ECLI:NL:RBSHE:2007:BB9694

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/821351-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarigen

In deze zaak, die op 4 december 2007 door de Rechtbank 's-Hertogenbosch werd behandeld, stond de verdachte terecht op beschuldiging van ontucht met twee minderjarige meisjes, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De tenlastelegging betrof ontuchtige handelingen die zouden hebben plaatsgevonden tussen 1 januari 2003 en 4 maart 2005. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding voor de benadeelde partij. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de slachtoffers niet voldoende waren om de verdachte wettig en overtuigend te veroordelen. De rechtbank merkte op dat de aangiften van de slachtoffers niet door objectief bewijs werden ondersteund en dat de verklaringen van de getuigen voornamelijk gebaseerd waren op wat de slachtoffers hen hadden verteld. De rechtbank concludeerde dat de enkele verklaringen van de slachtoffers onvoldoende waren voor een bewezenverklaring van de ontuchtige handelingen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van het hem tenlastegelegde feit werd vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 november 2007.

Uitspraak

vonnis (promis)
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/821351-07
Datum uitspraak: 04 december 2007
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
wonende te [woonplaats], [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 november 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 oktober 2007.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2003 tot en met 04 maart 2005 te De Rips, gemeente Gemert-Bakel, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1994, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (onder de kleding) over de vagina van die [slachtoffer 1] gewreven, althans de vagina van die [slachtoffer 1] betast;
[artikel 249 Wetboek van Strafrecht];
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2003 tot en met 04 maart 2005 te De Rips, gemeente Gemert-Bakel,, met [slachtoffer 1] (geboortedatum [geboortedatum] 1994), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (onder de kleding) wrijven over de vagina van die [slachtoffer 1], althans het betasten van de vagina van die [slachtoffer 1];
[artikel 247 Wetboek van Strafrecht];
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2004 tot en met 30 november 2004 te De Rips, gemeente Gemert-Bakel, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1991, immers heeft hij, verdachte, de borst(en) van die [slachtoffer 2] betast;
[artikel 249 Wetboek van Strafrecht];
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2004 tot en met 30 november 2004 te De Rips, gemeente Gemert-Bakel,, met [slachtoffer 2] ( [geboortedatum] 1991), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer 2];
[artikel 247 Wetboek van Strafrecht].
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Inleiding.
In de periode van 1 januari 2003 t/m november 2004 heeft verdachte in De Rips meerdere keren opgepast op de minderjarige kinderen van de [moeder], te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Verdachte heeft hen daarbij ook naar de slaapkamer gebracht.
[slachtoffer 1] beschuldigt verdachte ervan dat hij daarbij op verschillende tijdstippen haar vagina heeft betast. [slachtoffer 2] beschuldigt verdachte ervan dat hij op een avond in oktober/ november 2004 haar -door hem- ontblote borsten op ontuchtige wijze heeft betast. Verdachte ontkent de ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 1] te hebben gepleegd en
verklaart dat hij de borsten van [slachtoffer 2] eenmaal per ongeluk -heel kort- heeft aangeraakt.
Het standpunt en de vordering van de officier van justitie.
De officier van justitie acht feit 1 primair en feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat aangeefsters authentiek, gedetailleerd en consistent hebben verklaard en dat deze verklaringen elkaar onderling ondersteunen en daarnaast voldoende worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, te weten: de verklaringen van [moeder], [vader] [getuige 1] [getuige 2], de inhoud
van het sms-bericht afkomstig van verdachte aan [moeder] waarin verdachte zich uitlaat over ‘fouten’ hetgeen duidt op meerdere incidenten en verdachtes eigen verklaring
ter zitting afgelegd daar waar hij erkent dat hij in oktober/november 2004 de borsten van [slachtoffer 2] heeft aangeraakt.
Gelet op de ernst van de feiten, de gevolgen daarvan voor de slachtoffers en het blanco strafblad van verdachte vordert de officier van justitie:
*een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd
van 2 jaren;
*toewijzing van de gevorderde materiële schade (EUR 34,=) en gedeeltelijke toewijzing
(als voorschot) van de gevorderde immateriële schade (EUR 1.500,=) door benadeelde
partij [slachtoffer 1].
Het standpunt van de raadsman.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van alle tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Voor wat betreft het sms-bericht waarin verdachte spreekt van ‘fouten’ heeft de raadsman aangevoerd dat dit niet duidt op meer incidenten, doch op hetgeen verdachte ter zitting daaromtrent heeft aangevoerd, te weten dat het fout was met een 13-jarig meisje ([slachtoffer 2]) te stoeien, dat hij de borsten van [slachtoffer 2] per ongeluk heeft aangeraakt en dat hij heeft verzuimd direct na dit incident de moeder van [slachtoffer 2] en zijn eigen echtgenote hieromtrent te informeren.
Ten aanzien van de vermeende ontuchtige handelingen jegens [slachtoffer 1] heeft de raadsman gesteld dat er slechts sprake is van één rechtstreeks bewijsmiddel, zijnde hetgeen aangeefster [slachtoffer 1] aan de politie heeft verklaard, en dat de verklaringen van de getuigen enkel zijn gebaseerd op hetgeen [slachtoffer 1] hen heeft verteld, dit terwijl verdachte deze aantijgingen ten stelligste ontkent. Voor wat betreft de vermeende ontuchtige intentie van verdachte bij [slachtoffer 2] heeft de raadsman aangevoerd dat er geen enkele aanleiding bestaat om aan de verklaring van verdachte te twijfelen, inhoudende -kort gezegd- dat hij tijdens het stoeien met [slachtoffer 2] per ongeluk haar borsten heeft aangeraakt.
Bij een eventuele bewezenverklaring acht de raadsman een geheel voorwaardelijke straf of een deels (on)voorwaardelijke taakstraf afdoende. Voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij acht de raadsman het materiële deel geheel en het immateriële deel deels voor toewijzing vatbaar.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte -kort gezegd- ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe in het bijzonder het navolgende.
t.a.v. feit 1 primair/subsidiair:
Verdachte heeft van aanvang af consequent ontkend dat hij de tenlastegelegde ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 1] heeft gepleegd. Daar tegenover staat als enig rechtstreeks bewijsmiddel hetgeen aangeefster [slachtoffer 1] daarover heeft verklaard aan de politie.
De rechtbank stelt vast dat de aangifte door geen enkel ander objectief bewijsmiddel wordt geschraagd. Immers, het procesdossier bevat naast de aangifte enkel verklaringen van
getuigen die aangeven dat zij van [slachtoffer 1] hebben gehoord dat verdachte de ontuchtige handelingen bij haar zou hebben gepleegd. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank die (de auditu) verklaringen onvoldoende om de verklaring van aangeefster afdoende te ondersteunen. De rechtbank acht de enkele verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] –bij gebreke aan enig rechtstreeks ondersteunend bewijs- dan ook onvoldoende voor een bewezenverklaring.
t.a.v. feit 2 primair/subsidiair:
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte haar borsten opzettelijk heeft betast en dat hij daarbij haar pyjamajasje had uitgetrokken. Verdachte heeft van aanvang af consequent verklaard, ook ter zitting van 20 november 2007, dat hij
[slachtoffer 2] ten tijde van het bewuste incident onder de kleding kietelde en dat hij daarbij op enig moment voelde dat hij de borsten van [slachtoffer 2] aanraakte en dat hij toen direct zijn handen heeft teruggetrokken. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangeefster en verdachte aldus op essentiële onderdelen afwijken. Ook in deze zaak constateert de rechtbank dat de aangifte -voorzover deze gaat over opzettelijk betasten- door geen enkel ander objectief bewijsmiddel wordt ondersteund. Het procesdossier bevat naast de aangifte enkel verklaringen van getuigen die aangeven dat zij van [slachtoffer 2] hebben gehoord dat verdachte haar borsten opzettelijk zou hebben betast. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank die (de auditu) verklaringen onvoldoende om de verklaring van aangeefster omtrent het opzettelijk betasten van haar borsten afdoende te ondersteunen. Bij gebrek aan andere objectieve aanwijzingen (naast de aangifte) omtrent een mogelijk seksuele intentie bij verdachte tijdens het voornoemde incident, valt naar het oordeel van de rechtbank niet uit te sluiten dat verdachte de borsten van [slachtoffer 2] daadwerkelijk per ongeluk heeft aangeraakt. De rechtbank acht de enkele verklaring van [slachtoffer 2] –bij gebreke aan enig rechtstreeks ondersteunend bewijs- dan ook onvoldoende voor een bewezenverklaring.
Hoewel de inhoud van het sms-bericht dat verdachte aan [moeder] heeft verstuurd (blz. 33 van het procesdossier), waarin verdachte onder meer spreekt van ‘stomme fouten’ op zichzelf beschouwd zou kunnen duiden op meerdere incidenten, is de rechtbank van oordeel dat verdachte tijdens de zitting een plausibele verklaring over deze woordkeuze heeft afgelegd, inhoudende –kort gezegd- dat zijn fouten eruit hebben bestaan dat hij als volwassene beter had moeten weten en dat hij te ver is gegaan door op de slaapkamer met de minderjarige [slachtoffer 2] spelletjes te spelen cq. te stoeien om haar in bed te krijgen en waarbij hij haar -onder de kleding- op de buik aanraakte en daarbij per ongeluk haar borsten aanraakte alsmede dat hij heeft verzuimd direct melding van dit incident te maken tegen de moeder van [slachtoffer 2] en zijn eigen echtgenote. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank in het woordje ‘fouten’ derhalve geen aanwijzing voor meer incidenten.
De vordering van de benadeelde partij.
Nu verdachte van het hem tenlastegelegde feit 1 zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.
De beslissing.
t.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2 primair en feit 2 subsidiair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
t.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.M.P. Willemse, voorzitter,
mr. C.B.M. Bruens en mr. M.E. Bartels, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 4 december 2007.
6
Parketnummer: 01/821351-07
[verdachte]