ECLI:NL:RBSHE:2007:BB5297

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
483420
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag en proceskostenveroordeling in arbeidszaak

In deze zaak gaat het om de vraag of het ontslag van eiseres door Sniederspassage Beheer B.V. kennelijk onredelijk is. Eiseres is op 30 december 2005 ontslagen met toestemming van het CWI. De kantonrechter in Eindhoven heeft de vorderingen van eiseres beoordeeld, waarbij de focus lag op de onregelmatigheid van het ontslag en de kennelijke onredelijkheid daarvan. De rechter oordeelt dat de vorderingen niet verjaard zijn, omdat eiseres tijdig een aanzegging heeft gedaan. De kantonrechter stelt vast dat de opzegtermijn niet correct is nageleefd, wat leidt tot een toewijzing van een bedrag van € 2000,08 bruto aan eiseres.

De rechter legt uit dat een ontslag kennelijk onredelijk is als het zo onredelijk is dat geen verstandig mens het zou verdedigen. In dit geval is de opzegging niet kennelijk onredelijk, omdat de reorganisatie die Sniederspassage heeft doorgevoerd redelijkerwijs gerechtvaardigd kon worden geacht. Eiseres heeft bovendien een alternatieve baan aangeboden gekregen, die zij heeft geweigerd zonder voldoende onderbouwing. Dit leidt tot de conclusie dat eiseres geen recht heeft op een geldelijke vergoeding ter compensatie van de terugval in inkomsten.

De vordering van eiseres tot betaling van meeruren wordt afgewezen, omdat zij hierop niet voldoende heeft onderbouwd. Wel wordt de vordering tot betaling van de ten onrechte ingehouden pensioenpremie toegewezen. De kantonrechter wijst de wettelijke verhogingen af en matigt deze tot nihil, omdat eiseres al een vergoeding voor haar ontslag heeft ontvangen. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van Sniederspassage, die zijn begroot op € 800,= wegens gemachtigdensalaris. De uitspraak is gedaan op 26 juli 2007.

Uitspraak

DE KANTONRECHTER IN EINDHOVEN
in de zaak van:
[eiseres]
wonend in [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mw mr C.M.A. Mertens,
t e g e n :
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Sniederspassage Beheer B.V., gevestigd en kantoorhoudend in Bladel,
gedaagde,
gemachtigde: mr W.J.M. Sprangers.
Procedure
Het verloop van het geding blijkt uit de stukken die zich in het dossier bevinden, te weten
– de dagvaarding
- het antwoord
– de repliek
– de dupliek
Vordering en verweer
1.1. Eiseres, [eiseres] vordert ten laste van gedaagde, Sniederspassage,
- een verklaring voor recht dat de opzegging van haar arbeidscontract onregelmatig is en kennelijk onredelijk is
- een veroordeling tot betaling van
* (als gefixeerde schadevergoeding) € 2.108,63 bruto
* (als schadevergoeding) € 41.810,45 bruto
* (als achterstallig salaris) € 846,07 bruto
* (als ten onrechte ingehouden pensioenpremie( € 177,73 netto)
- een veroordeling tot betaling van de wettelijke rente en de wettelijke verhoging over opgemelde bedragen
- een veroordeling tot betaling van een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten
een en ander bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en met een proceskostenveroordeling.
1.2. [eiseres] is op 30 december 2005 door Sniederspassage ontslagen met toestemming van het CWI.
1.3. Terzake dat ontslag voert zij aan, zakelijk weergegeven:
- dat het onregelmatig is omdat haar arbeidscontract ingevolge de CAO pas tegen 21 mei 2006 had mogen worden opgezegd
- dat zij dus recht heeft op loon over de periode dat het contract na 1 april 2006 had moeten voortduren voor zover dat loon onbetaald is gebleven
- dat zij daarom aanspraak maakt op de som van € 2.108,63 bruto
- dat het ontslag bovendien kennelijk onredelijk was, omdat voor de reorganisatie die voor het CWI reden is geweest de ontslagvergunning te verlenen geen financiële gronden bestonden, wat het CWI genegeerd heeft
- dat, zo er toch financiële gronden voor die reorganisatie bestonden, Sniederpassage die zelf veroorzaakt heeft, door rekeningen van privé-advocaten van de aandeelhouder/directeur [directeur] te betalen en onzakelijke leningen te verstrekken die niet terugbetaald zijn
- dat de vergoeding die Sniederspassage haar betaald heeft
(€ 8.025,03 bruto) onvoldoende is; zij heeft recht op een vergoeding berekend volgens de kantonrechtersformule
- dat Sniederspassage haar wel een baan heeft aangeboden, maar dat dat aanbod pas op het laatste moment kwam terwijl die baan onder haar niveau was; dat aanbod was dan ook niet meer dan een tactische zet om haar ertoe te bewegen met een te magere vergoeding akkoord te gaan
- dat zij voorts nog recht heeft op betaling van meer- en overuren en betaling van ten onrechte ingehouden pensioenpremie
- dat zij recht heeft op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
2. Sniederspassage stelt daar het volgende tegenover:
- dat de vorderingen die gegrond zijn op onregelmatigheid repectievelijk kennelijke onredelijkheid verjaard zijn
- dat het ontslag niet onregelmatig was; de opzegtermijn beliep 26 weken minus de tijd tussen 2 november 2005 (datum aanvraag CWI-toestemming) en 29 december 2005 (datum verlening toestemming) en daarvan mocht op grond van de wet nog een maand afgetrokken worden; einddatum was dus 23 april 2006, tot welke datum [eiseres] haar loon heeft ontvangen
- dat het ontslag ook niet kennelijk onredelijk was
- dat [eiseres] zelf onvoldoende gesteld heeft om duidelijk te maken waarom het dat wèl zou zijn; reeds daarom zou zij op dit onderdeel in haar eis niet-ontvankelijk zijn
- dat het ontslag in elk geval wat de grond betreft niet kennelijk onredelijk was omdat [eiseres] zich er uitdrukkelijk bij heeft neergelegd
- dat het ook niet kennelijk onredelijk is wat de gevolgen betreft nu [eiseres] passende banen aangeboden gekregen heeft, namelijk achtereenvolgens de baan van eindverantwoordelijke baliemedewerker postkantoor in en bedrijfsleider van de Brunawinkel, een bedrijf van Sniederspassage (die zij geen van beide geaccepteerd heeft) en een vergoeding van
€ 8.025,03 heeft ontvangen
- dat die aanbiedingen geen tactische zet waren – de kwalificatie is stuitend – en de bezetting van het postkantoor, anders dan [eiseres] stelt, nadien níet veranderd is; er worden zelfs méér uren gemaakt
- dat Sniederspassage tot betaling van die vergoeding al niet gehouden was, gezien deze weigeringen
- dat de persoonlijke verhouding [eiseres] en de directeur/eigenaar van Sniederspassage, in aanmerking genomen dat een ontslagkwestie naar haar aard niet ontspannend is, niet slecht was
- dat [eiseres] alvorens het arbeidscontract eindigde vier maanden van werk is vrijgesteld
- dat de advocatendeclaraties waarop [eiseres] doelt correct geadresseerd zijn; het werk van de advocaat raakte in verband met de echtscheiding van de DGA ook de bedrijven
- dat Sniederspassage niet beschikt over de financiele middelen om meer te betalen dan zij gedaan heeft en dat de kantonrechtersformule op een kennelijk onredelijk ontslag niet van toepassing is
- dat de loonvordering onvoldoende gemotiveerd is
- dat [eiseres] geen meeruren heeft gemaakt; er zijn dan ook in geen 16 jaar meer- of overuren uitbetaald
- dat [eiseres] als medewerkster loonadministratie haar eigen uren verwerkte en de vrijheid had haar werk naar eigen inzicht in te richten
- dat de pensioenpremie inderdaad niet correct is ingehouden
- dat het buitengerechtelijk overleg een herhaling van zetten zonder beweging of oplossingsgezindheid heeft behelsd, zodat daarvoor geen vergoeding behoeft te worden toegekend.
Beoordeling
3.1. De vorderingen terzake onregelmatigheid en terzake kennelijke onredelijkheid van het ontslag zijn niet verjaard: de brief van 24 augustus 2006 behelst de aanzegging dat die in rechte zullen worden geldend gemaakt en heeft daarom stuiting van de verjaring bewerkstelligd, die vanaf die dag opnieuw is gaan lopen.
3.2. Nu de dagvaarding op 18 december 2006 is uitgebracht zijn de vorderingen binnen de nieuwe verjaringstermijn ingesteld.
3.3. De invloed van de duur van de CWI-procedure is in dit geval bij CAO geregeld. Die regeling prevaleert boven die in de wet, aangezien de wet haar niet verbiedt, en schakelt de wettelijke regeling dus uit.
3.4. De consequentie is, dat Sniederspassage bij de opzegging een termijn in acht had moeten nemen van 26 weken minus het aantal weken tussen 3 november 2005 (de datum waarop de vergunningsaanvraag het CWI bereikt zal hebben, dus als ingediend kan gelden) en 29 december 2005 (de dag waarop de vergunning is verleend), dus 26 minus 8 = 18 weken.
3.5. Omdat de eerst voltooide loonbetalingsperiode na de 18e week eindigde op 21 mei 2006 kan het loon worden toegewezen over vier weken, dus € 1.851,93 plus 8%, dus € 2000,08 bruto.
4.1. Kennelijk onredelijk is een ontslag als het zó onredelijk is, dat geen verstandig mens het zou verdedigen.
4.2. Het feit dat de opzegging is geschied zonder dat de noodzaak daartoe cijfermatig was getoetst maakt die opzegging niet in die zin kennelijk onredelijk, aangezien dat geenszins impliceert dat de reorganisatie waar Sniederspassage zich op beroepen heeft niet redelijkerwijs gerechtvaardigd kon worden geacht.
4.3. Die cijfers zouden wel van belang kunnen zijn, maar dan pas als vastgesteld zou worden dat er grond is tot betaling van een vergoeding.
5.1. Naar de gevolgen bezien is het ontslag evenmin kennelijk onredelijk.
5.2. Nog voordat het contract in de ogen van Sniederspassage was geëindigd heeft [eiseres] – getuige de in produktie 18 bij dagvaarding overgelegde brief van 30 maart 2006 - een baan aangeboden gekregen (baliemedewerker postkantoor).
5.3. [eiseres] heeft die baan geweigerd omdat die naar haar zeggen onder haar niveau was, maar zij heeft niet uitgelegd waarom zij daar in redelijkheid zo over mocht denken, laat staan dat aannemelijk is gemaakt dat die zó ver onder haar niveau was dat acceptatie daarvan in redelijkheid niet van haar te vergen viel, ook al zou het gevolg van misschien langdurige werkloosheid daarmee voorkomen worden.
5.4. Dit klemt temeer, omdat Sniederspassage, naar uit de aangehaalde brief blijkt, bereid was haar voor de aangeboden baan hetzelfde loon te betalen als zij verdiende in de functie waaruit zij ontslagen was.
6.1. Nu [eiseres] niet aannemelijk heeft gemaakt dat acceptatie van de aangeboden baan in redelijkheid niet van haar gevergd kon worden, kan zij geen aanspraak maken op een geldelijke vergoeding die de terugval in inkomsten geheel of gedeeltelijk compenseert.
6.2. Immers: niemand kan er aanspraak op maken geheel van de gevolgen van economische fluctuaties gevrijwaard te blijven; daarom heeft iedereen de plicht redelijke middelen om dergelijke gevolgen te voorkomen of te temperen aan te grijpen en staat het niemand vrij dat voor rekening van een ander na te laten.
7.1. Voor zover het aanbod in kwestie niet zou mogen meetellen omdat het ná de opzegging gedaan is en die opzegging daarom wèl kennelijk onredelijk zou zijn geldt, dat [eiseres] heeft nagelaten haar schade te beperken door die baan niet te aanvaarden.
7.2. Dit geldt dan ook voor het weigeren van het tweede aanbod, gedaan nadat in de ogen van Sniederspassage de arbeidsovereenkomst was geëindigd.
8. De conclusie is dat de vordering uit hoofde van kennelijke onredelijkheid van het ontslag afgewezen moet worden.
9.1. Wat de vordering uit hoofde van meeruren betreft: die moet worden afgewezen omdat [eiseres] na de gemotiveerde bestrijding daarvan bij antwoord bij repliek niets meer heeft aangevoerd, laat staan iets wat het in redelijkheid tegen die bestrijding kan opnemen.
9.2. De vordering terzake ten onrechte ingehouden pensioenpremie zal worden toegewezen omdat die wordt erkend.
10.1. Wettelijke verhogingen worden gematigd tot nihil; de billijkheid noopt daartoe nu [eiseres] een vergoeding terzake haar ontslag betaald gekregen heeft.
10.2. Rente wordt slechts toegewezen over het te ontvangen nettobedrag; renteschade wordt immers niet geleden over gelden die men ook bij regelmatige betaling niet in handen krijgt.
11. Omdat niet gebleken is dat aan buitengerechtelijke incassoactiviteit meer gebeurd is dan voorbereiding van het geding, zal een afzonderlijke vergoeding daarvoor niet worden toegewezen.
12. Als grotendeels in het ongelijk gestelde partij wordt [eiseres] veroordeeld in de proceskosten van Sniederspassage.
BESLISSING
De kantonrechter:
Veroordeelt Sniederspassage Beheer B.V. tot betaling aan [eiseres] van de somma van € 2000,08 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente over het netto-equivalent daarvan vanaf 24 mei 2006 tot aan de dag der voldoening;
Veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van Sniederspassage, begroot op tot heden de somma van € 800,= wegens gemachtigdensalaris;
Verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr P.M. Knaapen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juli 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.