ECLI:NL:RBSHE:2007:BB9520

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839009-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzetheling en deelname aan een criminele organisatie met meerdere feiten van diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 6 december 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van opzetheling en deelname aan een criminele organisatie. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van opzetheling, waarbij de verdachte in de periode van juni 2006 tot januari 2007 verschillende gestolen goederen, waaronder televisies, horloges en laptops, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat deze goederen door misdrijf verkregen waren. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 februari 2007, en de rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank bevestigd.

Tijdens de rechtszittingen zijn verschillende getuigenverklaringen en bewijsmiddelen gepresenteerd, waaronder aangiften van slachtoffers en verklaringen van medeverdachten. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet alle feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, en heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten. Echter, de rechtbank achtte de opzetheling van andere goederen en de deelname aan een criminele organisatie wel bewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte deel uitmaakte van een gestructureerd samenwerkingsverband dat tot doel had het plegen van misdrijven, waaronder diefstallen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, en de beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

verkort vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839009-07
Datum uitspraak: 06 december 2007
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [woonplaats], [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 mei 2007, 27 augustus 2007 en 19, 21 en 22 november 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 februari 2007.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 19 november 2007 gewijzigd.
Aan verdachte is thans tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 juni 2006
tot en met 15 januari 2007 te Panningen en/of te Venlo, in elk geval in
Nederland, een televisie (merk Philips) heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die televisie wist, dan wel redelijkerwijze had moeten
vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416 jo 417bis van het Wetboek van Strafrecht)
(incident 90)
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 september
2006 tot en met 14 september 2006 te Vlierden en/of te Helmond en/of te Venlo,
in elk geval in Nederland, een horloge (merk Rolex) en/of een fotocamera
(merk Sony) en/of twee, althans een of meer computer(s) heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van die goed(eren) wist, dan wel
redelijkerwijze had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
(artikel 416 jo 417bis van het Wetboek van Strafrecht)
(incident 22))
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 september
2006 tot en met 15 januari 2007 te Sint Antonis en/of te Venlo, in elk geval
in Nederland, een horloge (merk Paccar) heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van dat horloge wist, dan wel redelijkerwijze had moeten
vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416 jo 417bis van het Wetboek van Strafrecht)
(incident 29)
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 oktober 2006
tot en met 15 januari 2007 te Eersel en/of te Venlo, in elk geval in
Nederland, een LCD-televisie (merk Philips) heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van dat goed wist, dan wel redelijkerwijze had moeten
vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416 jo 417bis van het Wetboek van Strafrecht)
(incident 42)
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 oktober
2006 tot en met 15 januari 2007 te Haps en/of te Venlo, in elk geval in
Nederland, een LCD-televisie en/of sieraden en/of een laptop en/of een
fototoestel heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die
goed(eren) wist, dan wel redelijkerwijze had moeten vermoeden dat het (een)
door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416 jo 417bis van het Wetboek van Strafrecht)
(incident 84)
6.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 oktober
2006 tot en met 15 januari 2007 te Bergen en/of Well (lb) en/of Geijsteren
en/of te Venlo, in elk geval in Nederland, drie, althans een of meer
telefoon(s) en/of een laptop heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van dat/die goed(eren) wist, dan wel redelijkerwijze had moeten
vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416 jo 417bis van het Wetboek van Strafrecht)
(incident 45)
7.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 november
2006 tot en met 15 januari 2007 te Neer en/of Maasbree en/of Kronenberg en/of
Helenaveen en/of te Venlo, in elk geval in Nederland, twee, althans een of
meer laptop(s) en/of sieraden heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van dat/die goed(eren) wist, dan wel redelijkerwijze had moeten
vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416 jo 417bis van het Wetboek van Strafrecht)
(incident 54)
8.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 november
2006 tot en met 15 januari 2007 te Eindhoven en/of Geldrop en/of Nuenen en/of
Helmond en/of Aarlerixtel en/of te Venlo, in elk geval in Nederland, twee,
althans een of meer televisie('s) heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist, dan wel redelijkerwijze had
moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416 jo 417bis van het Wetboek van Strafrecht)
(incident 61)
9.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 november
2006 tot en met 15 januari 2007 te Asten en/of Heusden en/of te Someren en/of
te Venlo, in elk geval in Nederland, twee, althans een of meer televisie('s)
en/of een PC en/of een videocamera (merk Canon) en/of sieraden heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist,
dan wel redelijkerwijze had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416 jo 417bis van het Wetboek van Strafrecht)
(incident 71)
10.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 november
2006 tot en met 15 januari 2007 te Horst en/of Hegelsom en/of Grubbenvorst
en/of te Venlo, in elk geval in Nederland, een flatscreen (merk Philips) en/of
een camcorder en/of sieraden heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van dat/die goed(eren) wist, dan wel redelijkerwijze had moeten
vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416 jo 417bis van het Wetboek van Strafrecht)
(incident 66)
11.
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2006 tot en met 20 november 2006 te
Blerick, gemeente Venlo, en/of in een of meerdere gemeente(n) elders in
Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een
samenwerkingsverband met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of een of meerdere andere
perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven,
namelijk:
- het (doen en/of laten) plegen van diefstallen (van voertuigen en/of andere
goederen), al dan niet door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming
en/of door middel van een valse sleutel, al dan niet tezamen en in vereniging
met een ander of anderen en/of
- het (doen en/of laten) plegen van opzetheling van gestolen voertuig(en)
en/of andere goed(eren), dit al dan niet bij wijze van gewoonte;
(artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht)
Tengevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging begaan staat onder feit 11 in de vierde regel "[medeverdachte 2]" in plaats van "[medeverdachte 2]" en in de vijfde regel "[medeverdachte 5]" vermeld in plaats van "[medeverdachte 5]". De rechtbank herstelt deze schrijffouten en leest het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder de feiten 4, 5, 7, 8 en 10 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Meer in het bijzonder ten aanzien van feit 5 (incident 84), feit 7 (incident 54), feit 8 (incident 61) en feit 10 (incident 66):
Uit de in het dossier genoemde bewijsmiddelen, kan niet met voldoende zekerheid blijken dat de in de aangiften bedoelde goederen ook daadwerkelijk zijn verkocht aan of anderszins in het bezit zijn gekomen van verdachte. De officier van justitie heeft gewezen op de belastende verklaring van [medeverdachte 5] afgelegd d.d. 4 december 2006 omstreeks 15.19 uur. De rechtbank kent hier geen doorslaggevende waarde aan toe gelet op het feit dat verdachte niet de enige persoon was die met regelmaat goederen kocht van de groep Albanezen.
Motivering ten aanzien van de bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 1 (incident 90):
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard wegens gebrek aan bewijs.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de samenhang van de bewijsmiddelen, te weten, onder meer, de aangifte door [slachtoffer 1] (pag. 3.90.5), het proces-verbaal bevindingen d.d. 1 maart 2007 (pag. 3.90.5.) inhoudende dat bij de doorzoeking van de woning van verdachte aan de (adres) te Venlo een LCD-televisie van het merk Philips Cineos is aangetroffen met het door een medewerker van Philips Consumer Electronics achterhaalde serienummer 37PF9830 en de verklaring van verdachte d.d. 17 januari 2007 (pag. 3.90.9) waarin hij verklaart dat hij de desbetreffende bij hem in de woning aangetroffen televisie 3 maanden geleden gekocht heeft van [een persoon] en dat hij goederen van de Albanezen, na betaling, afnam op een zandpad in een bosachtig gebied ongeveer 5 kilometer buiten Blerick.
Ten aanzien van feit 2 (incident 22):
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard wegens gebrek aan bewijs.
Uit de combinatie van, onder meer, de in de aangiften, opgenomen onder incident 22 (pag. 3.22.7-3.22.9, 3.22.11, 3.22.13 en 3.22.15), genoemde goederen en het feit dat verdachte één dag na de desbetreffende woninginbraken soortgelijke zaken te koop aanbiedt (pag. 3.22.5 tapgesprek op 08-09-2006 te 22.47.39 uur en 23.12.02 uur, alsmede tapgesprek 09-09-2006 te 10.16.21 uur en 14.49.04 uur), is naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat het om dezelfde goederen gaat. Van belang hierbij is dat verdachte zelf verklaart dat hij deze en andere spullen van Albanezen heeft afgenomen door, na daar door hen telefonisch over te zijn benaderd, allereerst foto's van de goederen in de woning aan de (adres) te Venlo te bekijken, dan een zekere [persoon] te bellen om vervolgens met voornoemde [persoon] op een zandpad ongeveer 5 kilometer buiten Blerick de goederen te kopen (pag. 2.8.21).
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van opzetheling. De verdachte wist dat het om gestolen zaken ging. Dit leidt de rechtbank, onder meer, af uit de verklaring van verdachte zelf (pag. 2.8.21) omtrent de wijze van verkrijging van de goederen en de verklaringen van zijn medeverdachten ([medeverdachte 1] pag.2.3.29 en [medeverdachte 2] pag. 2.2.33).
Ten aanzien van feit 3 (incident 29):
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard wegens gebrek aan bewijs.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de samenhang van de bewijsmiddelen, te weten, onder meer, de aangifte door [slachtoffer 2] (pag. 3.29.8) en het aantreffen van een horloge van het merk Paccar bij de doorzoeking in de woning van verdachte aan de (adres) te Venlo (pag. 3.29.6), waarvan verdachte heeft verklaard dat hij het heeft verkregen van de hem bekende groep Albanezen (3.29.18). Gelet op hetgeen reeds hierboven ten aanzien van feit 2 met betrekking tot de opzetheling is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het in casu eveneens een door misdrijf verkregen goed betreft.
Voorts overweegt de rechtbank dat het betreffende Paccar-horloge door de bestolene [slachtoffer 2] is beschreven en herkend (pag. 3.29.6). De rechtbank twijfelt niet aan de juistheid van herkenning door het slachtoffer, dit ondanks de door de raadsman gesignaleerde onvolkomenheden bij de goederenomschrijving in de aangifte. De rechtbank beschouwt deze als administratieve onvolkomenheden bij het opnemen van de aangifte.
Ten aanzien van feit 9 (incident 71):
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het onder 9 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard wegens gebrek aan bewijs.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de samenhang van de bewijsmiddelen, te weten, onder meer, de aangifte door [slachtoffer 3] (pag. 3.71.6), de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 3.71.12) inhoudende dat hij samen met [medeverdachte 2] de betreffende woninginbraak heeft gepleegd en dat een deel van de buit van voornoemde woninginbraak is verkocht aan verdachte. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft deze verklaring niet weersproken (pag. 3.71.13) en heeft verklaard dat de door [medeverdachte 1] genoemde gang van zaken vermoedelijk de juiste is. Verdachte heeft in zijn verklaring van 17 januari 2007 (pag. 2.8.21.) aangegeven dat hij een aantal maal op een bospad in de buurt van Blerick goederen heeft gekocht van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in het bijzijn van een tweede persoon.
Juist ook dit detail keert terug in de verklaring van [medeverdachte 1] (pag. 3.71.12).
Ten aanzien van feit 11(de criminele organisatie):
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht dient er sprake te zijn van deelname aan een gestructureerd samenwerkingsverband, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Van deelname is sprake indien men behoort tot het samenwerkingsverband en de deelnemer (tenminste) wetenschap heeft dat er misdrijven worden gepleegd door/binnen het samenwerkingsverband waar hij deel van uitmaakt, waarbij om iemand te kunnen aanmerken als deelnemer iemand tenminste hetzij een aandeel heeft in, hetzij ondersteunt, de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de betreffende organisatie. Om te kunnen spreken van een organisatie is verder nodig dat blijkt van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, hetgeen kan blijken uit gemeenschappelijke regels en doelstellingen, maar ook uit een zekere gelaagdheid van het samenwerkingsverband en/of een rolverdeling tussen en positie van de individuele deelnemers binnen het samenwerkingsverband. Ook interne vormen van sanctioneren van overtreden van die regels of een gezamenlijk optreden naar buiten kunnen wijzen op het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband.
In deze zaak is sprake van (tenminste) een viertal woninginbrekers, die in wisselende samenstelling met grote frequentie gedurende enkele maanden woninginbraken hebben gepleegd. Binnen de groep inbrekers was sprake van een zekere rolverdeling, zo is [medeverdachte 1] gedurende een deel van de periode voornamelijk ingezet als chauffeur en uitkijk. Drie van de vier inbrekers woonden op hetzelfde adres, een adres waar ook veel (restanten van) buit van woninginbraken is aangetroffen. Er waren vaste helers, waarbij er tussen de inbrekers en de helers duidelijke werkafspraken waren, zoals de wijze van overdracht van de gestolen zaken. Indien een inbraak mislukte en er een persoon achterbleef, werd een beroep gedaan op een ander groepslid -dat niet rechtstreeks bij die inbraak was betrokken- om deze achtergebleven persoon op te halen. Ook werd er door de groepsleden in tapgesprekken in versluierde taal gesproken: zo betekende "dat iemand koffie wilde gaan drinken" dat er ingebroken zou gaan worden. Verdachten waren volledig op de hoogte van de doelstelling van de organisatie waar zij deel van uitmaakten. Verder staat vast dat de opbrengst van het criminele handelen de enige inkomstenbron ([medeverdachte 3], [Slachtoffer 2] en [medeverdachte 5]) vormde, dan wel een wezenlijke aanvulling daar op was ([medeverdachte 1], [verdachte]).
Het totaal aan strafbare gedragingen van de individuele verdachten geeft een zodanige mate van verwevenheid en bestendigheid te zien dat in voldoende mate wordt voldaan aan de voorwaarden het totaal van handelen te kunnen kwalificeren als handelen binnen een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, meer in het bijzonder het plegen van woninginbraken en opzetheling.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat:
1.
hij op 15 januari 2007 te Venlo een televisie merk Philips voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die televisie wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij in de periode van 7 september 2006 tot en met 14 september 2006 in Nederland, een horloge merk Rolex en een fotocamera merk Sony en computers, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
3.
hij op 15 januari 2007 te Venlo een horloge merk Paccar voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat horloge wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
6.
hij in de periode van 20 oktober2006 tot en met 15 januari 2007 in Nederland een telefoon heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van dat goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
9.
hij in de periode van 11 november 2006 tot en met 15 januari 2007 in Nederland een televisie heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van dat goed wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
11.
hij in de periode van 1 augustus 2006 tot en met 20 november 2006 te Blerick, gemeente Venlo en gemeenten elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband met [mededader 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het plegen van diefstallen (van voertuigen en/of andere goederen), door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming
en/of door middel van een valse sleutel, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen en
- het plegen van opzetheling van gestolen voertuigen en andere goederen;
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 140, 416.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Vrijspraak voor feit 4;
Bewezenverklaring van feit 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11;
Een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek conform het gestelde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte heeft in een kort tijdsbestek een zeer groot aantal strafbare feiten gepleegd danwel is hij bij het plegen van die strafbare feiten betrokken geweest;
- verdachte heeft de door hem gepleegde strafbare feiten gepleegd in georganiseerd verband en heeft willens en wetens zijn rol in die organisatie vervuld.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
opzetheling
T.a.v. feit 2:
opzetheling, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 3:
opzetheling
T.a.v. feit 6:
opzetheling
T.a.v. feit 9:
opzetheling
T.a.v. feit 11:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 4, feit 5, feit 7, feit 8, feit 10:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 6, feit 9, feit 11:
Gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Etteger-Lubbers en mr. C.A.M. Cox-Wentholt, griffiers,
en is uitgesproken op 06 december 2007.
Mr. Verbunt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.