vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
zaaknummer / rolnummer: 164868 / KG ZA 07-610
Vonnis in kort geding van 25 september 2007
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.J.C. Linssen te Heerlen,
procureur mr. P.C.M. van der Ven,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REISBURO WESTERKOOG B. V. ,
gevestigd te Koog aan de Zaan,
gedaagde,
advocaat mr. R.M. Dessaur.
Partijen zullen hierna eiser en gedaagde genoemd worden.
Na dagvaarding is een behandeling ter terechtzitting gevolgd, waarin beide partijen hun standpunt hebben toegelicht. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2.1. Eiser is krachtens een onherroepelijk veroordelend vonnis van de Rechtbank ’s-Hertogenbosch van 12 maart 2003 aan gedaagde verschuldigd een bedrag van (thans nog) in hoofdsom € 220.000,--, welk bedrag onder meer op eiser wordt verhaald middels een executoriaal derdenbeslag onder het UWV op de aan eiser toekomende arbeidsongeschiktheidsuitkering van die instantie. Rekening houdend met de beslagvrije voet levert dat gedaagde ongeveer € 60,00 per maand op.
2.2. Gedaagde heeft eiser in januari 2007 aangezegd dat zij tot verdere gerechtelijke invordering zal overgaan door het leggen van executoriaal beslag op de roerende inboedelgoederen, aanwezig in de door eiser en zijn echtgenote bewoonde woning aan het adres [adres] te [woonplaats], met aanzegging dat zal worden overgegaan tot openbare verkoop van die inboedelgoederen. Ter voorkoming van die openbare verkoop is toen door eiser aan gedaagde een bedrag van € 850,-- voldaan, op grond waarvan genoemde aangekondigde executoriale verkoop geen doorgang heeft gevonden. Vervolgens heeft gedaagde bij deurwaardersexploot d.d. 19 februari 2007 opnieuw de openbare verkoop van die inboedelgoederen aangezegd, en wel tegen 19 maart 2007, welke openbare verkoop eveneens geen doorgang heeft gevonden.
2.3. Bij deurwaardersexploot van 21 juni 2007 is op verzoek van gedaagde wederom de openbare verkoop van de beslagen inboedelgoederen aan eiser aangezegd en wel op vrijdag 29 juni 2007. Die openbare verkoop heeft wederom niet plaatsgevonden, nadat eiser (met de hulp van derden) een bedrag van € 750,-- aan gedaagde heeft voldaan.
2.4. Bij exploot van 12 september 2007 heeft gedaagde wederom de openbare verkoop van de beslagen inboedelgoederen aangekondigd en wel op donderdag 27 september 2007 om 10:00 uur “ter plaatse van de inbeslagneming dan wel waar de roerende zaken zich zullen bevinden”.
3.1. Eiser vordert dat de voorzieningenrechter gedaagde zal bevelen de aangekondigde executiemaatregelen, bestaande uit de aangezegde openbare verkoop van de beslagen inboedelgoederen op donderdag 27 september 2007 om 10.00 uur zal staken c.q. zal schorsen, zulks op straffe van een dwangsom, een en ander met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
3.2. Eiser voert daartoe aan dat gedaagde door die openbare verkoop misbruik van bevoegdheid maakt omdat zij de waarde van de inboedel heeft door de betalingen al heeft verkregen en de openbare verkoop netto geen opbrengst voor gedaagde zal genereren, terwijl hij, eiser, door het verlies van zijn inboedel in een noodtoestand zal komen te verkeren.
3.3. Gedaagde voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. Het is tussen partijen niet in geschil dat gedaagde over een in kracht van gewijsde gegane executoriale titel jegens eiser beschikt en dat de executie daarvan op zich zelf rechtmatig is. Het gaat in dit geschil slechts om de vraag of gedaagde de openbare verkoop van de inboedel nog geoorloofd is, gelet op de omstandigheden van het geval.
4.2. Daarbij is allereerst van belang dat vooralsnog moet worden aangenomen dat de openbare verkoop geen opbrengst van enige betekenis zal hebben. Hoewel het proces-verbaal van inbeslagneming niet voorhanden is, valt uit de brief van deurwaarderskantoor Bouwhuis en Smit B. van 22 maart 2007 - die een kennelijk aan dat proces-verbaal ontleende omschrijving van die inboedel bevat - af te leiden dat er slechts sprake is van een inboedel van geringe waarde.
4.3. Bovendien bevat de brief de volgende passage:
De deurwaarder ter plaatse heeft naar aanleiding van de lijst van de in beslag genomen roerende zaken een beoordeling gemaakt van de gemiddelde opbrengst in de regio. De beoordeling is gebaseerd op zijn ervaring met de opkopers waar de deurwaarder veelal mee te maken heeft. Een verkoop wordt bij opbod gehouden, de exacte opbrengst kan vooraf niet worden bepaald. De opbrengst van de roerende zaken staat niet in verhouding tot de opbrengst bij vrijwillige verkoop.
De gemiddelde kosten bij een executoriale verkoop bedragen exclusief BTW:
advertentie 225,00
aanplakker 70,10
aanzegging 56,05
proces-verbaal verkoop 245,33
slotenmaker 200,00
totaal excl. BTW 796,48
Indien de werkzaamheden van de deurwaarder drie uur overschrijden, dan wordt er een bedrag van € 17,56 excl. BTW per kwartier extra in rekening gebracht.
Gelet op de waarde van de inboedel enerzijds en de naar verwachting te maken kosten anderzijds, achtte de deurwaarder het blijkens de brief in maart 2007 niet “opportuun”de openbare verkoop door te zetten.
4.4. Ook thans moet worden aangenomen dat die opbrengst gering zal zijn en de kosten waarschijnlijk niet zal overtreffen. Weliswaar heeft gedaagde aangevoerd dat een bevriende relatie bereid is voor de inboedel €1.200,00 te betalen en wellicht zelfs € 1.500,00, maar een bindende toezegging zelf is niet voorhanden, zodat dit voorshands als weinig serieus moet worden aangemerkt.
4.5. Maar ook wanneer ten gunste van gedaagde moet worden aangenomen dat die toezegging gestand zal worden gedaan en dat de inzet van een slotenmaker niet nodig zal zijn en de deurwaarder niet langer behoeft te werken dan drie uur, zal de netto opbrengst in het meest gunstige geval maximaal € 1.500,00 min de kosten ad € 710,00 (incl. btw) =
€ 790,00 bedragen.
4.6. Daar staat tegenover dat louter ter afwending van openbare verkoop door eiser reeds een bedrag van in totaal € 1.600,00 is betaald. Hoewel bij die betalingen door gedaagde niet is toegezegd van de openbare verkoop definitief af te zien, betekent doorzetten van die openbare verkoop wèl dat zij onder die omstandigheden - dus waarin zij alleen met dreigen van openbare verkoop een bedrag heeft binnengehaald dat de daadwerkelijk bij openbare verkoop te realiseren opbrengst ruimschoots overtreft - met het alsnog openbaar verkopen van die inboedel misbruik van (executie-)bevoegdheid maakt.
4.7. Het feit dat met het beslag op de arbeidsongeschiktheidsuitkering maar een zeer gering bedrag van de schuld wordt afgelost en/of de omstandigheid dat eiser middels een opzettelijke onrechtmatige daad de vordering van gedaagde zou hebben veroorzaakt, maakt dat niet anders.
4.8. De conclusie van het bovenstaande is dat de gevraagde voorziening moet worden toegewezen.
4.9. Gelet op het feit dat de dwangsom een effectieve prikkel tot nakoming moet zijn enerzijds en anderzijds de mogelijkheid dat gedaagde belang zou hechten aan de openbare verkoop als nuisance value, wordt de dwangsom bepaalt op hieronder aangegeven bedrag.
4.10. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5.1. beveelt gedaagde de openbare verkoop van de inboedelgoederen van eiser op 27 september 2007 te staken;
5.2. bepaalt dat gedaagde wanneer zij in strijd met deze veroordeling handelt een dwangsom verbeurt van € 3.000,00;
5.3. veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 1.151,32 te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 19.23.25.787 ten name van Arrondissement 536 's-Hertogenbosch onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer;
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.M. Strijbos en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2007.