ECLI:NL:RBSHE:2007:BB5419
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van overgangsrecht in het kader van de Werkloosheidswet en de gevolgen voor de uitkeringsduur
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 11 september 2007, staat de toepassing van overgangsrecht in het kader van de Werkloosheidswet centraal. Eiser, die op 1 oktober 2006 werkloos werd, betwistte de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hij maximaal 36 maanden recht had op een WW-uitkering. Eiser had eerder een arbeidsovereenkomst die op 1 september 2006 was ontbonden, en hij stelde dat hij niet op de hoogte was van de wetswijzigingen die per 1 oktober 2006 in werking traden. Hij voerde aan dat de oude regeling voor hem van toepassing zou moeten zijn, gezien de timing van de wetswijzigingen en de beëindiging van zijn dienstverband.
De rechtbank overwoog dat de wijziging van artikel 42 van de WW, zoals neergelegd in de Wet wijziging WW-stelsel, van toepassing is op personen wiens eerste werkloosheidsdag na 1 oktober 2006 ligt. Aangezien eisers eerste werkloosheidsdag op 2 oktober 2006 viel, was de rechtbank van oordeel dat de nieuwe regeling van toepassing was. De rechtbank benadrukte dat het overgangsrecht enkel betrekking heeft op de datum van de eerste werkloosheidsdag en niet op de kennis van de werknemer over de wetswijzigingen ten tijde van de beëindiging van het dienstverband.
De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had besloten dat eiser recht had op een WW-uitkering voor maximaal 36 maanden, en dat het bestreden besluit in stand kon blijven. Eiser had geen schade geleden door de eerdere foutieve beslissing van het Uwv, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. P.A.M. Laro, en de proceskosten werden niet vergoed.