Rapport D.M.L. Versteijnen (psycholoog/psychotherapeut) d.d. 25 september 2007.
In het psychologisch rapport is het volgende – zakelijk weergegeven – overwogen:
Er is sprake van een ziekelijke stoornis, in de zin van een verslaving aan alcohol en misbruik van qat. Daarnaast is er sprake van acculturatieproblematiek. Er is mogelijk sprake van persoonlijkheidsproblematiek, maar dat laat zich op basis van dit onderzoek niet eenduidig vaststellen of uitsluiten.
Dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde.
De geconstateerde problematiek beïnvloedde de gedragskeuzen c.q. gedragingen van betrokkene.
Betrokkene verkeert na zijn komst in Nederland in een kansarme situatie. Hij is de Nederlandse taal onvoldoende machtig, heeft geen adequate opleiding afgerond en heeft een aantal baantjes onder zijn niveau gehad. Om zijn tijd door te brengen en zijn isolement te doorbreken, gaat hij toenemend naar qat-sessies binnen de Somalische gemeenschap. Naast overmatig qatgebruik gaat hij ook alcohol gebruiken om “rust” te vinden.
Door dit alcoholgebruik en zijn lage sociale status (op basis van zijn clan) raakt hij ook binnen de Somalische gemeenschap toenemend geïsoleerd. Het middelengebruik neemt toe, waardoor betrokkene in een negatieve spiraal raakt, niet meer in staat is om te werken, geen onderdak heeft, op straat leeft en steelt voor zijn levensonderhoud.
Aan deze onderkant van de samenleving laat hij een antisociale levensstijl zien, waarin een lage drempel ontstaat voor agressie en fysiek geweld bij onderlinge onenigheid.
Betrokkene gebruikt chronisch alcohol en qat. Ten tijde van de delicten had hij deze middelen ook gebruikt, maar hij geeft zelf aan dat dit geen rol gespeeld zou hebben in de delicten.
Er kan gesproken worden van een enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Wanneer de problematiek van betrokkene onbehandeld blijft, is een recidief in soortgelijke delicten te verwachten.
Betrokkene heeft laten zien een negatieve attitude te hebben ten opzichte van behandeling.
Er is geen overeenstemming te bereiken over voorwaarden, dat wil zeggen dat de inschatting is dat betrokkene er mogelijk wel mee in zal stemmen maar er zich niet aan zal houden. De materiële indicatoren (wonen, werk, opleiding, financiën) zijn ongunstig. Betrokkene heeft geen dagbesteding en heeft geen adequate sociale steun.
Op basis van deze gestructureerde risicotaxatie kan geconcludeerd worden dat de kans op delictrecidive erg hoog is.
De verslaving geeft het grootste risico op een recidief. Om de kans op recidief te verminderen, is het van belang om deze gedegen te behandelen. Daarbij staat de verslaving vanzelfsprekend niet op zichzelf. De factoren die bijdragen aan de verslaving (acculturatieproblematiek, resulterend in gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal, gebrekkige opleiding, verminderde arbeidskansen, dakloosheid, sociaal isolement) dienen ook aangepakt te worden. Dit alles vraagt om een langer durend project.
Uit behandelingen uit het verleden blijkt dat dit op vrijwillige basis niet mogelijk is, omdat betrokkene steeds snel afhaakt en dan terugvalt in zijn verslavingsgedrag. Er wordt daarom geadviseerd te zoeken naar een behandeling binnen een gedwongen kader.
Gedacht kan worden aan een maatregel Inrichting Stelselmatige Daders (ISD), waarbij binnen een daartoe aangewezen instelling gewerkt kan worden aan de verslaving en preventie van terugval.