ECLI:NL:RBSHE:2007:BB6501

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839323-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wegens onterecht aanmerken verdachte

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 28 september 2007, is het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk verklaard. De verdachte was aangeklaagd voor het bezit van een aanzienlijke hoeveelheid drugs, waaronder MDMA, MDEA, MDA en hasjiesj, op 6 oktober 2006 in Helmond. De dagvaarding was opgemaakt op 31 augustus 2007 en voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de politie anonieme informatie, verkregen via de Melding Misdaad Anoniem (MMA), niet voldoende was om een redelijk vermoeden van schuld vast te stellen. Er was geen aanvullend bewijs dat de aannemelijkheid van de melding ondersteunde, waardoor de rechtbank concludeerde dat de verdachte ten onrechte als verdachte was aangemerkt. Dit leidde tot de beslissing dat het dwangmiddel van binnentreden onrechtmatig was toegepast. De rechtbank heeft, in overeenstemming met het verweer van de raadsman van de verdachte, geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is in de vervolging. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, waarbij de voorzitter en de leden de argumenten van zowel de verdediging als de officier van justitie hebben overwogen. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, N.J.M. van Rooij.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839323-06
Datum uitspraak: 28 september 2007
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
….,
geboren te …. op …..,
wonende te …...
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 september 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het preliminair verweer van de raadsman van verdachte en hetgeen van de zijde van de officier van justitie naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 augustus 2007.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 oktober 2006 te Helmond, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
MDEA en/of MDA (in de vorm van ongeveer 7592, in elk geval een hoeveelheid,
zogenaamde XTC-tabletten) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine en/of methamfetamine (in de vorm van een brok van ongeveer 1947
gram), zijnde MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of amfetamine en/of methamfetamine
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2 Opiumwet)
2.
hij op of omstreeks 06 oktober 2006 te Helmond, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 95 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer
dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd
(hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
(artikel 3 Opiumwet)
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Met de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is.
De rechtbank stelt voorop dat geen rechtsregel eraan in de weg staat dat de politie anonieme informatie gebruikt als startinformatie voor een opsporingsonderzoek. Uit het onderhavige dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden afgeleid dat naar aanleiding van de Melding Misdaad Anoniem (MMA) enige toetsing en/of enig (nader) opsporingsonderzoek heeft plaatsgevonden, met uitzondering van een controle van inschrijving in het GBA betreffende het in de melding genoemde adres. Ten tijde van de op 6 oktober 2006 afgegeven machtiging bestond derhalve naar het oordeel van de rechtbank geen redelijk vermoeden van schuld als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering of als bedoeld in artikel 9 van de Opiumwet, nu op dat moment uitsluitend een zogenaamde MMA voorhanden was, die niet werd ondersteund door enig buiten de melding gelegen gegeven dat de aannemelijkheid van de melding steunde.
Gelet hierop kan de rechtbank niet anders oordelen dan dat verdachte ten onrechte als verdachte is aangemerkt voor de in de dagvaarding genoemde feiten en dat het dwangmiddel binnentreden onrechtmatig is toegepast. Het Openbaar Ministerie dient dan ook niet ontvankelijk te worden verklaard.
DE UITSPRAAK
BESLISSING:
Openbaar Ministerie niet ontvankelijk
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter,
mr. E.W. van den Heuvel en mr. D. Bogaert, leden,
in tegenwoordigheid van N.J.M. van Rooij, griffier,
en is uitgesproken op 28 september 2007.
3
Parketnummer: 01/839323-06
……..