ECLI:NL:RBSHE:2007:BB3296

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/849210-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige na affectieve relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 11 september 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarige. De tenlastelegging betrof ontuchtige handelingen met een slachtoffer dat op het moment van de feiten de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meer dan twee jaar een serieuze affectieve relatie met het slachtoffer had, waarin sprake was van oprechte wederzijdse genegenheid en betrokkenheid. Dit aspect heeft de rechtbank meegewogen in haar beslissing over de strafmaat.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter besloten om geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte had moeten begrijpen dat hij zich als volwassene diende te onthouden van seksuele handelingen met een minderjarige, maar heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke gevolgen voor de verdachte en de aard van de relatie met het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 224 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens is er een contactverbod opgelegd met het slachtoffer gedurende de eerste twaalf maanden van de proeftijd. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat deze niet van zo eenvoudige aard was dat zij zich leende voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank heeft de kosten van partijen gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

verkort vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/849210-07
Datum uitspraak: 11 september 2007
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951,
wonende te [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 augustus 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 juli 2007.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2004 tot
en met 12 augustus 2006 te 's-Hertogenbosch en/of Berlicum, in elk geval in
het arrondissement 's-Hertogenbosch en/of in Nederland, met [slachtoffer]
(geboren (geboortedatum) 1990), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die
van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte:
- (meermalen) zijn penis in de vagina en/of mond [slachtoffer] gebracht
en/of
- (meermalen) zijn vinger(s) in de vagina [slachtoffer] gebracht
en/of
- (meermalen) zijn tong in de vagina en/of mond [slachtoffer] gebracht
en/of
- (meermalen) de vagina en/of borst(en) van [slachtoffer] betast en/of
gestreeld en/of gelikt
en/of
- (meermalen) zich laten aftrekken door [slachtoffer], althans zijn penis door
[slachtoffer] laten vasthouden;
[Sr art. 245]
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. op tijdstippen in de periode van 1 juni 2004 tot en met 12 augustus 2006 te 's-Hertogenbosch en/of Berlicum, in elk geval in het arrondissement 's-Hertogenbosch, met [slachtoffer] (geboren (geboortedatum) 1990), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte:
- zijn penis in de vagina en/of mond van [slachtoffer] gebracht
en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] gebracht
en/of
- zijn tong in de vagina en/of mond van [slachtoffer] gebracht
en/of
- de vagina en/of borst(en) van [slachtoffer] betast en/of gestreeld en/of gelikt
en/of
- zich laten aftrekken door [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 245.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Voorts toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met referte aangaande de hoogte van het toe te wijzen bedrag. Ingeval van matiging verzoekt de officier van justitie het toe te wijzen bedrag bij wijze van voorschot toe te wijzen met niet-ontvankelijkverklaring voor het overig gevorderde.
De op te leggen straffen.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de mate van het leed dat aan het slachtoffer is aangedaan, te weten een aantasting van lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer;
- de jeugdige leeftijd van het slachtoffer.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid:
- verdachte werd terzake strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde strafbare feiten niet eerder tot straf veroordeeld;
- verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed inziet;
- verdachte heeft de door hem gepleegde strafbare feiten bij de aanvang van het tegen hem ingestelde onderzoek toegegeven en tevens zijn volledige medewerking aan dat onderzoek verleend;
- het in de openbaarheid komen van de relatie tussen verdachte en het slachtoffer en het daarop volgende strafrechtelijke onderzoek heeft ertoe geleid dat verdachte veel persoonlijke contacten, waaronder die met zijn vier kinderen, heeft verloren;
- de werkgever van verdachte stelt kennelijk een zodanig vertrouwen in (het uitblijven van recidive) bij verdachte dat hij zijn werkzaamheden als docent op korte termijn kan hervatten.
Voormelde omstandigheden geven de rechtbank aanleiding te kiezen voor een lagere gevangenisstraf en een andere strafmodaliteit dan door de officier van justitie gevorderd.
Daarnaast overweegt de rechtbank nog het volgende.
Verdachte had moeten begrijpen dat van hem als volwassene werd verwacht dat hij zich zou onthouden van seksuele handelingen met een – aanvankelijk – slechts dertienjarige. De wetgever heeft met de onderhavige strafbaarstelling ook beoogd de minderjarige te beschermen tegen de verleiding die mede van haarzelf uitgaat.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is echter gebleken dat tussen verdachte en het slachtoffer gedurende een periode van meer dan twee jaar sprake is geweest van een zodanig serieuze affectieve relatie, waarbinnen sprake was van oprechte wederzijdse genegenheid en betrokkenheid, dat het opleggen van een langere gevangenisstraf dan de tijd gedurende welke verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, niet past bij het verwijt dat een verdachte wordt gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat het belang dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van nieuwe toenadering tot het slachtoffer, voldoende gewaarborgd is door het aan verdachte opleggen van de hierna te melden bijzondere voorwaarde.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien
jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede
bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
- een gevangenisstraf voor de duur van 224 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
en bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde gedurende de eerste twaalf maanden van de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met de in deze strafzaak genoemde en aan veroordeelde bekende, bij een algeheel contactverbod belang hebbende persoon (slachtoffer), een en ander met dien verstande dat onder dit contactverbod niet vallen contacten van of door tussenkomst van de advocaat van veroordeelde met genoemde persoon.
- een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer], in haar vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 29 augustus 2007 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.L.P. Crombeen, voorzitter,
mr. H.M.H. de Koning en mr. I.M. Nusselder, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 11 september 2007.