ECLI:NL:RBSHE:2007:BB9407

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825214-07(nw)
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor brandstichting met reclasseringstoezicht

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 10 december 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 april 2007 in Eindhoven opzettelijk brand heeft gesticht. De verdachte heeft twee brandstichtingen gepleegd, waarbij hij brandbare vloeistoffen, zoals terpentine, heeft gebruikt om een matras en een bankje in brand te steken. Dit leidde tot levensgevaar voor de bewoners van aangrenzende woningen en gemeen gevaar voor goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, waarvan 15 maanden voorwaardelijk, met reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft echter een gevangenisstraf van 28 maanden opgelegd, waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft ook verbeurdverklaring van inbeslaggenomen goederen bevolen en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat deze niet van zo eenvoudige aard was dat zij zich leende voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een licht verstandelijke handicap, en heeft geoordeeld dat de straf moet bijdragen aan normhandhaving en het voorkomen van recidive. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 26 november 2007, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord.

Uitspraak

verkort vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825214-07
Datum uitspraak: 10 december 2007
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, [verdachte]]
geboren [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
wonende [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. Breda - HvB De Boschpoort te Breda.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 november 2007, zulks nadat het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch bij arrest van 8 november 2007 het vonnis van deze rechtbank d.d. 9 oktober 2007 heeft vernietigd en de zaak naar deze rechtbank heeft terugverwezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 juli 2007.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 april 2007 in de gemeente Eindhoven, althans in het
arrondissement 's-Hertogenbosch, opzettelijk brand heeft gesticht, hebbende
hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk terpentine, althans een brandbare
vloeistof gesprenkeld/gegoten over een matras in een schuur/garagebox gelegen
achter de woning gelegen aan de (adres) en/of (vervolgens) die
terpentine, althans brandbare vloeistof in brand gestoken, terwijl daarvan
levensgevaar voor een ander of anderen, te weten voor de bewoner(s) van de
woning gelegen aan de (adres) en/of de bewoner(s) van (een)
aangrenzende/nabij gelegen woning(en) en/of terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen, te weten voor voornoemde schuur/garagebox en/of nabij gelegen
woning(en) en/of (een) (ander(e)) aangrenzend(e)/nabij gelegen gebouw(en) te
duchten was
(Artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 10 april 2007 in de gemeente Eindhoven, althans in het
arrondissement 's-Hertogenbosch, opzettelijk brand heeft gestichthebbende hij
verdachte, toen aldaar opzettelijk terpentine, althans een brandbare vloeistof
gesprenkeld/gegoten over een bankje en/of een bed zich bevindende in een
woning gelegen aan de (adres) en/of (vervolgens) die terpentine,
althans brandbare vloeistof in brand gestoken, terwijl daarvan levensgevaar
voor een ander of anderen, te weten voor de bewoner(s) van voornoemde woning
en/of de bewoner(s) van (een) aangrenzende/nabij gelegen woning(en) en/of
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemde woning
en/of (een) aangrenzende/nabij gelegen woning(en) en/of (een) (ander(e))
aangrenzend(e)/nabij gelegen gebouw(en) te duchten was;
(Artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht)
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 10 april 2007 in de gemeente Eindhoven opzettelijk brand heeft gesticht, hebbende
hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk terpentine gegoten over een matras in een schuur gelegen achter de woning gelegen aan de (adres) en vervolgens die terpentine in brand gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemde schuur en nabij gelegen woning(en) en (ander(e)) nabij gelegen gebouw(en) te
duchten was.
2.
op 10 april 2007 in de gemeente Eindhoven opzettelijk brand heeft gesticht, hebbende hij
verdachte, toen aldaar opzettelijk een brandbare vloeistof gegoten over een bankje en een bed zich bevindende in een woning gelegen aan de (adres) en vervolgens die brandbare vloeistof in brand gestoken, terwijl daarvan levensgevaar voor anderen, te weten voor de bewoners van aangrenzende woningen, en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemde woning en aangrenzende woningen te duchten was.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33, 33a, 57, 157 Wetboek van Strafrecht.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feiten 1 en 2:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3
jaren en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt het zich houden aan de aanwijzingen hem te geven door de Reclassering Nederland te
‘s-Hertogenbosch op het gebied van wonen, dagbesteding en medicatie en het volgen van een Goldsteintraining;
verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen;
niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte heeft zich op één dag schuldig gemaakt aan twee brandstichtingen in een woonwijk. Door na de eerste brandstichting in een schuur nogmaals brand te stichten in een woonhuis heeft verdachte het leven van de bewoners van de aangrenzende en nabijgelegen woningen in gevaar gebracht, nu een brand zich immers snel en onbeheersbaar kan ontwikkelen met alle gevolgen van dien;
- verdachte verkeerde tijdens het plegen van de feiten onder invloed van alcohol waarvan hij de negatieve werking op zijn gedrag kende of moest begrijpen en welke hij toch heeft gebruikt.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid die tot matiging van de straf heeft geleid:
- uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door J.E.J. Spée, psycholoog, van 29 juni 2007 blijkt, dat de door hem gepleegde strafbare feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. Dit rapport houdt onder meer in: “bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Betrokkene is een man met een licht verstandelijke handicap, bij wie de beperkingen lange tijd miskend zijn. (Hij is daardoor langdurig geconfronteerd geweest met te hoge verwachtingen en met overvraging.) Mede daardoor is hij uitgegroeid tot een kwetsbare persoonlijkheid, die gevoelig is voor stress, angst en paniek. De gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens beïnvloedde zijn gedragskeuzen cq. zijn gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde. Op grond van de aanwezige verstandelijke beperking, de geringe probleemoplossingsvaardigheden en de hoge mate van stress waar betrokkene gedurende langere tijd aan blootstond kan het tenlastegelegde hem in verminderde mate worden toegerekend.”
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf vanwege het feit dat verdachte voor de tweede keer voor onderhavige zaak moet voorkomen en er mede daardoor 3 maanden later vorm kan worden gegeven aan het hulpverleningstraject.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn
met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
De vordering van de benadeelde partij [Slachtoffer]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
T.a.v. feit 2:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
en bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook als dit inhoudt aanwijzingen op het gebied van huisvesting, dagbesteding en medicatie of het volgen van een vaardigheidstraining (Goldstein).
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
- 2 aanstekers (1 zilveren aansteker met opschrift MCB en 1 zwarte aansteker);
- 1 dop (groen, River Lemon afsluitdop).
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: 1 broek (blauw, Cars Hyper) en 1 t-shirt (zwarte rug en front, grijs blauwe zijkant) aan de veroordeelde.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A. Bik, voorzitter,
mr. G.A.F.M. Wouters en mr. drs. W.A.F. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 10 december 2007.
7
Parketnummer: 01/825214-07
[verdachte]