ECLI:NL:RBSHE:2007:BC0412

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/820216-07 (nw)
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting in de relationele sfeer met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 19 december 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar, alsook een werkstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer, die verklaarde dat zij op 18 september 2006 in Geldrop door de verdachte was gedwongen tot seksuele handelingen. De verdachte heeft tijdens het proces ontkend dat er sprake was van verkrachting, maar de rechtbank oordeelde dat de aangifte van het slachtoffer voldoende steun vond in de bewijsvoering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen door middel van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft daarbij gelet op de verklaringen van het slachtoffer en de omstandigheden waaronder de feiten zich hebben voorgedaan. De verdachte heeft weliswaar spijt betuigd, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet afdoet aan de ernst van het delict. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de subsidiaire tenlasteleggingen, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere onbesproken gedrag en de recente geboorte van zijn kind. Dit heeft geleid tot een lagere straf dan door de officier van justitie was geëist. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat deze niet eenvoudig van aard was en derhalve niet in het strafgeding kon worden behandeld.

Uitspraak

verkort vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/820216-07
Datum uitspraak: 19 december 2007
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
wonende te [woonplaats], [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 december 2007. De rechtbank heeft daarbij gelet op het arrest van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch van 8 november 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 mei 2007.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 september 2006 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte
[slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de
vagina van [slachtoffer] duwde/bracht en/of de vagina en/of de schaamstreek van
[slachtoffer] betastte, en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
- (ondanks het wegduwen en/of slaan en/of stoten van hem, verdachte, door
[slachtoffer]) door is gegaan met (een of meer van) voornoemde
handelingen en/of
- (onverhoeds) de vagina en/of de schaamstreek van [slachtoffer] heeft betast
en/of
- (onverhoeds) zijn, verdachtes, (in erectie verkerende) penis in de vagina
van [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of (aldus) voor [slachtoffer] een
bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 september 2006 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,,
met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat [slachtoffer] in staat
van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
dat [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te
bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende
verdachte, (terwijl [slachtoffer] sliep):
- de vagina en/of de schaamstreek van [slachtoffer] betast en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van [slachtoffer] geduwd/gebracht;
art 243 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 20 september 2006 tot
en met 27 september 2006 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, (telkens) door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte
zijn, verdachtes, (in erectie verkerende) penis gebracht/gehouden in de mond
van [slachtoffer] en/of zijn, verdachtes, (in erectie verkerende) penis laten
betasten door [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens):
- (ondanks de afkeurende reactie van [slachtoffer]) is doorgegaan met een of
meer van voornoemde handelingen en/of
- (met kracht) het hoofd van [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (vervolgens)
in de richting heeft gebracht van zijn, verdachtes, penis en/of
- de hand van [slachtoffer] heeft gepakt en/of (vervolgens) (onverhoeds) op
zijn, verdachtes, (in erectie verkerende) penis heeft gelegd en/of (aldus)
(telkens) voor [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 20 september 2006 tot
en met 27 september 2006 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,, (telkens) door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het
plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
betasten van zijn, verdachtes, penis en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) uit het (telkens) pakken van de hand van [slachtoffer] en/of
(vervolgens) (onverhoeds) het leggen van die hand op zijn, verdachtes, penis;
art 246 Wetboek van Strafrecht
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewijsbeslissing.
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde:
De rechtbank acht de onder 1 primair tenlastegelegde verkrachting bewezen waartoe het navolgende wordt overwogen.
Het slachtoffer heeft in haar aangifte verklaard dat zij ’s-nachts wakker werd en dat zij voelde dat de verdachte met zijn handen tussen haar benen zat waarop zij hem vertelde dat hij moest ophouden en dat zij dat niet wilde. Toen zij weer is gaan slapen, voelde zij dat de verdachte met zijn geslachtsdeel in haar vagina zat waarbij de verdachte de string die zij droeg opzij had geschoven. Het slachtoffer heeft de verdachte daarop een stomp met haar elleboog gegeven en is vervolgens verder gaan slapen. Op een gegeven moment werd zij wakker van harde stoten en voelde zij dat hij met zijn penis vaginaal bij haar was binnengedrongen.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij het slachtoffer met aanraken geprobeerd heeft tot seks over te halen maar dat dit niet lukte en dat zij toen zijn gaan slapen. Vervolgens heeft hij die nacht, terwijl het slachtoffer op haar rechterzijde lag, haar string een beetje aan de kant gedaan en heeft hij haar met zijn linkerhand gestreeld over haar vagina waarna hij een por met haar elleboog had gekregen. Later had hij de string van het slachtoffer wederom opzij gedaan waarna hij zijn stijve penis bij haar van achteren in haar vagina had geduwd en daarmee een paar keer op en neer is gegaan. Ten slotte verklaart de verdachte dat hij het erg vindt dat hij tegen de wil van het slachtoffer vaginaal bij haar is binnengedrongen en dat hij daar spijt van heeft.
Vorengenoemde verklaringen worden ondersteund door de verklaring van verdachtes moeder die bij de politie heeft aangegeven dat de verdachte haar had verteld dat hij seks met het slachtoffer had gehad terwijl zij lag te slapen. Ook de verklaring van [getuige], vriendin van het slachtoffer, waarin zij relateert dat het slachtoffer haar verteld had dat ze met de verdachte naar bed was geweest zonder dat ze het wilde en dat het slachtoffer terwijl ze dit vertelde emotioneel was terwijl ze dat normaliter helemaal niet is, ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil heeft ondergaan en dat de tenlastegelegde dwang is geschied door middel van feitelijkheden. De verdachte heeft het slachtoffer immers terwijl zij sliep, onverhoeds (van achteren) benaderd waarna hij de bestreden handelingen heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat er naast de aangifte onvoldoende steunbewijs is, zodat het voor een veroordeling noodzakelijke wettig bewijs ontbreekt. De rechtbank merkt daarbij op dat er zich weliswaar verklaringen in het dossier bevinden die de lezing van het slachtoffer (deels) ondersteunen, maar dat deze verklaringen allemaal dezelfde bron hebben, namelijk aangeefster zelf.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. primair
op 18 september 2006 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
door feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het
ondergaan van handelingen die mede bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte
[slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de
vagina van [slachtoffer] duwde/bracht en de vagina en de schaamstreek van
[slachtoffer] betastte, en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte:
- onverhoeds de vagina en/of de schaamstreek van [slachtoffer] heeft betast
en
- onverhoeds zijn, verdachtes, (in erectie verkerende) penis in de vagina
van [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht.
art 242 Wetboek van Strafrecht
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 242.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
- bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde;
- een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij bij wijze van voorschot tot een bedrag van € 1.000,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- niet-ontvankelijkverklaring van het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij.
De rechtbank zal de officier van justitie niet volgen in de door haar geformuleerde strafeis. De hierna te noemen redenen zijn daartoe van belang.
Anders dan de officier van justitie zal de rechtbank niet het onder 2 tenlastegelegde bewezen verklaren, zoals hiervoor overwogen.
Bij de straftoemeting ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit, de verkrachting, stelt de rechtbank als uitgangspunt voorop, dat in het algemeen slechts een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf als passend kan worden beschouwd. Dit hangt samen met de hoogte van het wettelijk strafmaximum, waarmee verkrachting is bedreigd. Het gaat om een ernstig strafbaar feit, waardoor in de meeste gevallen niet alleen de rechtsorde ernstig is geschokt maar vooral een groot leed aan het slachtoffer is toegebracht met ernstige (psychische) gevolgen op zowel korte als langere termijn.
De rechtbank komt in onderhavige zaak op grond van de inhoud van het dossier evenwel tot een andere strafoplegging die aanzienlijk zal afwijken van de eis van de officier van justitie.
Aangeefster heeft niet onmiddellijk van het strafbare feit bij de politie aangifte gedaan. Zij heeft om redenen, waarin de rechtbank niet zal treden, eerst getracht direct of indirect met verdachte in gesprek te komen over het waarom van de beëindiging van hun ongeveer drie maanden durende relatie en zijn handelen zoals dat later door de officier van justitie is tenlastegelegd. Eerst toen verdachte tijdens het laatste bezoek aangaf niet meer te willen praten over de relatie met aangeefster, heeft zij, volgens de verklaring van verdachte en zijn moeder, die daarbij eveneens aanwezig was, gedreigd bij de politie aangifte te doen van verkrachting. Toen dit niet tot het door haar gewenste gesprek met verdachte leidde, heeft zij besloten naar de politie te gaan. Vervolgens is zij op 18 oktober 2006 daadwerkelijk naar de politie gegaan. De rechtbank kan dit, gelet op de inhoud van het dossier, niet anders uitleggen, dan dat in de beleving van aangeefster ook het achterwege laten van aangifte op enig moment tot de mogelijkheden heeft behoord. Daarmee is niets ten nadele van aangeefster opgemerkt, maar één en ander is wel van belang voor de door de rechtbank toe te passen straftoemeting.
In het verlengde daarvan heeft de rechtbank laten meewegen, dat aangeefster wederom zelf ervoor heeft gekozen de relatie met de verdachte - zeker in de beleving van verdachte - niet onmiddellijk te beëindigen na het plegen van het onderhavige feit, maar deze nog voor een korte tijd te laten voortduren.
De rechtbank acht verder bij de bepaling van het passende strafrechtelijke sanctiepakket van belang, dat de feitelijkheden waardoor aangeefster de seksuele handelingen gedwongen moest ondergaan, kunnen worden omschreven als de lichtst denkbare die vallen onder het bereik van het delict verkrachting, als omschreven in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank tot slot rekening met de bij de politie afgelegde verklaringen, die niet anders kunnen worden verstaan dan dat verdachte ook zelf begrijpt dat hij te ver is gegaan tijdens zijn toenmalige relatie met aangeefster. Dat verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting bijna het tegenovergestelde heeft verklaard, rekent de rechtbank hem niet al te zwaar aan tegen de achtergrond van het feit dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, alsmede gelet op de omstandigheid dat hij samen met zijn huidige partner zeer onlangs vader is geworden van een kind.
De hiervoor genoemde overwegingen dienen naar het oordeel van de rechtbank te leiden tot de oplegging van na te noemen voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient er vooral toe verdachte aan te sporen zijn bovengemiddelde alcoholgebruik, zoals dat plaatsvond in de periode waarin het strafbare feit speelde, in de toekomst na te laten ten einde recidive van een gewelddadig delict in de toekomst te voorkomen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair en subsidiair en meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. feit 1 primair:
Verkrachting.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 2 primair, feit 2 subsidiair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en
overtuigend bewezen.
T.a.v. feit 1 primair:
Werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis met aftrek
overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te
verrichten arbeid.
T.a.v. feit 1 primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren.
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2 primair, feit 2 subsidiair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering, nu de vordering niet eenvoudig van aard is.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden
begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. C.B.M. Bruens en mr. I.M. Nusselder, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kruitwagen, griffier,
en is uitgesproken op 19 december 2007.