ECLI:NL:RBSHE:2007:BB9886

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825182-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord met voorbedachten rade in Eindhoven

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 14 december 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van moord. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 25 maart 2007 in Eindhoven, waar de verdachte samen met anderen, of alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade het leven van een slachtoffer heeft beroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een pistool heeft aangeschaft, dit pistool heeft meegenomen naar de woning van zijn zoon, en het vervolgens op het slachtoffer heeft gericht en afgevuurd. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die stelde dat er geen opzet was en dat het een ongeluk was, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte bewust heeft gehandeld en dat zijn daad het gevolg was van een vooraf genomen besluit, wat duidt op kalm beraad en rustig overleg. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan moord en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 11.018,60 toegewezen aan de benadeelde partij, met de verplichting tot betaling aan de Staat bij gebreke van betaling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder rapporten over zijn geestelijke gezondheid, maar oordeelde dat de ernst van het feit en het leed dat aan de nabestaanden is toegebracht, zwaarwegend waren in de strafoplegging.

Uitspraak

verkort vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825182-07
Datum uitspraak: 14 december 2007
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
wonende te [woonplaats] [adres]
thans gedetineerd te: PI Vught - Nieuw Vosseveld 1 GEV.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 november 2007 en 17 september 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 mei 2007.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 maart 2007 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, een pistool, althans een vuurwapen, gericht en/of gericht gehouden op die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) met dat/een pistool, althans dat/een vuurwapen, een kogel in het lichaam van die [slachtoffer 1] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
(artikel 289 / 287 Wetboek van Strafrecht)
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Bewijsoverweging.
De raadsman van verdachte heeft – kort gezegd – aangevoerd dat verdachte het slachtoffer niet met voorbedachten rade en niet opzettelijk heeft doodgeschoten. Verdachte zou het slachtoffer met het pistool slechts hebben willen bedreigen waarbij verdachte het pistool naar beneden heeft gericht en derhalve niet op het slachtoffer en vervolgens zou het pistool per ongeluk zijn afgegaan. De raadsman concludeert dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het tenlastegelegde.
De rechtbank gaat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
- verdachte heeft op enig moment het pistool en de patroonhouder aangeschaft;
- verdachte heeft het pistool en de patroonhouder in zijn jaszak meegenomen naar de woning van [ zoon van verdachte] danwel het pistool en de patroonhouder lagen reeds boven in die woning en verdachte heeft het pistool en de patroonhouder daar gepakt. De rechtbank is van oordeel dat dit een bewuste handeling is. Verdachte had ook een andere keuze kunnen maken; hij had bijvoorbeeld de woning kunnen verlaten.
- verdachte heeft de patroonhouder in het pistool geplaatst;
- verdachte heeft het pistool doorgeladen;
- verdachte heeft het pistool op het slachtoffer gericht. De rechtbank is van oordeel dat het, gelet op de door de getuige-deskundigen Lucas en De Bruijn ter terechtzitting van 30 november 2007 gepresenteerde schotbaanreconstructie, onmogelijk is dat verdachte het pistool naar beneden had gericht op het moment van schieten;
- verdachte heeft de trekker overgehaald en een kogel in het lichaam van het slachtoffer geschoten.
Uit deze feiten en omstandigheden volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte bewust heeft gehandeld en dat zijn daad het gevolg is van een te voren genomen besluit en dat verdachte in het tijdsverloop tussen het besluit en de uitvoering tijd had zich te beraden over het besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Dit levert op kalm beraad en rustig overleg. Op grond van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierna bewezen is verklaard. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 25 maart 2007 te Eindhoven opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg een pistool gericht en/of gericht gehouden op die [slachtoffer 1] en vervolgens met dat pistool een kogel in het lichaam van die [slachtoffer 1] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 289
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van moord:
Een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar met aftrek van voorarrest.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te weten een bedrag van € 11.018,60, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte heeft de nabestaanden van het slachtoffer onbeschrijflijk veel leed toegebracht.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid die tot matiging van de straf heeft geleid:
- uit de omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte rapporten, te weten het psychiatrische rapport door D.H.A. Baar van 4 juli 2007 en het psychologische rapport door B.Y. van Toorn van 23 juli 2007, blijkt dat het door hem gepleegde strafbare feit in (licht) verminderde mate aan hem kan worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank zal dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezenverklaarde.
De vordering van de [benadeelde partij 1]
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
moord
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
Gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 11.018,60 subsidiair 85 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] van een bedrag van EUR 11.018,60 (zegge: elfduizendachttien euro en zestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 85 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van een bedrag van EUR 11.018,60 (zegge: elfduizendachttien euro en zestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van voldoening van de factuur aan Monuta Sol, Uitvaartzorg en verzekeringen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.M. de Klerk, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. W.J. Kolkert, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Pol-Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 14 december 2007.