissementswet de inbewaringstelling bevolen van [A], bestuurder van [BV[A] is onlangs op strafrechtelijke gronden aangehouden en in voorlopige hechtenis genomen, waarbij hem volledige beperkingen zijn opgelegd.
Het verzoek:
De curator houdt rekening met de mogelijkheid dat de strafrechtelijke beperkingen waaronder [A] is gesteld, komen te vervallen voordat de verhoren zijn afgerond die de RC heeft bevolen in voornoemd faillissement. De curator heeft de rechtbank mitsdien verzocht om bij beschikking te bepalen d[A] in volledige beperkingen moet blijven tot en met 21 december 2007, althans tot het moment dat hij door de RC is verhoord, teneinde te waarborgen d[A] geen contact kan onderhouden met al degenen die nog als getuigen moeten worden gehoord over mogelijk gepleegde fraude. De curator heeft ter toelichting op het verzoek aangevoerd dat er een zwaarwegend faillissementsrechtelijk belang is dat noopt tot instandhouding van de opgelegde beperkingen. Weliswaar rept de Faillissementswet niet met zoveel woorden over “het instellen van beperkingen”, maar de curator is van mening dat het instrument van de inbewaringstelling ex artikel 105 jo106 Fw in casu volledig aan effectiviteit zou inboeten indien de rechtbank de gevraagde beperkingen niet zou kunnen opleggen.
Beoordeling:
De rechtbank stelt voorop d[A] zich thans in voorlopige hechtenis bevindt in de PI [adres] Zolang vrijheidsbeneming op deze titel voortduurt is, ingevolge artikel 62a Wetboek van Strafvordering, slechts de rechter-commissaris die is belast met het strafrechtelijk onderzoek dan wel de Officier van Justitie bevoegd om – in het belang van dat onderzoek - een maatregel als thans gevraagd te bevelen.
Mocht de voorlopige hechtenis worden opgeheven en vrijheidsbeneming op grond van het bij beschikking van 26 september 2007 gegeven bevel inbewaringstelling worden voortgezet, dan ontbeert de rechtbank naar haar oordeel evenzeer de bevoegdheid om de verzochte beperkingen te gelasten. De rechtbank stelt voorop dat voor het opleggen van beperkende maatregelen als in het verzoek bedoeld, een wettelijke basis dient te bestaan. Vast staat dat de Faillissementswet geen basis biedt. Ook overigens is geen wettelijke grondslag voorhanden die de rechtbank de bevoegdheid verstrekt om ter behartiging van failissementsrechtelijke belangen een maatregel als verzocht op te leggen.
Ingevolge de Penitentiaire beginselenwet worden personen ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging plaatsvindt van een vrijheidsbenemende maatregel, waaronder tevens begrepen een faillissementsgijzeling, aan geen andere beperkingen onderworpen dan die welke voor het doel van de vrijheidsbeneming of in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid van de inrichting noodzakelijk zijn. De bevoegdheid om beperkingen op te leggen ligt ingevolge voornoemde wet bij de directeur van de inrichting.
Dat het ontbreken van een wettelijke basis voor het bevelen van een beperkende maatregel ter waarborging van faillissementsrechtelijke belangen, afbreuk doet aan de effectiviteit van de failissementsrechtelijke gijzeling vormt geen reden voor de rechtbank om tot een andersluidend oordeel te komen.
Het vorenstaande leidt tot afwijzing van het verzoek.
Beschikking:
De rechtbank,
wijst het verzoek af.
Gedaan in raadkamer van de rechtbank voornoemd van 11 december 2007, door
mrs. B.C.W. Geurtsen-van Eeden, J.F.M. Strijbos en W. Schoorlemmer, in tegenwoordigheid van de griffier.