ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1004

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/840714-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige, gepleegd door oom

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 21 december 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn nichtje, die op het moment van de feiten de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De tenlastelegging omvatte meerdere seksuele handelingen die plaatsvonden in de periode van 1 maart 2000 tot en met 21 maart 2003 te Nuland, gemeente Maasdonk. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij over de benen van zijn nichtje heeft gewreven en haar borsten heeft aangeraakt, maar ontkende andere beschuldigingen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding aan het slachtoffer van € 1.500,-.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, die gedetailleerd beschreef hoe de verdachte haar seksueel had misbruikt, als overtuigend beoordeeld. De verdachte heeft op verschillende momenten bij de politie verklaard over de seksuele handelingen, maar heeft later geprobeerd deze verklaringen te ontkennen. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld voor het primair tenlastegelegde feit, maar heeft hem vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om € 1.500,- te betalen aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn lichamelijke beperkingen, maar heeft geoordeeld dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke straf rechtvaardigt.

Uitspraak

vonnis (promis)
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/840714-07
Datum uitspraak: 21 december 2007
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
wonende te [adres], [woonplaats]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 december 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 november 2007.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 12 december 2007 gewijzigd met dien verstande dat artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht subsidiair wordt tenlastegelegd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
Met inachtneming van deze vordering is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
primair
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 1 maart 2000 tot en met 21 maart 2003 te Nuland, gemeente Maasdonk, (telkens) met [slachtoffer 1]
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van (slachtoffer 1)
hebbende/is verdachte (telkens)
- over de benen van [slachtoffer 1] gewreven en/of
- de borsten van [slachtoffer 1] aangeraakt en/of
- met zijn tong aan de vagina van [slachtoffer 1] gelikt en/of
- met zijn vinger de vagina van [slachtoffer 1] binnengedrongen en/of
- zijn penis doen aftrekken door [slachtoffer 1] en/of
- zijn penis in de mond van [slachtoffer 1] gebracht en/of gehouden en/of
- zich in het bijzijn van [slachtoffer 1] afgetrokken;
(artikel 245 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 1 maart 2000 tot en met 21 maart 2003 te Nuland, gemeente Maasdonk, (telkens) met [slachtoffer 1] die beneden de leeftijd van zestien jaren was, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende/is verdachte (telkens):
- over de benen van [slachtoffer 1] gewreven en/of
- de borsten van [slachtoffer 1] aangeraakt en/of
- met zijn tong aan de vagina van [slachtoffer 1] gelikt en/of
- met zijn vinger de vagina van [slachtoffer 1] binnengedrongen en/of
- zijn penis doen aftrekken door [slachtoffer 1] en/of
- zijn penis in de mond van [slachtoffer 1] gebracht en/of gehouden en/of
- zich in het bijzijn van [slachtoffer 1] afgetrokken;
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan
Inleiding
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij in de periode van 1 maart 2000 tot en met 21 maart 2003 met zijn nichtje, [slachtoffer 1] die toen de leeftijd van 12 jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
Verdachte heeft op zitting bekend dat hij over de benen van zijn nichtje heeft gewreven, de borsten van zijn nichtje heeft aangeraakt en dat hij zich in bijzijn van zijn nichtje heeft afgetrokken. De overige tenlastegelegde ontuchtige handelingen ontkent verdachte te hebben gepleegd.
Het standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde volledig bewezen.
Het standpunt van de verdediging:
De raadsman heeft vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de seksuele handelingen bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. Verdachte stelt zich op het standpunt dat de door hem bij de politie op 26 april 2007 afgelegde verklaring waarin hij bekent aan de vagina van zijn nichtje te hebben gelikt en met zijn vinger de vagina van zijn nichtje te zijn binnengedrongen niet op waarheid berust. Verdachte heeft aangevoerd dat hij deze verklaring slechts heeft afgelegd om, zoals hij stelt, van het gezeur van de politie en van de hele zaak af te zijn.
De raadsman is van mening dat het subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, behoudens de tenlastegelegde seksuele handelingen die verdachte ontkent te hebben gepleegd.
Het oordeel van de rechtbank:
De rechtbank overweegt het navolgende over de volgende bewijsmiddelen.
Op 28 maart 2007 heeft [slachtoffer 1] geboren (geboortedatum) 1987, aangifte gedaan van seksueel misbruik gepleegd door haar oom, zijnde verdachte. Aangeefster heeft onder meer verklaard dat verdachte haar seksueel heeft misbruikt en dat hij daarmee is begonnen toen aangeefster 14 jaar oud was. Het seksueel misbruik vond plaats in de woning van verdachte in Nuland. Aangeefster stelt dat toen zij een jaar of dertien was, verdachte haar pornofilms liet zien en dat hij haar daarbij vastpakte en over haar benen wreef. Het seksueel misbruik door verdachte bestond volgens aangeefster uit het aanraken van haar borsten over en onder haar kleding, het betasten van haar vagina over en in haar broek, het met de vingers in de vagina van aangeefster binnendringen en het met de tong over haar vagina likken. Aangeefster heeft verklaard dat de seksuele handelingen van verdachte telkens een stukje verder gingen en dat het seksueel misbruik gedurende twee jaar heeft plaatsgevonden, ongeveer van haar veertiende tot haar zestiende jaar. Het gebeurde volgens aangeefster ongeveer iedere week dat zij en verdachte seks met elkaar hadden. Het oraal contact gebeurde niet zo vaak als het vingeren, maar verdachte heeft het wel ongeveer drie keer bij haar gedaan, aldus aangeefster.
Aangeefster heeft ten slotte verklaard dat zij zich gedwongen voelde tot het ondergaan van de seksuele handelingen, aangezien verdachte daarmee was begonnen en omdat de handelingen een gewoonte waren geworden. Ook was zij bang dat als zij niet zou doen wat verdachte zei hij haar af zou maken of iets anders raars zou doen.
Verdachte heeft op 25 april 2007 en 26 april 2007 een deels bekennende verklaring bij de politie afgelegd.
Op 25 april 20072 heeft verdachte onder meer bij de politie verklaard dat hij zijn nichtje [slachtoffer 1] (aangeefster) seksueel heeft misbruikt en dat dit misbruik begonnen is in 2000 en plaats vond in zijn woning te Nuland. Het seksueel misbruik bestond uit het boven en onder de kleding bestasten van de borsten van aangeefster en het al dan niet gelijktijdig “tegen haar kont aan rijden totdat hij klaar kwam”, aldus verdachte. Ook heeft verdachte verklaard dat hij zichzelf 20 à 30 keer heeft afgetrokken in bijzijn van aangeefster. Het seksueel contact met aangeefster vond volgens verdachte 3 à 4 keer per maand plaats en aangeefster kreeg in ruil daarvoor geld en sigaretten van verdachte. Het seksueel contact tussen verdachte en aangeefster is volgens verdachte in oktober/november 2003 gestopt, omdat toen de moeder van aangeefster en haar tante op de hoogte waren gekomen van het seksueel misbruik en er afgesproken werd dat verdachte hiermee op zou houden.
Op 26 april 20073 heeft verdachte bij de politie onder meer verklaard dat hij ook een aantal keren met zijn vingers in de vagina van aangeefster is geweest en dat hij een aantal keren aan haar vagina heeft gelikt. Verdachte heeft ook verklaard dat hij tegen aangeefster had gezegd dat zij niet tegen haar ouders mocht vertellen wat er was gebeurd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de seksuele handelingen die hij met aangeefster heeft gepleegd zich hebben beperkt tot het over de benen wrijven van aangeefster, het aanraken van de borsten van aangeefster en het zich in bijzijn van aangeefster aftrekken.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij op 26 april 2007 bij de politie ten onrechte heeft bekend dat hij met zijn vinger de vagina van zijn nichtje is binnengedrongen en aan de vagina van zijn nichtje heeft gelikt. Verdachte stelt dat hij deze handelingen niet heeft gepleegd, maar dit alleen maar heeft verklaard, omdat hij dacht zo snel van de hele zaak af te zijn. Verdachte verklaart dat hij op vragen van de politie elke keer maar geantwoord heeft met ‘ja’.
De rechtbank volgt verdachte niet in zijn verweer en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft bij de politie op 26 april 2007 over de door hem bestreden seksuele handelingen gedetailleerd verklaard. Op pagina 47 van het dossier vertelt hij over een keer dat hij en [slachtoffer 1] in zijn slaapkamer een pornoboekje lazen. In dit boekje stond een verhaal over ontucht van een vader met zijn dochter, waarbij de vader de dochter aan de vagina likte en vingerde. Verdachte heeft toen [slachtoffer 1] gevraagd of hij dat bij haar ook mocht doen. Toen zij niets zei, heeft hij haar broek omlaag getrokken en haar aan haar kutje gelikt en haar gevingerd. Wanneer hem wordt gevraagd wat hij met vingeren bedoelt, zegt hij: “Met mijn middelvinger in haar kutje gaan”. Op de vraag waar hij likt, antwoordt hij: “Aan haar clitoris”. Op de vraag wat [slachtoffer 1] vond van het vingeren verklaart verdachte: “De eerste keer was ze er vals over, maar als ze dan geld kreeg, was het weer goed”. Dat verdachte, anders dan hij stelt, niet alle vragen met ‘ja’ beantwoordde om er maar van af te zijn, blijkt uit de omstandigheid dat hij is blijven ontkennen dat [slachtoffer 1] hem heeft gepijpt of afgetrokken.
Tenslotte draagt aan de overtuiging dat verdachte verder is gegaan dan het wrijven over de benen en het betasten van de borsten van zijn nichtje bij de verklaring van getuige
[moeder slachtoffer 1], de moeder van aangeefster. Deze verklaart dat haar dochter, hoewel zij niet in detail wilde vertellen over het seksuele misbruik, haar wel heeft verteld dat verdachte met zijn hand in haar broek is gegaan.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat ten aanzien van de tenlastegelegde periode van
1 maart 2000 tot 21 maart 2001 gelet op de verklaring van aangeefster het wettig bewijs ontbreekt, zodat verdachte van dat deel van de tenlastegelegde periode behoort te worden vrijgesproken.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat eveneens het wettig bewijs ontbreekt ten aanzien van de tenlastegelegde seksuele handelingen : “zijn penis doen aftrekken door [slachtoffer 1]” en “zijn penis in de mond van [slachtoffer 1] gebracht en/of gehouden”, zodat verdachte ook van die delen van de tenlastelegging behoort te worden vrijgesproken. Op deze onderdelen wordt de verklaring van aangeefster namelijk niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
Primair
op tijdstippen in de periode van 21 maart 2001 tot 21 maart 2003 te Nuland, gemeente Maasdonk, met [slachtoffer 1] die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] hebbende/is verdachte telkens
- over de benen van [slachtoffer 1] gewreven en/of
- de borsten van [slachtoffer 1] aangeraakt en/of
- met zijn tong aan de vagina van [slachtoffer 1] gelikt en/of
- met zijn vinger de vagina van [slachtoffer 1] binnengedrongen en/of
- zich in het bijzijn van [slachtoffer 1] afgetrokken.
(artikel 245 Wetboek van Strafrecht)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a (oud), 14b (oud), 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57,
245 (oud), 245.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie:
- bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde;
- een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde begeleiding en toezicht door de reclassering, ook indien dat inhoudt deelname aan een behandeling bij Kairos te Nijmegen;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging:
De verdediging verzoekt de rechtbank geen gevangenisstraf op te leggen, aangezien dat zinloos is en er dan slechts sprake zou zijn van leedtoevoeging. De verdediging verzoekt de rechtbank te volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke straf
Het oordeel van de rechtbank over de op te leggen straf en maatregel.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn nichtje die ten tijde van de aanvang van het misbruik pas 14 jaar oud was. De ontuchtige handelingen met zijn nichtje hebben zich vervolgens over een periode van twee jaar uitgestrekt en zijn pas gestopt nadat het nichtje een ander familielid op de hoogte had gebracht van de ontuchtige handelingen van haar oom. Het is algemeen bekend dat dergelijke gedragingen gedurende zeer lange tijd (op bijna niet meer te herstellen wijze) ernstige schade toebrengen aan de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van het slachtoffer, zoals ook blijkt uit het door het slachtoffer ingediende voegingsformulier benadeelde partij. Bovendien heeft verdachte door zijn handelen het vertrouwen dat kinderen in volwassenen mogen stellen ernstig beschaamd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid:
- verdachte werd terzake strafbare feiten soortgelijk aan het door hem gepleegde strafbare feit niet eerder tot straf veroordeeld;
- de lichamelijke beperkingen waar verdachte inmiddels mee te kampen heeft. Verdachte heeft in 2004 een herseninfarct gehad waaraan hij een hersenafwijking heeft overgehouden. Verdachte woont in een voorziening voor lichamelijk gehandicapten te Boxmeer.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de inhoud van het omtrent verdachte opgemaakte rapport van de reclassering d.d. 10 december 2007. De reclassering adviseert een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank is echter gelet op de ernst van de gepleegde strafbare feiten en de nadelige consequenties die de feiten voor het slachtoffer hebben gehad van oordeel dat niet volstaan kan worden met oplegging van een geheel voorwaardelijke straf.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Gelet op de partiële vrijspraken en geestelijke beperkingen van verdachte zal de rechtbank een aanzienlijk lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen als door de officier van justitie geëist.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien
jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan
uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen
gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren
en bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de
aanwijzingen, hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio
's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG 's-Hertogenbosch, zolang deze
instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien dat inhoudt deelname aan een
poliklinische behandeling bij Kairos te Nijmegen.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d
van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. primair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1500,00 subsidiair 30 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 1.500,-
(zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen
door 30 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een
bedrag van EUR 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd
voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en F.P.E. Wiemans, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kruitwagen, griffier,
en is uitgesproken op 21 december 2007.
______________________________________________________________
1 Aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 28 maart 2007, pag. 21 tot en met 28.
2 Verklaring verdachte d.d. 25 april 2007, pag. 35 tot en met 45.
3 Verklaring verdachte d.d. 26 april 2007, pag. 46 tot en met 52.
__________________________________________________________________
4 Verklaring van getuige [moeder slachtoffer 1] d.d. 10 april 2007, pag. 29 tot en met 34.
??
??
10
Parketnummer: 01/840714-07
[verdachte]