ECLI:NL:RBSHE:2007:BB4477

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/849079-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en dwang tot prostitutie met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 25 september 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel. De verdachte heeft het slachtoffer, dat aanvankelijk vrijwillig in de prostitutie werkte, belemmerd in haar vrijheid om te stoppen met deze werkzaamheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer door geweld, bedreiging en misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen om in de prostitutie te blijven werken. De feiten beslaan een periode van bijna tien jaar, waarin het slachtoffer onder druk werd gezet om haar verdiensten af te staan aan de verdachte. De rechtbank heeft de aangifte van het slachtoffer, die op 22 november 2006 werd gedaan, als geloofwaardig beoordeeld. De verdachte ontkende de beschuldigingen en beweerde dat er geen relatie was tussen hem en het slachtoffer, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet geloofwaardig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer jarenlang heeft mishandeld en dat deze mishandeling een effectief middel was om het gedrag van het slachtoffer af te dwingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.

Uitspraak

verkort vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/849079-07
Datum uitspraak: 25 september 2007
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: PI Tilburg, HvB Koning Willem II.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 september 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 augustus 2007.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
(A)
hij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1
januari 1995 tot en met 30 september 2000 te Drunen en/of Elshout en/of
Tilburg en/of 's-Gravenhage en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, een
ander, genaamd [slachtoffer], door geweld en/of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of met (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen
voortvloeiend overwicht en/of door misleiding tot de prostitutie heeft
gebracht, danwel onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft
ondernomen waarvan hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest
vermoeden, dat [slachtoffer] daardoor in de prostitutie belandde
en/of
(B)
hij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1
oktober 2000 tot en met 30 september 2002 te Drunen en/of Elshout en/of
Tilburg en/of 's-Gravenhage en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, een
ander, genaamd [slachtoffer], door geweld en/of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of met (een) andere
feitelijkhe(i)d(en)en heeft gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft bewogen zich
beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een
derde tegen betaling of onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft
ondernomen waarvan hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest
vermoeden, dat [slachtoffer] zich daardoor tot het verrichten van die handeling
beschikbaar stelde
en/of
(C)
hij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1
oktober 2002 tot en met 31 december 2004 te Drunen en/of Elshout en/of
Tilburg en/of 's-Gravenhage en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, een
ander, genaamd [slachtoffer], door geweld en/of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of met (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft bewogen zich
beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor
een derde tegen betaling of onder voornoemde omstandigheden enige handeling
heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest
vermoeden, dat [slachtoffer] zich daardoor tot het verrichten van die handeling
beschikbaar stelde
en/of
(D)
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005
tot en met 22 november 2006 te Drunen en/of Elshout en/of Tilburg en/of
's-Gravenhage en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, een ander, genaamd
[slachtoffer], door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of door dreiging met geweld en/of met (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
heeft gedwongen en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke
omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare
positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
arbeid of diensten (bestaande uit seksuele handelingen met of voor een derde
tegen betaling) of onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft
ondernomen waarvan verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat
[slachtoffer] zich daardoor tot het verrichten van die arbeid of diensten
beschikbaar zou stellen,
immers heeft hij, verdachte, (telkens):
- [slachtoffer] onder zijn invloedsfeer gebracht
en/of
- (in strijd met de waarheid) medegedeeld dat hij financiële problemen had
en/of
- [slachtoffer] heeft opgedragen om als prostituee te gaan werken, althans op
[slachtoffer] heeft ingepraat teneinde haar te bewegen om als prostituee te
gaan werken, in elk geval [slachtoffer] heeft voorgesteld om als prostituee te
gaan werken
en/of
- [slachtoffer] medegedeeld dat met de inkomsten uit haar (eventuele) werk als
prostituee zijn (beweerdelijke) financiële problemen konden worden opgelost
en/of
- [slachtoffer] naar een plaats gebracht en/of laten brengen/gaan, waar zij de
prostitutie kon bedrijven en/of haar van die plaats opgehaald en/of laten
ophalen
en/of
- gecontroleerd/laten controleren of [slachtoffer] werkzaamheden (in de
prostitutie) verrichtte
en/of
- bij [slachtoffer] navraag gedaan/laten doen naar haar verdiensten (in de
prostitutie)
en/of
- die verdiensten van [slachtoffer] (in de prostitutie) geheel of gedeeltelijk
afgenomen en/of [slachtoffer] gedwongen en/of bewogen om die verdiensten geheel
of gedeeltelijk aan hem af te dragen
en/of
- [slachtoffer] (meermalen) geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt
en/of uitgescholden
en/of
- [slachtoffer] (meermalen) bedreigd;
[A: Sr art. 250ter (oud)]
[B: Sr art. 250a (oud)]
[C: Sr art. 250a (oud)]
[D: Sr art. 273f ]
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt:
De aangifte
Aangeefster heeft op 22 november 2006 aangifte gedaan tegen verdachte. Zij verklaart dat zij vaak door verdachte werd geslagen en dat zij door hem werd gedwongen om in de prostitutie te werken.
In haar verklaringen bij de politie en de rechter-commissaris vertelt zij dat zij verdachte in 1994 leerde kennen en op hem verliefd werd. Aangeefster werkte toen in de keuken van een bejaardenhuis. Zij was in dienst van de (naam Stichting). Begin 1995 vertelde verdachte haar dat hij financiële problemen had. Hij vroeg haar of zij voor hem als raamprostituee wilde gaan werken. Zij stemde daarmee in. Aangeefster verklaart dat zij in de beginperiode vrijwillig voor verdachte werkte om hem in de gelegenheid te stellen zijn schulden af te lossen. Tot oktober 2005 werkte zij in Den Haag, van januari 2006 tot eind november 2006 op de Wallen in Amsterdam. Al het geld dat zij verdiende moest zij aan verdachte afstaan. Na ongeveer een jaar moest zij van verdachte steeds vaker werken. Eerst op feestdagen en in vakanties, later ook op doordeweekse dagen, omdat verdachte vond dat zij in de weekenden alleen niet genoeg kon verdienen. Aangeefster behield haar baan bij de (naam Stichting). Door de week reisde ze nadat ze klaar was met haar werk in het bejaardenhuis naar Den Haag, werkte daar van ongeveer 19.00 uur tot sluitingstijd, sliep enkele uren en ging 's-ochtends om 6.00 uur weer naar haar werk in (naam plaats). In het weekend maakte zij in Den Haag langere dagen. Zij werkte soms 7 dagen per week. Zij mocht van verdachte een keer in de week naar haar moeder. Verder mocht zij van verdachte nergens naar toe. Wanneer zij niet genoeg verdiend had mocht zij niet gaan. Aangeefster verklaart dat verdachte toen haar relatie met verdachte minder werd hij haar steeds vaker mishandelde. Volgens haar begon verdachte ongeveer 8 a 9 jaar geleden haar te slaan en schoppen. Ze moest steeds meer geld verdienen. Verdachte kwam regelmatig op de werkplek om te controleren of ze genoeg verdiende. Toen aangeefster verdachte vertelde dat ze wilde stoppen sloeg en schopte hij haar, bedreigde haar met een mes en dreigde haar familie iets aan te doen. Aangeefster verklaart dat ze bang voor hem was en dat zij niet wist hoe zij uit de situatie weg kon. Uit angst durfde zij tegen niemand te zeggen dat ze door verdachte werd geslagen en dat ze door hem tot prostitutie werd gedwongen. Verdachte sloeg haar wanneer ze niet genoeg geld verdiende, wanneer ze niet luisterde, wanneer hij dacht dat ze vreemd was gegaan of wanneer zij in gewicht was toegenomen.
Het standpunt van verdachte
Verdachte ontkent dat hij een relatie met aangeefster heeft gehad. Hij heeft een stukadoorsbedrijf en verrichtte in dat kader zo nu en dan klusjes bij haar in huis. Hij leende soms geld van haar en hij bezocht met haar enkele keren de parenclub (naam club) in Muiden. Hij verklaart dat hij haar niet heeft mishandeld. Hij wist niet dat zij zich prostitueerde. Hij heeft haar dus zeker niet tot prostitutie gedwongen.
De raadsman van verdachte heeft kort samengevat aangevoerd dat aangeefster vrijwillig in de prostitutie is gaan werken. Zij is een mondige volwassen vrouw en heeft er ook zelf voor gekozen al die jaren in de prostitutie werkzaam te blijven. Zij heeft nooit signalen gegeven dat zij zich tegen haar wil prostitueerde. Dat zij gedwongen zou zijn is niet aannemelijk omdat zij talloze mogelijkheden onbenut heeft gelaten om zichzelf van verdachte te bevrijden. Er waren vele momenten waarop zij personen had kunnen benaderen met de vraag haar te beschermen. De raadsman noemt de zedenpolitie, haar collega's van de (naam stichting), haar collega-prostituees of haar vaste klanten met wie zij een vertrouwensband had.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank ziet zich geplaatst voor de vragen of er tussen verdachte en aangeefster een meer dan oppervlakkige relatie bestond, of verdachte aangeefster heeft mishandeld en of aangeefster door verdachte tot prostitutie werd gedwongen.
De relatie tussen verdachte en aangeefster
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij niet meer dan een oppervlakkige relatie had met aangeefster, niet geloofwaardig.
Verdachte heeft over de relatie tussen hem en aangeefster bij de diverse verhoren bij de politie en het onderzoek ter terechtzitting verschillend verklaard. Aanvankelijk verklaart hij aangeefster amper te kennen. Na confrontatie met verklaringen van getuigen en stukken in het dossier stelt hij zijn verklaring weliswaar enigszins bij, maar blijft hij ontkennen dat hij met aangeefster een relatie had.
Dat aangeefster en verdachte veelvuldig contact hadden met elkaar blijkt uit diverse verklaringen van getuigen.
Familieleden van aangeefster noemen verdachte de vriend van aangeefster en verklaren over een langdurige relatie. In het dossier bevinden zich foto's van twee familiefeesten waarop ook verdachte zich herkent als een van de aanwezigen. De collega's van het bejaardenhuis kennen verdachte als de vriend van aangeefster. Hij heeft met haar een personeelsfeest bezocht en is op bezoek geweest bij een bevriende collega. De verzekeringsagent (naam verzekeringsagent) vertelt dat verdachte en aangeefster altijd samen kwamen om de verzekering van verschillende auto's die zij in de loop van de jaren hadden te betalen. Volgens hem stond de verzekering van de auto's op naam van aangeefster, maar waren de auto's bij verdachte in gebruik. Ook uit de financiële administratie van aangeefster blijkt van een meer dan incidenteel contact.
Werd aangeefster door verdachte mishandeld?
De verklaring van aangeefster dat zij door verdachte vaak werd mishandeld vindt steun in de verklaringen van verschillende getuigen en de waarnemingen van verbalisanten bij het opnemen van de aangifte. De verbalisanten zien verschillende bloeduitstortingen. Zij hebben daarvan foto's gemaakt en aan het dossier toegevoegd. Collega's van aangeefster van het bejaardenhuis verklaren dat aangeefster vaak onder de blauwe plekken zat. Hoewel aangeefster dit daarnaar gevraagd ontkende vermoedden haar collega’s dat ze door haar vriend werd geslagen, met name omdat zij zo vaak blauwe plekken had en omdat zij de verklaring die aangeefster daarvoor gaf niet geloofden. Ook collega-prostituees hebben aangeefster vaak met forse blauwe plekken gezien. Tegen [getuige 1] en [getuige 2] heeft zij verteld dat verdachte haar schopte en sloeg. [getuige 1] heeft verklaard dat zij een keer heeft gezien dat aangeefster een blauw oog had toen verdachte haar werkplek verliet. [getuige 2] zegt dat zij heeft gezien dat aangeefster met een blauw oog en kapotte bril terugkwam van haar vriend. Aangeefster vertelde haar toen ook dat haar vriend haar had geslagen. Enkele vaste klanten verklaren bij de politie dat aangeefster altijd over haar gehele lichaam blauwe plekken had. Volgens [getuige 3] leek het alsof zij heel hard geslagen of geschopt werd. Aan [getuige 4] heeft aangeefster verteld dat ze werd geslagen door haar vriend.
Werd aangeefster door verdachte tot prostitutie gedwongen?
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat een volwassen onafhankelijke vrouw vrijwillig kan besluiten zich te prostitueren en een ander uit de opbrengst van prostitutie te bevoordelen. In het Wetboek van Strafrecht is slechts strafbaar gesteld het door dwang, geweld, of andere feitelijkheid of dreigen met geweld of andere feitelijkheid in de prostitutie brengen van een ander tegen zijn wil. De in de wetsbepalingen gebruikte zinsnede "in de prostitutie brengen" omvat blijkens de wetsgeschiedenis en vaste jurisprudentie van de Hoge Raad tevens iedere gedraging gericht tegen een persoon er toe strekkende deze te belemmeren in zijn vrijheid met prostitutie op te houden ongeacht de vraag of deze daarmee vrijwillig is begonnen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat aangeefster in de beginperiode vrijwillig in de prostitutie werkzaam is geweest. De rechtbank acht niet bewezen dat zij door misbruik van het uit de feitelijke verhouding tussen aangeefster en verdachte voortvloeiend overwicht of door misleiding van aangeefster door verdachte in de prostitutie is beland. Zij was weliswaar verliefd, aanmerkelijk jonger dan verdachte en had weinig levenservaring, maar er zijn onvoldoende aanwijzingen dat aangeefster zodanig onder invloed stond van verdachte dat zij niet vrij was in haar keuze om in de prostitutie te gaan werken.
Aangeefster verklaart ook zelf dat zij, weliswaar op verzoek van verdachte, maar vrijwillig voor de prostitutie heeft gekozen. Zij was verliefd en wilde geld verdienen om verdachte in staat te stellen zijn schulden af te lossen.
Een aantal jaren later echter was er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake meer van vrijwillige prostitutie.
De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de volgende feiten en omstandigheden en overweegt daartoe het volgende.
- Verdachte had financieel belang bij het voortduren van de prostitutie. Aangeefster heeft verklaard dat zij al haar inkomsten uit prostitutie moest afdragen aan verdachte. Deze verklaring van aangeefster vindt steun in de verklaringen van collega-prostituees [getuige 2] en [getuige 1] aan wie aangeefster vertelde dat zij haar verdiensten aan verdachte moest afgeven. Vaste klant [getuige 3] verklaart dat aangeefster hem vertelde dat ze extra hard moest werken omdat haar vriend een nieuwe auto wilde kopen. Uit de stukken, waaronder bankafschriften van de bankrekening van aangeefster, een aankoopnota van een Mercedez, waarvan getuigen bevestigen dat die door verdachte werd gebruikt, blijkt dat verdachte regelmatig geld ontving van aangeefster.
- Verdachte heeft aangeefster jarenlang mishandeld. Mishandeling is in het algemeen een effectief middel om gedrag af te dwingen. Aangeefster verklaart ten overstaan van de rechter-commissaris dat zij doordat verdachte haar sloeg en schopte in een dwangsituatie verkeerde. Zij was zo bang van verdachte dat ze niet tegen zijn zin in durfde te stoppen met de prostitutie. Dat aangeefster bang was voor verdachte kan ook worden afgeleid uit de omstandigheid dat zij contact zocht met de politie voordat zij haar werk in de prostitutie beëindigde. Ook heeft zij, omdat zij zich door verdachte bedreigd voelde, het slot van haar woning vernieuwd en is zij enkele weken ondergedoken in een blijf van mijn lijf huis.
- Ten slotte draagt aan de overtuiging dat aangeefster niet vrijwillig in de prostitutie bleef werken bij dat zij haar werk onder dusdanig zware omstandigheden verrichtte, dat het niet aannemelijk is dat zij daarvoor zelf heeft gekozen. Nadat zij aanvankelijk alleen in de weekenden werkte, werkte zij al na enige tijd ook door de week, in vakanties en tijdens feestdagen. Aangeefster heeft tot haar ontslag in oktober 2005 naast haar prostitutiewerkzaamheden een baan gehad in een bejaardenhuis. Een raamexploitant uit Amsterdam verklaart dat aangeefster de laatste tijd (zomer-najaar 2006) voor 4 dagen en 6 nachten een raam huurde. "Zij was zo vaak op de Wallen dat we er niet bij stil hebben gestaan dat ze ook een privé leven had", zo verklaart hij. Ook een beheerster van een raamprostitutiepand in Den Haag vertelt dat aangeefster na een/anderhalf jaar in de weekenden gewerkt te hebben steeds vaker kwam werken, steeds een dag er bij. Op het laatst gebruikte ze sponsjes, zodat ze ook tijdens haar menstruatie door kon werken, aldus haar verklaring. De omstandigheden waaronder aangeefster werkte vormden voor haar collega [getuige 1] aanleiding om de werkgever van aangeefster te vertellen dat aangeefster in de prostitutie werkte. [getuige 1] maakte zich zorgen over de gezondheid van aangeefster en wilde met de melding bewerkstelligen dat aangeefster werd geholpen. [getuige 5], teamleidster bij de (naam Stichting) bevestigt deze verklaring van [getuige 1]. [getuige 1] vertelde haar dat aangeefster naast haar werkzaamheden in het bejaardenhuis 7 dagen in de week als prostituee werkte, dat zij er stellig van overtuigd was dat aangeefster door haar vriend werd mishandeld en dat hij al het geld dat zij met prostitutie verdiende afnam.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden bewezen dat verdachte aangeefster, nadat zij aanvankelijk vrijwillig had gekozen voor het werk in de prostitutie, heeft belemmerd in haar vrijheid op te houden met prostitutie.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen dan ook wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
(A)
op tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 1998 tot en met 30 september 2000 te Drunen en/of Elshout en/of Tilburg en/of ’s-Gravenhage, een ander, genaamd [slachtoffer], door geweld en andere feitelijkheden en door bedreiging met geweld tot de prostitutie heeft gebracht en
(B)
op tijdstippen gelegen in de periode van 1oktober 2000 tot en met 30 september 2002 te Drunen en/of Elshout en/of Tilburg en/of ’s-Gravenhag, een ander, genaamd [slachtoffer], door geweld en andere feitelijkheiden en door bedreiging met geweld heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een
derde tegen betaling en
(C)
op tijdstippen gelegen in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 31 december 2004 te Drunen en/of Elshout en/of Tilburg en/of 's-Gravenhage, een ander, genaamd [slachtoffer], door geweld en andere feitelijkheiden en door bedreiging met geweld heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling en
(D)
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2005 tot en met 22 november 2006 te Drunen en/of Elshout en/of Tilburg en/of 's-Gravenhage en/of Amsterdam, een ander, genaamd
[slachtoffer], door geweld en andere feitelijkheiden en door dreiging met geweld
heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten (bestaande uit seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
immers heeft hij, verdachte, telkens:
- [slachtoffer] opgedragen om als prostituee te gaan werken,
- gecontroleerd of [slachtoffer] werkzaamheden (in de prostitutie) verrichtte en
- bij [slachtoffer] navraag gedaan naar haar verdiensten (in de prostitutie) en
- [slachtoffer] bewogen om die verdiensten geheel of gedeeltelijk aan hem af te dragen en
- [slachtoffer] (meermalen) geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en
- [slachtoffer] (meermalen) bedreigd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 27, 250ter oud, 250a oud, 273f
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van voorarrest.
De op te leggen straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de mate van het leed dat aan het slachtoffer is aangedaan, te weten een ernstige aantasting van lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer, alsmede dat verdachte zich om het lot van het slachtoffer kennelijk volstrekt niet heeft bekommerd;
- het door verdachte gepleegde strafbare feit herbergt een aspect van een vorm van moderne slavernij in zich waarbij verdachte zijn persoonlijk gewin uitdrukkelijk boven de vrijheid en belangen van zijn slachtoffer stelde en hij niet schroomde om daarbij het nodige geweld en bedreigingen met geweld toe te passen;
- gedurende een langere periode, ongeveer 9 jaar, bevond het slachtoffer zich in een afhankelijke positie ten opzichte van verdachte en was weinig weerbaar, hetgeen verdachte wist en waarvan hij stelselmatig gebruik heeft gemaakt;
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken.
De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank heeft daarbij ook in aanmerking genomen dat verdachte zich niet eerder aan een soortgelijk feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf nu de rechtbank een kortere periode, zoals deze ten laste is gelegd onder A, bewezen heeft verklaard omdat het slachtoffer [slachtoffer] in de beginperiode op vrijwillige basis zich beschikbaar heeft gesteld tot het verrichten van sexuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf :
A. Mensenhandel (artikel 250ter oud)
B. Een ander door geweld en een andere feitelijkheid en door bedreiging met
geweld dwingen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van sexuele
handelingen met een derde tegen betaling (artikel 250a oud)
C. Een ander door geweld en een andere feitelijkheid en door bedreiging met
geweld dwingen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van sexuele
handelingen met een derde tegen betaling (artikel 250a oud)
D. Mensenhandel (artikel 273a oud, periode 1 januari 2005 - 31 augustus 2006)
en
Mensenhandel (artikel 273f, periode 1 september 2006 - 22 november 2006)
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
Gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. M. Lammers en mr. G.J. Roeterdink, leden,
in tegenwoordigheid van Y.A.M. Janssen, griffier,
en is uitgesproken op 25 september 2007.
Mr. Roeterdink is buiten staat dit vonnis te ondertekenen