ECLI:NL:RBSHE:2007:BC0429

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825380-07 (nw)
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarigen en verspreiding van schadelijke afbeeldingen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 19 december 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere ontuchtige handelingen met minderjarigen en het verspreiden van schadelijke afbeeldingen. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van een minderjarige, het plegen van ontuchtige handelingen met minderjarigen en het vertonen van schadelijke afbeeldingen aan minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldeed aan de wettelijke eisen en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De verdachte is op basis van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen wettig en overtuigend schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact op de slachtoffers. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en onderworpen aan reclasseringstoezicht. Daarnaast zijn er schadevergoedingen opgelegd aan de benadeelde partijen, die door de rechtbank zijn toegewezen. De rechtbank heeft benadrukt dat de slachtoffers in een afhankelijke positie verkeerden en dat de verdachte zich niet heeft gehouden aan de integriteit van de slachtoffers. De uitspraak is gedaan in het belang van de normhandhaving en ter bescherming van de slachtoffers.

Uitspraak

verkort vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825380-07
Datum uitspraak: 19 december 2007
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [woonplaats], [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 december 2007. De rechtbank heeft daarbij in acht genomen het arrest van het gerechtshof alhier van 8 november 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 augustus 2007.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 5 december 2007 gewijzigd.
Aan verdachte is met inbegrip van deze wijziging tenlastegelegd dat:
1. hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01
juli 2006 tot en met 1 september 2006 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
met [slachtoffer 1] die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1],
hebbende verdachte (telkens) een of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de
vagina van [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
(artikel 245 Wetboek van Strafrecht)
2. hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 jul
2006 tot en met 1 september 2006 te Geldrop, gemeent Geldrop-Mierlo (telkens)
met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 1991), die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit het strelen
en/of betasten van de borst(en) en/of de vagina van [slachtoffer 1];
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht) ;
3. hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 13
november 1996 tot en met 1 januari 2001 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo
en/of te Eindhoven, met [slachtoffer 2], die toen de leeftijd van twaalf
jaren nog niet had bereikt, (telkens)een of meer handeling(en) heeft gepleegd,
die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] hebbende verdachte
(telkens) zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus en/of mond van [slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en/of zijn, verdachtes, penis tegen de
vagina en/of anus van [slachtoffer 2] geduwd en/of gehouden en/of zijn,
verdachtes, penis door [slachtoffer 2] laten likken;
(artikel 244 Wetboek van Strafrecht)
4. hij op of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 21 augustus 2005,
te Geldrop, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, een of meer
afbeelding(en) en/of voorwerpen, namelijk een of meer boekjes en/of een of
meer video-/filmbeelden (opgenomen op een of meer DVD's), telkens inhoudende
een of meer afbeeldingen van (naakte) personen die seksuele handelingen
(waaronder vaginale en orale penetratie van een vrouw door een man) met elkaar
verrichten, waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen
beneden de leeftijd van zestien jaren, heeft verstrekt, aangeboden en/of
vertoond aan een minderjarige persoon, te weten aan [slachtoffer 3], geboren
[geboortedatum] 1997, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze
jonger was dan zestien jaren;
(artikel 240a van het Wetboek van Strafrecht)
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. op tijdstippen in de periode van 01 juli 2006 tot en met 1 september 2006 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, met [slachtoffer 1] die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, telkens buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die telkens bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1], hebbende verdachte telkens een of meer van zijn, verdachtes, vingers in de
vagina van [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
2. op tijdstippen in de periode van 01 juli 2006 tot en met 1 september 2006 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo telkens met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 1991), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, telkens buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, telkens bestaande uit het strelen en/of betasten van de borsten en/of de vagina van [slachtoffer 1];
3. op tijdstippen in de periode van 13 november 1996 tot en met 1 januari 2001 te Eindhoven, met [slachtoffer 2], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, telkens handelingen heeft gepleegd, die telkens bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] hebbende verdachte
telkens zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en/of anus van [slachtoffer 2] geduwd en/of gehouden en zijn, verdachtes, penis door [slachtoffer 2] laten likken;
4. in de periode van 1 juli 2005 tot en met 21 augustus 2005 te Geldrop, afbeeldingen en voorwerpen, namelijk een of meer boekjes en/of een of meer video-/filmbeelden (opgenomen op een of meer DVD's), telkens inhoudende een of meer afbeeldingen van (naakte) personen die seksuele handelingen (waaronder vaginale penetratie van een vrouw door een man) met elkaar verrichten, waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaren, heeft verstrekt, aangeboden en/of vertoond aan een minderjarige persoon, te weten aan [slachtoffer 3], geboren [geboortedatum] 1997, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze jonger was dan zestien jaren.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 60a, 240a, 244, 245, 247.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
- een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek en bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht ook indien dit een behandeling bij “De Omslag” of een soortgelijke instelling mocht inhouden;
- toewijzing van de vordering van [slachtoffer 1] tot een bedrag van EUR 2.500,-- met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel tot voornoemd bedrag subsidiair 42 dagen hechtenis, waarbij het overige niet ontvankelijk dient te worden verklaard;
- toewijzing van de vordering van [slachtoffer 2] tot een bedrag van EUR 5.765,-- met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel tot voornoemd bedrag subsidiair 58 dagen hechtenis, waarbij het overige niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte heeft zijn (zeer) jonge slachtoffers seksueel misbruikt en hen daardoor onherstelbaar leed aangedaan. Een dergelijk handelen wordt door slachtoffers als zeer ingrijpend ervaren en kan ernstige nadelige gevolgen op emotioneel en seksueel gebied voor het slachtoffer meebrengen. Door zijn handelen heeft verdachte op verregaande wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van slachtoffers en heeft hij op geen enkele wijze rekening gehouden met de voor slachtoffers mogelijk nadelige gevolgen;
- de slachtoffers bevonden zich in een afhankelijke positie ten opzichte van verdachte en waren weinig weerbaar, hetgeen verdachte wist of kon weten danwel had moeten vermoeden;
- de (zeer) jeugdige leeftijd van de slachtoffers;
- verdachte heeft ter terechtzitting toegegeven dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het strafbare feit dat "ad informandum" is vermeld op de inleidende dagvaarding, voor welk feit verdachte niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten gunste van verdachte:
- verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet;
- verdachte was blijkens een omtrent zijn persoon opgesteld psychologisch rapport ten tijde van het plegen van de feiten licht verminderd tot verminderd toerekeningsvatbaar;
- verdachte heeft de hem in het kader van een schorsing van zijn voorlopige hechtenis opgelegde bijzondere voorwaarden, waaronder een ambulante behandeling bij “De Omslag” tot aan de zitting van 5 december 2007 naar behoren nageleefd.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde, omdat zij van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
ten aanzien van de feiten 1 en 2:
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover die hierna zal worden toegewezen, van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezenverklaarde strafbare feiten 1 en 2 door de handelingen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden tot een bedrag van 1.000,-- euro kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
Het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij is niet van zodanig eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal tevens de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht aan benadeelde en de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat daadwerkelijk schadevergoeding aan de benadeelde bevordert.
Aan verdachte worden meerdere wijzen van vergoeding van dezelfde schade opgelegd. In verband hiermee zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde zal zijn gekweten tot het bedrag waarvoor verdachte heeft voldaan aan een van de hiervoor genoemde wijzen van schadevergoeding.
Verdachte zal, als de in het ongelijk gestelde partij, verwezen worden in de door de benadeelde partij terzake haar voeging in deze strafzaak gemaakte kosten, tot op heden begroot op nihil.
ten aanzien van feit 3:
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover die hierna zal worden toegewezen, van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feit 3 door de handelingen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden tot een bedrag van 5.765,-- euro kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen, zijnde de opgevoerde materiële kosten en de door de rechtbank op 5.000,-- euro gewaardeerde immateriële kosten.
Het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij is niet van zodanig eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal tevens de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht aan benadeelde en de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat daadwerkelijk schadevergoeding aan de benadeelde bevordert.
Aan verdachte worden meerdere wijzen van vergoeding van dezelfde schade opgelegd. In verband hiermee zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde zal zijn gekweten tot het bedrag waarvoor verdachte heeft voldaan aan een van de hiervoor genoemde wijzen van schadevergoeding.
Verdachte zal, als de in het ongelijk gestelde partij, verwezen worden in de door de benadeelde partij terzake haar voeging in deze strafzaak gemaakte kosten, tot op heden begroot op nihil.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren
heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit
het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
t.a.v. feit 2:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige
handelingen plegen, meermalen gepleegd.
t.a.v. feit 3:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan
uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen
gepleegd.
t.a.v. feit 4:
Een afbeelding en een voorwerp bevattende een afbeelding, waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, verstrekken, aanbieden en/of vertonen aan een minderjarige van wie de dader weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze jonger is dan zestien jaar, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
en de bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de
aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio
's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze
instelling zulks noodzakelijk acht, ook als dit een behandeling bij "De Omslag"
van het GGzE Grote Beek of een soortgelijke instelling mocht inhouden.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
t.a.v. feit 1, feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 1.000,--
(zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [[slachtoffer 1]] van een
bedrag van EUR 1.000,-- (zegge: duizend euro).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering terzake het overige niet
ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd
voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 3:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 5765,00 subsidiair 58 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 5.765,--
(zegge: vijfduizendzevenhonderdvijfenzestig euro), bij gebreke van betaling en
verhaal te vervangen door 58 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een
bedrag van EUR 5.765,-- (zegge: vijfduizendzevenhonderdvijfenzestig euro).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering terzake het overige niet
ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd
voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. C.B.M. Bruens en mr. I.M. Nusselder, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 19 december 2007.